ECLI:NL:GHSHE:2009:BI4013

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.005.778
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • F. Fikkers
  • A. van Laarhoven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door politie bij niet in beslag nemen van vermoedelijk gestolen auto

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 april 2009, gaat het om een hoger beroep van VHV Vereinigte Hannoversche Versicherung AG tegen de Regiopolitie Limburg-Noord. De zaak betreft de onrechtmatige daad van de politie door een vermoedelijk gestolen Jaguar E-type niet in beslag te nemen. De auto was in 1997 in Duitsland ontvreemd en VHV had de eigenaar, [X.], schadeloos gesteld. In januari 2005 werd de auto gesignaleerd bij [Y.], maar de politie ondernam geen actie om de auto in beslag te nemen, omdat zij twijfelden aan de identiteit van de auto en de eigenaar. VHV stelde dat de politie onrechtmatig had gehandeld door de auto niet in beslag te nemen, wat hen schade had berokkend.

Het hof oordeelde dat de Regiopolitie niet onrechtmatig had gehandeld. De verbalisanten hadden adequaat gereageerd op de melding en de gegevens gecontroleerd. De politie had beleidsvrijheid in de beoordeling van de situatie en de keuze om niet direct tot inbeslagname over te gaan was niet onzorgvuldig. Het hof concludeerde dat VHV niet voldoende had aangetoond dat de Regiopolitie tekort was geschoten in haar zorgplicht. De eerdere weigering van de politie in Maastricht om de aangifte van [X.] op te nemen, kon niet aan de Regiopolitie worden verweten. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en verklaarde VHV niet ontvankelijk in haar beroep tegen het vonnis van 6 december 2006, en veroordeelde VHV in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

typ. SH
zaaknr. HD 103.005.778
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
tweede kamer, van 21 april 2009,
gewezen in de zaak van:
de vennootschap naar Duits recht VHV VEREINIGTE HANNOVERSCHE VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Hannover (Duitsland),
appellante bij exploot van dagvaarding van 4 oktober 2007,
advocaat: mr. M. Franke,
tegen:
het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam REGIOPOLITIE LIMBURG-NOORD,
zetelend te Venlo,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
advocaat: mr. R.H. van Muijen,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Roermond gewezen vonnissen van 6 december 2006 en 4 juli 2007 (hersteld op 8 augustus 2007) tussen appellante - VHV - als eiseres en geïntimeerde – de Regiopolitie - als een van de gedaagde partijen.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 75825/HA ZA 06-687)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft VHV haar eis gewijzigd, vier grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot als aan het slot van die memorie omschreven.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft de Regiopolitie, onder overlegging van producties, de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. VHV heeft geen grieven gericht tegen het vonnis van 6 december 2006, zodat zij in haar beroep tegen dit vonnis niet kan worden ontvangen.
4.2.1. In overweging 2.1-2.4 van het vonnis van 4 juli 2007 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.2.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Een aan [X.] toebehorende Jaguar E-type (V12 cabriolet, lakkleur british racing green met zwart dak, Duits kenteken [kentekennummer A.], chassisnummer [chassisnummer A.], motornummer [motornummer A.], bijzondere kenmerken onder meer: kleine deuk op motorkap/ beschadiging op spatbord aan linkervoorzijde/ badge met Engelse vlag/ RVS-uitlaat/ Pirelli-banden met witte streep/ leren versnellingspook)is op 10 augustus 1997 in Nurnberg (Duitsland) ontvreemd.
[X.] heeft in Duitsland aangifte van diefstal gedaan. Bij deze aangifte werden, naast het chassis-, motor- en kenteken- nummer, vermeld de kleine deuk op de motorkap en de beschadiging op het spatbord aan de linkervoorzijde.
[X.] was tegen diefstal verzekerd bij VHV en deze heeft hem tot een bedrag van € 59.667,76 schadeloos gesteld, waardoor VHV is gesubrogeerd in de rechten van [X.].
[X.] heeft bij gelegenheid van de autotentoonstelling in Maastricht op 14 en 15 januari 2005 een Jaguar E-type zien staan, waarvan hij meende dat dit de aan hem ontstolen auto was. De auto was tentoongesteld door [Y.].
[X.] heeft bij de politie in Maastricht (ressorterend onder de Regiopolitie Limburg Zuid) hiervan melding gemaakt. Hij heeft de politie aldaar eveneens op de hoogte gesteld van de gegevens en kenmerken van die auto (als hierboven onder 1 vermeld). De politie in Maastricht heeft deze aangifte niet willen ontvangen, omdat [X.] geen eigenaar meer was van de auto, en zij heeft geen verdere actie ondernomen.
Een vervolgens door VHV ingeschakelde privédetective heeft op 18 januari 2005 aan de politie Roerstreek, welke deel uitmaakt van de Regiopolitie Limburg Noord, gemeld dat een van diefstal afkomstige Jaguar E-type in de werkplaats van [Y.] te [vestigingsplaats] aanwezig was. Deze privédetective heeft aan de politie het Duitse proces-verbaal van aangifte gefaxt en de politie verzocht tot inbeslagneming van de Jaguar over te gaan.
Twee verbalisanten van de politie, vergezeld van een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, zijn ongeveer een uur na deze melding naar het bedrijf van [Y.] gegaan. Zij troffen daar een Jaguar aan, zonder kenteken. Desgevraagd toonde [Y.] Duitse autopapieren, waaruit zou blijken dat de aldaar aanwezige auto het kenteken [kentekennummer B.] en het chassisnummer [chassisnummer B.] had, en toebehoorde aan ene [Z.]. De verbalisanten hebben het chassisnummer gecontroleerd. De verbalisanten zijn niet overgegaan tot inbeslagneming.
Na terugkomst op het bureau hebben de verbalisanten contact opgenomen met de privédetective. Nadat deze daarover navraag had gedaan bij [X.], heeft hij aan de verbalisanten enkele bijzondere kenmerken van de gestolen Jaguar meegedeeld. Een tweede bezoek aan het bedrijf van [Y.] had geen resultaat omdat het bedrijf gesloten was. De volgende ochtend constateerde een van de verbalisanten dat de Jaguar, die zij eerder hadden gezien, niet meer op het bedrijf van [Y.] aanwezig was.
Later onderzoek bracht aan het licht dat het door [Y.] getoonde Duitse kentekenbewijs vervalst moet zijn geweest.
4.2.3. VHV heeft de Regiopolitie, [Y.] en nog drie anderen in rechte betrokken en van dezen hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 61.459,-- gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen omdat zij, kort gezegd, onvoldoende onderbouwd gesteld achtte dat de bij [Y.] aangetroffen Jaguar de in 1997 van [X.] gestolen Jaguar was. In hoger beroep is nog slechts de Regiopolitie door VHV gedagvaard.
4.3. De grieven van VHV zijn alle gericht tegen de oordelen van de rechtbank met betrekking tot de identiteit van de bij [Y.] aangetroffen Jaguar, en de vraag of deze auto nu wel of niet dezelfde was, als de aan [X.] ontstolen auto. Het hof komt echter niet aan de behandeling van deze grieven toe op grond van het navolgende.
4.4.1. De grondslag van de vordering van VHV in eerste aanleg was dat de Regiopolitie jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de verbalisanten – in dienst bij de Regiopolitie – de Jaguar niet strafrechtelijk in beslag hebben genomen, toen zij deze op 18 januari 2005 aantroffen in de werkplaats van [Y.]. Hierdoor heeft VHV de auto niet kunnen revindiceren, en heeft zij schade geleden.
4.4.2. In de memorie van grieven wordt deze grondslag aangevuld met het verwijt dat “de politie” de aangifte van [X.] van 14 januari 2005 niet in ontvangst heeft willen nemen. Als zij dat wel had gedaan, had VHV direct maatregelen kunnen nemen, aldus VHV. Bovendien waren de verbalisanten, toen zij op 18 januari 2005 ‘s middags bij [Y.] een onderzoek instelden, in dat geval reeds in een eerder stadium op de hoogte geweest van de bijzondere kenmerken van de aan [X.] ontvreemde Jaguar. Door echter onvoorbereid aan hun onderzoek te beginnen hebben de verbalisanten [Y.] gealarmeerd, zodat deze daarna – voordat de verbalisanten voorbereid terugkwamen - voldoende tijd heeft gehad om maatregelen te treffen (hof: de auto te doen verdwijnen), aldus VHV.
4.4.3. Dit verwijt wordt naar het oordeel van het hof ten onrechte geuit jegens de Regiopolitie. Allereerst was de mislukte aangifte door [X.] op 14 januari 2005 – waarbij deze onbetwist melding heeft gemaakt van meerdere bijzondere kenmerken van de aan hem ontstolen Jaguar - gedaan bij de politie in Maastricht. Wat er ook zij van de weigering van de politie in Maastricht om de aangifte van [X.] op te nemen, door VHV is niet, althans onvoldoende, gesteld waarom dat verwijt aan de Regiopolitie Limburg Noord kan worden tegengeworpen.
4.4.4. Door VHV is voorts niet betwist dat de door VHV zelf ingeschakelde privédetective de Regiopolitie bij zijn melding niet heeft geïnformeerd over de bijzondere kenmerken van de Jaguar. In de omstandigheden van dit geval lag het op de weg van de privédetective (wiens niet-handelen aan VHV kan worden toegerekend) om de Regiopolitie van deze kenmerken op de hoogte te stellen bij het doen van de melding. Vast staat immers dat de politie Maastricht aan [X.] – naar diens stellingen – had medegedeeld dat zij niet (me¬teen) met de melding aan de slag kon gaan, zodat VHV en de privédetective er niet van hebben mogen uitgaan dat de bijzondere kenmerken bekend waren bij de politie Roerstreek (die valt onder de Regiopolitie Limburg Noord). Dat de privédetective op dat moment kennelijk zelf nog niet op de hoogte was van de bijzondere kenmerken, kan niet aan de Regiopolitie worden verweten.
Nu voorts gesteld noch gebleken is dat de privédetective de Regiopolitie op de hoogte heeft gesteld van de eerdere mislukte aangifte van [X.] en van het feit dat [X.] toen bijzondere kenmerken van de gestolen auto had vermeld, kon van de Regiopolitie ook niet verwacht te worden dat deze eigener beweging ging informeren. Evenmin kan in deze omstandigheden de verbalisanten verweten worden dat zij onvoorbereid op pad zijn gegaan, nu gesteld noch gebleken is dat de verbalisanten op dat moment wisten dat er elders meer gegevens over de gestolen Jaguar te halen zouden zijn geweest.
4.5.1. Derhalve blijft over het verwijt aan de Regiopolitie dat zij de Jaguar, die de verbalisanten aantroffen bij [Y.], niet strafrechtelijk in beslag heeft genomen.
4.5.2. Het hof is van oordeel dat van onrechtmatig handelen door de Regiopolitie geen sprake is geweest. Van de politie kan verwacht worden dat zij na een melding of aangifte adequaat reageert door een onderzoek in te stellen en zo nodig de noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen. Schiet de politie tekort in de van haar te verwachten zorg in dit verband dan kan zij aansprakelijk zijn uit onrechtmatige daad voor de daardoor ontstane schade. Wat die zorgplicht inhoudt en hoever deze precies strekt moet van geval tot geval worden beoordeeld; in ieder geval heeft de politie een haar toekomende beleidsvrijheid bij de vaststelling van wat haar zorgplicht inhoudt, mede bezien in het licht van de aan haar opgedragen taken.
4.5.3. In het onderhavige geval zijn de verbalisanten naar aanleiding van een melding dat een ruim 7 jaar daarvoor in Duitsland gestolen Jaguar bij [Y.] zou zijn aangetroffen vrijwel onmiddellijk op onderzoek uitgegaan. Zij hebben de gegevens waarover zij beschikten voor het grootste deel gecontroleerd (immers, zij hebben wel het kenteken en het chassisnummer gecontroleerd, maar niet het motornummer). Naar aanleiding van de door hen gecontroleerde gegevens leek de aangetroffen Jaguar niet de gestolen auto te zijn. [Y.] kon de vragen van de verbalisanten over de herkomst en de eigenaar van de bij hem aanwezige Jaguar naar tevredenheid van de verbalisanten beantwoorden.
De strafvorderlijke taak van de politie bij het onderzoeken van een ruim 7 jaar oud in het buitenland gepleegd vermogensdelict noopte de verbalisanten naar het oordeel van het hof op dat moment niet tot meer actie dan die door hen was ondernomen.
4.5.4. VHV heeft de Regiopolitie verweten dat de verbalisanten, nadat [Y.] aan hen een Fahrzeugschein (en niet een Fahrzeugbrief) had getoond, niet naar een verkoopopdracht hebben gevraagd en genoegen hebben genomen met het niet door [Y.] beantwoord zijn van de vraag wie de eigenaar was van de auto (c.q. met een ontwijkend antwoord van [Y.] op die vraag). VHV stelt dat deze omstandigheden de verbalisanten ertoe hadden moeten bewegen over te gaan tot een nader onderzoek ter plekke.
4.5.5. Het hof verwerpt deze stelling. Naar het oordeel van het hof betekent het enkele feit dat de verbalisanten mogelijk ter plekke – eventueel met telefonische tussenkomst van hun collega’s op het bureau – die door [Y.] gemelde gegevens hadden kunnen controleren, nog niet dat de in dit geval door de verbalisanten gemaakte keuze (naar het bureau teruggaan om aldaar nader onderzoek te doen) een handelen inhoudt waartoe een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot niet zou zijn overgegaan. Naar het oordeel van het hof kan de Regiopolitie niet worden verweten dat de verbalisanten niet direct tot inbeslagname zijn overgegaan, maar daaraan voorafgaande eerst nadere informatie op het bureau hebben willen inwinnen. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat de politie met meer belangen – waaronder ook het belang van burgers om niet dan na een voldoende vermoeden van een strafbaar feit met een strafrechtelijk beslag te worden geconfronteerd – rekening heeft te houden en bij haar belangenafweging al die belangen heeft te betrekken. Het civielrechtelijk belang dat een benadeelde van een strafbaar feit bij een strafrechtelijk beslag kan hebben is slechts een van die belangen. Mede gelet op het feit dat de benadeelde van een diefstal ook zelf mogelijkheden heeft om revindicatoir beslag te leggen op een hem ontstolen zaak, kan het feit dat de verbalisanten niet direct zijn overgegaan tot een strafrechtelijk beslag de Regiopolitie niet zonder meer als onzorgvuldig handelen worden verweten.
Meer of andere gronden waarom de Regiopolitie onrechtmatig jegens VHV zou hebben gehandeld zijn door VHV niet gesteld.
4.6. Gezien het vorenstaande behoeven de grieven bij gebrek aan belang geen bespreking meer en faalt het hoger beroep. Het beroepen vonnis zal – onder aanvulling van de gronden waarop het berust- worden bekrachtigd. VHV zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
verklaart VHV niet ontvankelijk in haar beroep tegen het tussen partijen uitgesproken vonnis van 6 december 2006;
bekrachtigt, onder aanvulling van de gronden waarop het berust, het tussen partijen uitgesproken vonnis van de rechtbank Roermond van 4 juli 2007 en het herstelvonnis van 8 augustus 2007;
veroordeelt VHV in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de Regiopolitie tot op heden begroot op € 1.845,-- aan verschotten en € 1.631,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Fikkers en Van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 april 2009.