4.2.1. In overweging 2.1-2.4 van het vonnis van 4 juli 2007 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.2.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Een aan [X.] toebehorende Jaguar E-type (V12 cabriolet, lakkleur british racing green met zwart dak, Duits kenteken [kentekennummer A.], chassisnummer [chassisnummer A.], motornummer [motornummer A.], bijzondere kenmerken onder meer: kleine deuk op motorkap/ beschadiging op spatbord aan linkervoorzijde/ badge met Engelse vlag/ RVS-uitlaat/ Pirelli-banden met witte streep/ leren versnellingspook)is op 10 augustus 1997 in Nurnberg (Duitsland) ontvreemd.
[X.] heeft in Duitsland aangifte van diefstal gedaan. Bij deze aangifte werden, naast het chassis-, motor- en kenteken- nummer, vermeld de kleine deuk op de motorkap en de beschadiging op het spatbord aan de linkervoorzijde.
[X.] was tegen diefstal verzekerd bij VHV en deze heeft hem tot een bedrag van € 59.667,76 schadeloos gesteld, waardoor VHV is gesubrogeerd in de rechten van [X.].
[X.] heeft bij gelegenheid van de autotentoonstelling in Maastricht op 14 en 15 januari 2005 een Jaguar E-type zien staan, waarvan hij meende dat dit de aan hem ontstolen auto was. De auto was tentoongesteld door [Y.].
[X.] heeft bij de politie in Maastricht (ressorterend onder de Regiopolitie Limburg Zuid) hiervan melding gemaakt. Hij heeft de politie aldaar eveneens op de hoogte gesteld van de gegevens en kenmerken van die auto (als hierboven onder 1 vermeld). De politie in Maastricht heeft deze aangifte niet willen ontvangen, omdat [X.] geen eigenaar meer was van de auto, en zij heeft geen verdere actie ondernomen.
Een vervolgens door VHV ingeschakelde privédetective heeft op 18 januari 2005 aan de politie Roerstreek, welke deel uitmaakt van de Regiopolitie Limburg Noord, gemeld dat een van diefstal afkomstige Jaguar E-type in de werkplaats van [Y.] te [vestigingsplaats] aanwezig was. Deze privédetective heeft aan de politie het Duitse proces-verbaal van aangifte gefaxt en de politie verzocht tot inbeslagneming van de Jaguar over te gaan.
Twee verbalisanten van de politie, vergezeld van een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, zijn ongeveer een uur na deze melding naar het bedrijf van [Y.] gegaan. Zij troffen daar een Jaguar aan, zonder kenteken. Desgevraagd toonde [Y.] Duitse autopapieren, waaruit zou blijken dat de aldaar aanwezige auto het kenteken [kentekennummer B.] en het chassisnummer [chassisnummer B.] had, en toebehoorde aan ene [Z.]. De verbalisanten hebben het chassisnummer gecontroleerd. De verbalisanten zijn niet overgegaan tot inbeslagneming.
Na terugkomst op het bureau hebben de verbalisanten contact opgenomen met de privédetective. Nadat deze daarover navraag had gedaan bij [X.], heeft hij aan de verbalisanten enkele bijzondere kenmerken van de gestolen Jaguar meegedeeld. Een tweede bezoek aan het bedrijf van [Y.] had geen resultaat omdat het bedrijf gesloten was. De volgende ochtend constateerde een van de verbalisanten dat de Jaguar, die zij eerder hadden gezien, niet meer op het bedrijf van [Y.] aanwezig was.
Later onderzoek bracht aan het licht dat het door [Y.] getoonde Duitse kentekenbewijs vervalst moet zijn geweest.
4.2.3. VHV heeft de Regiopolitie, [Y.] en nog drie anderen in rechte betrokken en van dezen hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 61.459,-- gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen omdat zij, kort gezegd, onvoldoende onderbouwd gesteld achtte dat de bij [Y.] aangetroffen Jaguar de in 1997 van [X.] gestolen Jaguar was. In hoger beroep is nog slechts de Regiopolitie door VHV gedagvaard.