ECLI:NL:GHSHE:2009:BI4778

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.006.185
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • F. Fikkers
  • A. Venhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep door niet tijdige inschrijving in het rechtsmiddelenregister

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een kort geding. De appellant, aangeduid als [X.], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de niet-tijdige inschrijving van het hoger beroep in het rechtsmiddelenregister, zoals voorgeschreven door artikel 3:301 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellant had op 15 mei 2008 hoger beroep ingesteld, maar verzuimde dit binnen de vereiste termijn van acht dagen in te schrijven.

Het hof oordeelde dat de niet-tijdige inschrijving leidt tot niet-ontvankelijkheid van de appellant in zijn hoger beroep. De appellant voerde aan dat de geïntimeerden, [Y.] c.s., niet benadeeld waren door de late inschrijving en daarom geen voldoende belang hadden om zich op de niet-ontvankelijkheid te beroepen. Het hof wees deze stelling van de hand, omdat de naleving van het inschrijvingsvoorschrift niet alleen de belangen van de partijen in deze procedure betreft, maar ook de rechtszekerheid voor derden waarborgt. Het hof benadrukte dat de rechter ambtshalve moet toetsen of aan het voorschrift is voldaan, ongeacht of de wederpartij zich op de schending beroept.

Het hof verklaarde [X.] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van [Y.] c.s. werden begroot op € 303,= aan verschotten en € 894,= aan salaris advocaat. Deze uitspraak volgt op een eerder tussenarrest van 2 december 2008, waarin het hof de zaak had verwezen naar de rol om [X.] in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van de tijdige inschrijving. Aangezien [X.] hierin niet slaagde, werd de niet-ontvankelijkheid bevestigd.

Uitspraak

typ. KM
zaaknr. HD 200.006.185
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
tweede kamer, van 10 maart 2009,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [X.],
advocaat: mr. J.B.J.G.M. Schyns,
tegen:
1. [Y.],
wonende te [woonplaats],
2. [Z.],
wonende te [woonplaats],
hierna aan te duiden als [Y.] c.s.,
geïntimeerden,
advocaat: mr. P.A.M. van Hoef,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van
2 december 2008 in het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond in kort geding gewezen vonnis van
23 april 2008 tussen [X.] als gedaagde en [Y.] c.s. als eisers.
6. Het tussenarrest van 2 december 2008
Bij genoemd arrest is de zaak naar de rol verwezen teneinde [X.] in de gelegenheid te stellen een verklaring van de griffier van de rechtbank Roermond te overleggen waaruit blijkt dat het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW is nageleefd. Iedere verdere beslissing is daarbij aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
[X.] heeft een antwoordakte met twee producties genomen, waarop [Y.] c.s. op dezelfde roldatum bij antwoordakte hebben gereageerd.
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In het dossier van [Y.] c.s. ontbreekt hun eigen antwoordakte. Het hof heeft van die akte uit het dossier van [X.] kennis genomen.
8. De verdere beoordeling
8.1. In deze zaak heeft [X.] bij exploot van 15 mei 2008 hoger beroep ingesteld. Ingevolge art. 3:301 lid 2 BW diende dit ingestelde hoger beroep binnen acht dagen na 15 mei 2008 te worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister van de rechtbank Roermond (art. 433 Rv). [X.] heeft geen verklaring in het geding gebracht waaruit blijkt dat aan dit, op straffe van niet-ontvankelijkheid voorgeschreven, voorschrift is voldaan.
8.2. Bij akte heeft [X.] wel een akte van de griffier van de rechtbank Roermond van 4 december 2008 in het geding gebracht, waaruit blijkt dat het hoger beroep op die datum in het rechtsmiddelenregister is ingeschreven, maar daaraan komt gelet op de termijnoverschrijding geen werking toe.
8.3. [X.] heeft nog aangevoerd dat [Y.] c.s. niet benadeeld zijn door de te late inschrijving en zij daarom geen voldoende belang ex art. 3:303 BW hebben om zich op de niet-ontvankelijkheid van [X.] te beroepen.
Bij deze stelling verliest [Y.] c.s. echter uit het oog dat het thans geschonden voorschrift juist strekt ter bescherming van de ten aanzien van de verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid, waarbij niet slechts de belangen van de partijen in deze procedure spelen, maar juist ook de belangen van derden. Dat verklaart ook waarom de rechter de naleving van het voorschrift ambtshalve moet toetsen, ook indien de wederpartij verstek laat gaan of zich niet op de schending daarvan beroept (o.a. HR 31 mei 2007, NJ 2008, 141). De stelling van [X.] faalt derhalve.
8.4. In verband met de niet-ontvankelijkheid van [X.] falen de eerste zes grieven. Weliswaar heeft slechts de veroordeling sub 2 betrekking op het inschrijfbare vonnis, maar de veroordeling sub 1 staat daarmee in een onlosmakelijk verband. Ook de grieven 7 en 8 met betrekking tot de beslag- en proceskosten staan, mede gelet op de toelichting op die grieven, in een onlosmakelijk verband met het dictum sub 1 en 2, zodat deze grieven in het kielzog van de eerste zes grieven eveneens falen.
8.5. Het hof zal [X.] niet-ontvankelijk verklaren in het hoger be-roep en veroordelen in de kosten van dit hoger beroep.
9. De uitspraak
Het hof:
9.1. verklaart [X.] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
9.2. veroordeelt [X.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [Y.] c.s. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 303,= aan verschotten en € 894,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Fikkers en Venhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 maart 2009.