4.2.7. Naar het oordeel van het hof vloeit uit de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang bezien, alsmede in samenhang met de hiervoor in 4.2.5 onder a tot en met e genoemde omstandigheden, voort dat Gulpener onrechtmatig jegens [X.] heeft gehandeld door de wanprestatie van [Y.] te bevorderen en daaruit voordeel te genieten. Het hof overweegt daarover als volgt.
f. Gulpener, die op de hoogte was van de onder a tot en met e genoemde omstandigheden, was als verhuurder en leverancier van bier geen willekeurige buitenstaander, maar was nauw betrokken bij de rechtsverhouding tussen partijen. [Y.] was van Gulpener afhankelijk in verband met in ieder geval de schuld van € 30.000,= ter zake achterstallig binnenonderhoud. [X.] had Gulpener nodig voor de verkrijging van de indeplaatsstelling en de aanpak, danwel financiering van het achterstallige binnen- en buitenonderhoud aan het gehuurde alvorens [X.] tot exploitatie over zou gaan.
g. Gulpener heeft desondanks zelf van [Y.] Casino Slavante gekocht en geleverd gekregen. Hierdoor heeft Gulpener bevorderd dat de nakoming door [Y.] van haar leveringsverplichting aan [X.] onmogelijk werd.
h. Gulpener heeft bij die koopovereenkomst tevens een huurbeëindigingsovereenkomst met [Y.] gesloten. Hierdoor heeft Gulpener bevorderd dat de nakoming door [Y.] van de voorgenomen, door Gulpener zelf geredigeerde, conceptovereenkomst tot indeplaatsstelling, die nauw met de exploitatie van Casino Slavante samenhing, onmogelijk werd.
i. De eigen voorgenomen verplichting van Gulpener jegens [X.] tot indeplaatsstelling van [X.] had door Gulpener alsnog kunnen worden nagekomen, maar Gulpener heeft daar niet voor gekozen.
j. Gulpener heeft voornoemde wanprestatie van [Y.] bevorderd terwijl zij juist met [X.] had afgesproken om [Y.] te sommeren de exploitatie open te houden. Gelet op de overige tussen partijen op
15 april 2002 gemaakte afspraken moet deze sommatie gezien worden in verband met de door [X.] te starten nieuwe exploitatie van Casino Slavante. Niet gebleken is dat Gulpener [Y.] aldus heeft gesommeerd, terwijl de aankoop door Gulpener van Casino Slavante juist in strijd komt met deze met [X.] gemaakte afspraak.
k. Door de onvoorwaardelijke doorverkoop van Casino Slavante aan een derde heeft Gulpener een situatie in het leven geroepen waarin het onmogelijk werd om in onderling overleg tussen [Y.], Gulpener en [X.] alsnog de nakoming van de koopovereenkomst en de conceptovereenkomst tot indeplaatsstelling te bewerkstelligen.
l. Gulpener werd door [X.] op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de zaak, alsmede van zijn wens om alsnog Casino Slavante van [Y.] geleverd te krijgen en de door [X.] gestelde rechten daarop. Daarbij heeft [X.] Gulpener er ook van op de hoogte gesteld dat hij hoger beroep had ingesteld tegen het kort gedingvonnis, alsmede dat hij een bodemprocedure tegen [Y.] had aangespannen, waarvan de comparitie na antwoord al op 20 november 2002 zou plaatsvinden. Gulpener, die door een advocaat werd bijgestaan, had er rekening mee moeten houden dat op dergelijke comparities in een deel van de zaken schikkingen worden getroffen. Door de koopovereenkomst tussen Gulpener en [Y.] en de daarop gevolgde levering, maakte Gulpener voor [X.] de gerechtelijke vordering van [X.] tot levering door [Y.] van Casino Slavante, en een mogelijke ter comparitie te bereiken schikking, illusoir.
m. Gulpener heeft ondanks de schriftelijke verzoeken van de raadsman van [X.] en de niet-betwiste telefonische verzoeken [X.] niet op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen. Zij heeft juist [X.] voor een voldongen feit gesteld. Gelet op de nauwe betrokkenheid van Gulpener bij de besprekingen tussen haar, ENCI en [X.] is deze handelwijze onzorgvuldig jegens [X.].
n. Gulpener heeft niet betwist dat zij, door de rechtstreekse aankoop van [Y.], haar vordering op [Y.] van – in ieder geval - €30.000,= met de koopprijs kon verrekenen. Gulpener heeft derhalve niet slechts de wanprestatie door [Y.] jegens [X.] bevorderd, maar daarvan tevens geprofiteerd.
4.2.8. Het hof overweegt over de volgende door Gulpener in eerste aanleg en in hoger beroep gevoerde verweren verder nog als volgt.
i. Gulpener stelt dat [X.] hoe dan ook niet aan de vereisten voor een huurderschap voldeed omdat (1) [Y.] niet meer aan hem wilde verkopen (2) ENCI [X.] niet meer als huurder wilde, althans – volgens latere stelling van Gulpener – steeds al bezwaren tegen [X.] had gehad en (3) dat [X.] zijn financiële gegoedheid niet had aangetoond.
Het hof verwerpt argument (1) omdat mede aan Gulpener valt toe te rekenen dat de nakoming door [Y.] onmogelijk werd. Argument (2) is door Gulpener, mede gelet op de betwisting door [X.], niet, dan wel geheel onvoldoende, feitelijk onderbouwd. Nog daargelaten dat argument (3) door [X.] gemotiveerd is betwist, onder meer met een beroep op in het geding gebrachte verklaringen van hemzelf, [K.]en [T.], heeft Gulpener onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat en waarom op [X.] de verplichting rustte om zijn financiële gegoedheid aan te tonen. Uit de door Gulpener zelf opgestelde conceptakte volgt dit niet, terwijl ook overigens gesteld noch gebleken is dat Gulpener [X.] op het niet nakomen van die veronderstelde verplichting zou hebben aangesproken.
De handelwijze van Gulpener, vertegenwoordigd door haar toenmalig directeur [E.], een en ander als hiervoor in 4.1.4 weergegeven, biedt geen enkel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat Gulpener ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst tussen [X.] en [Y.] bedenkingen had terzake van de geschiktheid van [X.] als huurder. Voorts is gesteld noch gebleken dat Gulpener toentertijd jegens [X.] blijk heeft gegeven van enige twijfel omtrent de geschiktheid van [X.] als huurder en terzake enig voorbehoud heeft gemaakt.
ii. Aanvankelijk heeft Gulpener gesteld dat zij alleen maar schade zou hebben geleden van de aan- en doorverkoop van Casino Slavante. Later (conclusie van 12-12-2007, p. 5) stelt zij quitte te hebben gespeeld. Gulpener heeft – als overwogen – niet gemotiveerd betwist dat zij haar vordering op [Y.] van € 30.000,= met de koopprijs kon verrekenen. Gulpener beroept zich er wel op dat de transactie voor haar een schade van € 73.750,= heeft opgeleverd, maar die stelling faalt. Uit de eigen stellingen van Gulpener volgt immers dat Gulpener dit bedrag aan ENCI heeft betaald als afkoopsom voor het achterstallig buitenonderhoud, waarvoor Gulpener zelf aansprakelijk was.
iii. Gulpener beroept zich erop dat [Y.] in het geheel niet meer aan [X.] wilde leveren omdat [Y.] zich door [X.] bedrogen voelde ten aanzien van de koopprijs. Het hof overweegt dat deze stelling van Gulpener zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk is in het licht van de aanvankelijk tussen [X.] en [Y.] overeengekomen koopsom van ƒ 475.000,= (€215.545,60), de in de brief van [X.] van 15 mei 2002 genoemde koopsom van € 158.823,08 en de uiteindelijk door Gulpener zelf met [Y.] overeengekomen koopprijs van (slechts) € 165.000,=.
iv. Gulpener stelt dat zij geheel vrij was om na aankoop van Casino Slavante [Y.] door te verkopen en dat van haar niet verwacht mocht worden om slechts onder voorwaarden door te verkopen teneinde de rechten van [X.] bij een succesvol verloop van de bodemprocedure veilig te stellen.
Gelet op alle overwogen omstandigheden overweegt het hof dat in dit specifieke geval wel van Gulpener verwacht mocht worden dat zij op die wijze rekening hield met de gerechtvaardigde belangen van [X.].
v. Bij de beantwoording van de vraag of Gulpener onzorgvuldig heeft gehandeld, dienen in het onderhavige geval ook de belangen van Gulpener te worden meegewogen. Gulpener, die haar belangen bij haar handelwijze niet met concrete gegevens heeft onderbouwd, zal, naar het hof aanneemt, belang hebben gehad bij het verzekeren van de huurinkomsten en afzet van bier. Gelet op de beschreven omstandigheden wegen deze belangen niet op tegen de belangen van [X.], temeer daar Gulpener door verkoop van Casino Slavante aan [X.] diezelfde belangen veilig had kunnen stellen.
vi. Voor het overige zijn door Gulpener met betrekking tot de door haar gevoerde verweren geen feiten of omstandigheden gesteld, die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat haar bewijsaanbod als niet relevant gepasseerd wordt.