4.12.2. Het hof zal eerst het laatstgenoemde geschilpunt behandelen. Hierbij wordt er veronderstellenderwijs van uitgegaan dat partijen in december 2004 nog gebonden waren aan de tussen hen gesloten overeenkomst van augustus 1999, gewijzigd op 20 februari 2001.
Gesteld noch gebleken is dat partijen nadere afspraken hebben gemaakt over de wijze van uitvoering van de overeenkomst van augustus 1999 en derhalve evenmin over de wijze waarop aan het in die overeenkomst neergelegde recht van eerste koop inhoud moest worden gegeven. De wijze waarop partijen feitelijk invulling hebben gegeven aan het recht van eerste koop zal het hof toetsen aan de redelijk en billijkheid die partijen als contractanten jegens elkaar in acht dienen te nemen. Aldus dient de redelijkheid te worden getoetst van het aanbod van [X.] aan Technon in de brief van 6 december 2004 en van de reactie daarop van Technon in de brief van 30 december 2004. Hierbij dient tevens het karakter van het door partijen overeengekomen recht van eerste koop in aanmerking te worden genomen. Mede gelet op de tekst van de overeenkomst van augustus 1999 diende [X.] op grond van het recht van eerste koop Technon in de gelegenheid te stellen om het gehuurde en de naastgelegen bedrijfsruimte - binnen redelijke grenzen - tegen dezelfde condities te kopen als die golden voor LKL Staal.
Niet is betwist dat de koopsom waartegen Technon het gehuurde en de naastgelegen bedrijfs-ruimte van [X.] kon kopen
(€ 825.000,-), is gebaseerd op dezelfde m2-prijs die LKL Staal voor het gehele complex bereid was betalen.
In zoverre heeft [X.] voldaan aan haar verplichting, voortvloeiende uit het recht van eerste koop.
Bij de brief van 6 december 2004 is Technon echter tevens medegedeeld dat ten aanzien van de koopsom geen verrekening kon plaatsvinden met de door Technon in het gehuurde pand gedane investeringen. Ervan uitgaande dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van augustus 1999 nog gold, kon [X.] zulks in redelijkheid niet bedingen. In de overeenkomst van augustus 1999 was immers uitdrukkelijk bepaald dat bij koop van het complex door Technon het uiteindelijke investerings- bedrag in mindering zou worden gebracht op de uiteindelijke koopsom. Voor zover Technon in haar brief van 30 december 2004 bezwaar heeft gemaakt tegen dit onderdeel van het aanbod van [X.], heeft zij dit bezwaar terecht aangevoerd.
Het bezwaar van Technon omvatte echter veel meer dan dat. Technon stelde in voornoemde brief nog de navolgende voorwaarden:
een termijn van zes weken om de financiering te regelen;
verlenging van de geldigheid van het aanbod met een maand;
onderhandelbaarheid van de koopprijs, dan wel het geven van inzicht in de wijze van totstandbrenging van deze prijs door de makelaar per pand;
de aanwezigheid van een schone-grondverklaring;
het voldoen van het pand aan de huidige eisen van de brandweer;
het verhelpen door [X.] van een lekkage op drie plaatsen aan het dak en van een lekkage aan de hemelwater afvoergoten;
het functioneren van de roldeur conform de veiligheid besturing.
Naar het oordeel van het hof kunnen de door Technon gestelde voorwaarden aan de koop van het gehuurde en de naastgelegen bedrijfsruimte niet als redelijk worden aangemerkt, gelet op het karakter van het overeengekomen recht van eerste koop. [X.] hoefde niet te accepteren dat op essentiële onderdelen opnieuw onderhandeld moest worden met Technon. Dit was geenszins de bedoeling van het recht van eerste koop.
Nu Technon op een groot aantal punten wenste af te wijken van het aanbod van [X.], kan de brief van Technon van 30 december 2004, anders dan Technon stelt, niet worden aangemerkt als een aanvaarding van het aanbod van [X.]. Deze brief dient naar het oordeel van het hof te worden beschouwd als een nieuw aanbod en als een verwerping van het oorspronkelijke aanbod van [X.], als bedoeld in artikel 6:225 lid 1 BW. [X.] was onder de gegeven omstandigheden niet gehouden om op dit nieuwe aanbod van Technon in te gaan.
De stelling van Technon dat [X.] haar een onredelijk korte termijn heeft gegund om te reageren op haar aanbod, wordt door het hof verworpen. Vast staat dat Technon de haar gegunde termijn van een maand ongebruikt voorbij heeft laten gaan en uit het door partijen overeengekomen recht van eerste koop vloeide, zoals hiervoor reeds is overwogen, geenszins een verplichting van [X.] voort om met Technon nader in onderhandeling te treden.
Gezien hetgeen hierboven is overwogen, is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat [X.] niet tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens Technon. Dit betekent dat de vorderingen van Technon alsnog dienen te worden afgewezen. De vierde tot en met achtste grief van [X.] slagen. Het hof hoeft gelet hierop geen oordeel meer te geven ten aanzien van het eerste geschilpunt van partijen (de vraag of het recht van eerste koop al dan niet is komen te vervallen, grieven twee en drie).