ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ6177

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.003.802
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. de Groot-van Dijken
  • J. Keizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij transport van een woonwagen en de gevolgen van achterstallig onderhoud

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juli 2009, staat de aansprakelijkheid van Klomp Transport B.V. centraal naar aanleiding van schade aan een woonwagen tijdens transport. De appellante, Klomp Transport B.V., heeft in hoger beroep gesteld dat zij het transport op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend. De geïntimeerde, wonende te [plaats], betwist dit en stelt dat de deskundige niet voldoende onderbouwd heeft aangegeven hoe het transport is uitgevoerd. De deskundige heeft in zijn rapport vastgesteld dat de woonwagen in een matige conditie verkeerde en dat er sprake was van achterstallig onderhoud. Hij concludeert dat de schade die is ontstaan niet als transportschade kan worden gekwalificeerd, maar eerder als gevolg van de onderhoudstoestand van de wagen. Het hof oordeelt dat Klomp niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de vordering van de geïntimeerde niet kan worden toegewezen. Het hof laat nieuwe stellingen van beide partijen buiten beschouwing, omdat deze niet tijdig zijn ingediend. De eerdere vonnissen van de rechtbank worden vernietigd en de vordering van de geïntimeerde wordt afgewezen. De proceskosten worden aan de geïntimeerde opgelegd.

Uitspraak

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 14 juli 2009,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid KLOMP TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
appellante,
advocaat: mr. W.J.M. van Ophuizen,
tegen:
[GEINTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. N.P.F.E. van der Peet,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 28 augustus 2007 en 22 april 2008 in het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht onder nummer 99576/HA ZA 05-219 gewezen beschikking van 30 maart 2005 en vonnissen van 22 juni 2005 en 12 april 2006.
9. Het tussenarrest van 22 april 2008
Bij genoemd arrest is bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht en is iedere verdere beslissing aangehouden.
10. Het verdere verloop van de procedure
Op 8 januari 2009 is door de griffie van het hof het deskundigenonderzoek van 7 januari 2009 ontvangen.
Beide partijen hebben een memorie na deskundigenbericht met producties genomen.
Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
11. De verdere beoordeling
11.1. In het tussenarrest van 22 april 2008 heeft het hof [persoon 1] van het Bureau voor Bouwkundige en Civieltechnische Inspecties te Rotterdam benoemd tot deskundige en aan deze een aantal vragen voorgelegd.
11.2. De deskundige heeft in het algemeen de volgende, door het hof relevant geachte, opmerkingen gemaakt in zijn rapport.
In het algemeen verkeert de wagen in een matige conditie en is er sprake van achterstallig onderhoud (p.7).
De deskundige is ervan uitgegaan dat het transport van de beide delen van de woonwagen in één geheel heeft plaatsgevonden. De wagen is met een hijskraan getild en met een dieplader op transport gesteld. Na het transport is de wagen op zijn nieuwe locatie opgesteld en ondersteund en zijn er, niet nader door partijen gespecificeerde, kleine reparaties verricht (p.8).
De deskundige heeft vastgesteld dat er kleine schades zonder constructief karakter zijn ontstaan als gevolg van de verplaatsingswerkzaamheden (p.10).
De hoofdwagen is voorzien van een chassis dat geschikt is om de gehele woonwagen te kunnen dragen (p.11). Het chassis van de uitbouw is voldoende stijf om de aanbouw te kunnen hijsen. Bij tegelijk hijsen met de hoofdwagen moeten er voorzieningen zijn getroffen die voorkomen dat de aanbouw los komt van de hoofdwagen (p.12). Uit op verzoek van de deskundige door partijen geleverde schetsen - die door partijen niet in de procedure zijn overgelegd - concludeert de deskundige dat deze voorzieningen door Klomp zijn getroffen: er zijn extra dwarsbalken aangebracht onder de hoofdwagen en Klomp heeft de hijsbalken voor en achter de assen geplaatst, hetgeen de deskundige een zeer logische plaats noemt omdat de aanbouw dan met dezelfde hijsbalken kan meeliften (p.15).
Lichte vervormingen in de vloeren zijn inherent aan de aard en opbouw van de wagen, zeker in relatie tot enige veroudering daarvan. (p.11 en 12).
De deskundige beschouwt de bolvormige vloer van de aanbouwunit, de gegolfde vloer van de woonwagen, de losgeraakte plafondafwerkingen, beschadigde kunststof buitenwanddelen en beschadigde dakrandonderdelen niet als transportschade maar als een aspect van de onderhoudstoestand van de wagen (p.13).
11.3. De deskundige heeft de door het hof gestelde vragen als volgt beantwoord, kort en zakelijk weergegeven.
Vraag 1 en 2. De wijze van vervoer:
De deskundige gaat ervan uit dat de woonwagen met aanbouw is gekoppeld, getakeld en teruggeplaatst met de hijsbalken op de juiste plaats. Ten aanzien van het transport zelf zijn hem door partijen geen gegevens verstrekt. De wagen is op de juiste wijze verplaatst.
Vraag 3 en 4. Dagwaarde in december 2000:
Schattenderwijs EUR 19.793,--, op basis nieuwwaarde 1980.
Rekening houdend met de onderhoudstoestand van de woonwagen zoals Klomp deze omschrijft in zijn werkbon schat de deskundige deze dagwaarde op EUR 15.000,-- tot
EUR 17.000,--.
Vraag 5. Geraamde herstelkosten (excl. BTW):
* aansluiten aanbouwunit aan woonwagen en verbetering afschot: EUR 1.200,-- + EUR 600,--.
* verhelpen oude lekkage in slaapkamerunit: EUR 2.000,--.
* tegels in de doucheruimte: EUR 1.500,--.
* onvoorzien: EUR 1.400,--.
Gebreken die het gevolg zijn van het niet plegen van onderhoud zijn niet doorberekend omdat ze niet in causaal verband staan met de verplaatsingswerkzaamheden (p.19).
Vraag 6 en 7. Andere oorzaken:
Diverse schades wijzen op achterstallig onderhoud en het niet treffen van voorzieningen om verdere gevolgschade te voorkomen, o.a. het niet verhelpen van daklekkages.
De bewoners hebben sinds 2000 vrijwel geen actie ondernomen om verder schade te voorkomen, waardoor de onderhoudstoestand van de wagen fors is achteruit gegaan.
12.1. Klomp heeft bij memorie na deskundigenbericht gesteld dat de conclusie van de deskundige is dat Klomp het transport op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd, zodat van enig onrechtmatig handelen van Klomp jegens [geïntimeerde] geen sprake is, evenmin als van het toerekenen aan haar van de schade door het transport. Uit de nota's aan de gemeente blijkt dat de wagen na het transport is gemonteerd, waterpas opgesteld en afgetimmerd, waarbij ook het dakleer is aangebracht, en dat Klomp kleine reparaties direct heeft uitgevoerd. Klomp stelt dat ook de schades waarvoor de deskundige herstelkosten heeft geraamd, al vóór het transport aanwezig waren. In elk geval staat onvoldoende vast welk deel daarvan nog aan Klomp zou zijn toe te rekenen.
Bovendien zijn de herstelkosten inmiddels aanzienlijk gestegen.
Subsidiair beroept Klomp zich op de standaard vervoercondities, en op artt. 8:1081 en 8:364 BW alsmede op art. 8:1711 BW, ingevolge welke bepaling de vordering van [geïntimeerde] is verjaard.
12.2. [geïntimeerde] heeft bij memorie na deskundigenbericht het volgende naar voren gebracht.
Hij meent dat de deskundige niet duidelijk, noch onderbouwd, heeft aangegeven hoe hij de wijze van transport van de wagen beoordeelt. Aan de deskundige zou een aanvullend rapport moeten worden gevraagd, dan wel wil [geïntimeerde] nog getuigen horen om het bewijs te leveren dat Klomp bij het transport van de wagen tekort is geschoten in haar zorgplicht.
De wagen is niet uit 1980 maar uit 1994, zodat de dagwaarde veel hoger is. [geïntimeerde] betwist dat "kleine schades" direct door Klomp zijn verholpen. Hij betwist ook de opmerkingen van de deskundige over de onderhoudstoestand. De wagen had vóór het transport geen schade. [geïntimeerde] stelt dat hij inmiddels destructief onderzoek aan de wagen heeft kunnen verrichten en dat daaruit diverse beschadigingen bleken. Klomp heeft de wagen dus niet zorgvuldig genoeg getransporteerd. Niet alleen de door de deskundige geraamde schade, maar ook de andere gesignaleerde schadeposten zijn een gevolg van het transport. Klomp beroept zich in dit verband op de omkeringsregel.
Het hof heeft in het tussenarrest al beslist dat grief I faalt, zodat [geïntimeerde] thans voorbijgaat aan de nieuwe stellingen van Klomp met betrekking tot de algemene vervoercondities. Klomp voert volgens [geïntimeerde] in strijd met de goede procesorde nieuwe feiten en/of stellingen aan.
13.1. Het hof oordeelt thans als volgt.
Beide partijen hebben in dit stadium van de procedure nog nieuwe feiten, nieuwe verweren en nieuwe stellingen naar voren gebracht. In beginsel kunnen nieuwe stellingen, grieven, verweren, vorderingen, feiten of grondslagen in hoger beroep echter niet later dan bij memorie van grieven of memorie van antwoord naar voren worden gebracht
(HR 20 juni 2008, NJ 2009, 21). Er is geen aanleiding daarover in dit geval anders te oordelen, temeer niet nu in deze zaak in hoger beroep al een deskundigenbericht is uitgebracht, de procedure tussen partijen al bijna vijf jaar gaande is, en de gebeurtenis naar aanleiding waarvan wordt geprocedeerd al 8 1/2 jaar geleden is.
Het hof laat mitsdien de stellingen van Klomp over de AVC en de daarin opgenomen verjaringsbepaling buiten beschouwing.
Ook de stellingen van [geïntimeerde] over een door hem na het deskundigenbericht uitgevoerd destructief onderzoek aan (de onderzijde van) de wagen laat het hof buiten beschouwing. Daarbij neemt het hof de volgende omstandigheden in aanmerking:
- het door [geïntimeerde] gestelde onderzoek is begin 2009 uitgevoerd, derhalve ruim acht jaar na het in geding zijnde transport van de wagen. Gelet op dat tijdsverloop kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de volgens [geïntimeerde] bij dit onderzoek aangetroffen situatie door het transport van december 2000 is ontstaan.
- de door het hof benoemde deskundige heeft de onderzijde van de woonwagen c.q. het chassis in zijn onderzoek betrokken. Het hof heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de deskundige hierbij belangrijke punten over het hoofd heeft gezien.
- [geïntimeerde] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij de deskundige binnen de gestelde, alleszins redelijke termijn te reageren op diens conceptrapport, noch heeft [geïntimeerde] daarvoor een nadere termijn gevraagd. Door pas bij (antwoord) memorie na deskundigenbericht melding te maken van bevindingen van een destructief onderzoek, heeft [geïntimeerde] de deskundige en de wederpartij de mogelijkheid ontnomen om nog - zonder nieuw tussenarrest - op die stellingen te reageren. Nu [geïntimeerde] hiervoor geen rechtvaardiging naar voren heeft gebracht, acht het hof het in een zodanig laat stadium van de procedure naar voren brengen van deze nieuwe feitelijke stellingen in strijd met de goede procesorde.
13.2. In het tussenarrest van 28 augustus 2007 heeft het hof overwogen dat eerst moest worden vastgesteld of Klomp onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld doordat zij bij het transport niet die voorzorgsmaatregelen heeft getroffen die van haar verwacht mochten worden, dan wel doordat Klomp het transport op onzorgvuldige wijze heeft uitgevoerd.
Het hof heeft in het kader van deze bewijsopdracht een deskundigenonderzoek gelast, waarbij aan de deskundige om redenen van proceseconomie tevens reeds vragen zijn gesteld over de door [geïntimeerde] gestelde schade.
13.3. Het hof neemt de overwegingen en het oordeel van de deskundige over en maakt dat tot het zijne.
De aan de deskundige gestelde vragen 1 en 2 hebben betrekking op de vraag of Klomp onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld.
Uit het rapport van de deskundige moet worden afgeleid dat dat niet het geval is.
De deskundige heeft het chassis van de hoofdwagen aldus beschreven dat dit - behalve uit een houten raamwerk - bestaat uit 7 stalen liggers in de breedte en 3 stalen liggers in de lengterichting. Het chassis van de aanbouw heeft geen stalen breedteliggers maar wel twee stalen lengteliggers. Mogelijk is de onderste balk ter versteviging vóór het transport aangebracht door de transporteur, aldus de deskundige. Daardoor is het chassis voldoende stijf om de aanbouw te kunnen hijsen. De deskundige concludeert dat het chassis geschikt is om de woonwagen te kunnen dragen, dat verplaatsing door middel van hijsbalken zonder risico is bij zorgvuldige plaatsing van de hijsbalken, en dat de hijsbalken in dit geval op de juiste plaats en doorlopend onder de uitbouw, om wijken te voorkomen, zijn geplaatst. De wagen is, aldus de deskundige, op de juiste manier verplaatst.
13.4. Dit door het hof overgenomen oordeel brengt mee dat niet is komen vast te staan dat Klomp jegens [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende voorzorgsmaatregelen te nemen of het transport onzorgvuldig uit te voeren. [geïntimeerde] heeft in zijn memorie na deskundigenbericht wel aangegeven dat zij nog getuigen wil laten horen, maar het hof passeert dit aanbod als onvoldoende gespecificeerd. [geïntimeerde] heeft, in aanmerking genomen het deskundigenrapport, waarin de deskundige heeft beschreven dat hij van partijen niet méér informatie over de wijze van transport heeft kunnen verkrijgen dan hij heeft beschreven, immers niet aangegeven welke feiten of omstandigheden hij nog te bewijzen aanbiedt en wat de relevantie daarvan is in het licht van de inhoud van het deskundigenrapport. Het hof deelt niet de opvatting van [geïntimeerde] dat het deskundigenrapport op het punt van de vraag of Klomp voldoende zorgvuldig heeft gehandeld, onduidelijk is, en ziet dus geen aanleiding voor een aanvullend rapport.
13.5. De vordering van [geïntimeerde] kan reeds op deze grond niet worden toegewezen. Aan een oordeel over causaal verband, toerekening en de hoogte van de schade komt het hof mitsdien niet toe. Klomp heeft dus ook geen belang bij een beoordeling van haar stellingen omtrent de (volgens haar ambtshalve) toepasselijkheid van bepalingen uit Boek 8 BW.
De grieven 3 t/m 6 van Klomp slagen, voor zover deze inhouden dat de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] ten onrechte (grotendeels) heeft toegewezen.
13.6. Het hof zal de vonnissen van 22 juni 2005 en
12 april 2006 vernietigen en opnieuw rechtdoen zoals in het dictum te vermelden.
13.7. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, de kosten van het deskundigenrapport daaronder begrepen.
14. De uitspraak
Het hof:
verklaart Klomp niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht van
30 maart 2005, tussen partijen gewezen;
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Maastricht van
22 juni 2005 en 12 april 2006, tussen partijen gewezen, voor zover in hoger beroep aan het hof voorgelegd, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart het verzet tegen het verstekvonnis tussen partijen van de rechtbank Maastricht van 19 januari 2005 (rolnr. 97613/HA ZA 04-1184) gegrond;
vernietigt dit vonnis van 19 januari 2005 en wijst de vordering van [geintimeerde] af;
veroordeelt [geintimeerde] in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Klomp begroot op EUR 1.737,-- voor salaris advocaat en EUR 855,-- voor verschotten in eerste aanleg en op EUR 4.053,-- voor salaris advocaat en EUR 1.236,32 voor verschotten in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, De Groot-van Dijken en Keizer en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2009.