4.2.1. In overweging 3.1 tot en met 3.11 van het tussenvonnis van 15 maart 2006 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in deze geschillen wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat voor zover thans van belang om het navolgende.
4.2.2. Op 3 maart 2001, schriftelijk aangevuld op 22 december 2001, heeft Swinkels verkocht aan Handelsonderneming Bekkers B.V. het perceel [adres 1] te [plaats 3], kadastraal bekend sectie T [nummer 1] en [nummer 2] (prod 1 inl. dagv.), groot 35 are en 70 ca.
4.2.3. In de koopovereenkomst staat vermeld dat koper de zaak wilde gebruiken als "bouwterrein voor de bouw van drie (3) woningen" (art. 5.3). In art. 5.4.1 staat vermeld dat aan verkoper niet bekend is of de onroerende zaak enige verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het in lid 3 omschreven gebruik, en art. 5.4.2 vermeldt dat voor zover verkoper bekend, er geen ondergrondse tank aanwezig is, en voor zover verkoper wel bekend is met de aanwezigheid van z'n tank, het opslaan van stoffen wel is beëindigd, en voor zover de tank niet meer in gebruik is, het onklaar maken daarvan wel volgens de wettelijke voorschriften is geschied.
4.2.4. Art. 17 van de koopovereenkomst bevat een specifiek opgenomen ontbindende voorwaarde bodemverontreiniging, die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval een door de verkoper voor 1 juli 2001 te entameren onderzoeksrapportage van een erkend bureau tot bodemverontreiniging concludeert.
4.2.5. Swinkels heeft vanwege art. 17 van de koopovereenkomst op 13 april 2001 - overeenkomstig de offerte van Aveco van 10 april 2001 - opdracht gegeven aan Aveco tot het doen van een verkennend bodemonderzoek aan [adres 1] te [plaats 3] (kadastraal nummer T [nummer 2]) (prods. 1 tot en met 5 cva Aveco).
Aveco heeft op 25 mei 2001 gerapporteerd (prod. 2 inl. dagv.) In het rapport schrijft zij onder meer:
"2.1 De onderzoekslocatie ligt aan [adres 1] te [plaats 3] (..) Het te onderzoeken perceel staat kadastraal bekend als gemeente [plaats 3], sectie T, nummer [nummer 2] en heeft een totale oppervlakte van circa 3500 m², waarvan circa 800 m² is bebouwd.(..)
2.2 Uit informatie van de opdrachtgever is niet gebleken dat op de onderzoekslocatie of in de omgeving daarvan in het verleden (potentiële) milieuverontreinigende objecten aanwezig zijn geweest (..).
Uit het historisch onderzoek blijkt dat op de locatie geen tanks aanwezig zijn geweest. Op het perceel aan [adres 2] heeft een 4000 liter benzinetank gelegen. Deze is in oktober 1994 gesaneerd."
4.2.6. Aveco heeft bij haar onderzoek de hypothese "niet-verdachte locatie" gekozen omdat, zo schreef zij in haar rapport, er bij haar geen aanwijzingen waren die duidden op de (voormalige) aanwezigheid van een of meer verontreinigingsbronnen. De conclusie van het rapport was dat de bovengrond licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, lood, zink, minerale olie en PAK's bevatte. Nader onderzoek naar deze licht verhoogde gehalten werd niet nodig geacht, want er waren geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. De grond werd door Aveco geschikt geacht voor het huidige grondgebruik en voor eventuele nieuwbouw.
4.2.7. Op 14 januari 2002 is het perceel [adres 1] (kadastrale nummers T [nummer 1] en [nummer 2]) door Swinkels geleverd aan [persoon 1] en [persoon 2] (prod. 3 inl. dagv.). Art. 7 sub a van de transportakte bevat de vermelding dat de verkoper niet bekend is met verontreinigingen of met de aanwezigheid van ondergrondse vloeistoftanks.
Blijkens het aangehechte uittreksel uit de kadastrale kaart is kadastraal nummer [nummer 1] het woonhuis en nummer [nummer 2] het terrein daaromheen en daarachter.
4.2.8. [geïntimeerden] hebben het perceel doorverkocht. Aveco heeft vervolgens in opdracht van een van de kopers nader onderzoek gedaan aan [adres 1]sectie T [nummer 2] (totale oppervlakte ca 3500 m²). In haar rapport van 11 november 2003 (prod. 7 cva Aveco) maakt zij melding van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
4.2.9. Op 9 april 2004 heeft Aveco een saneringsplan grondwater uitgebracht (prod. 5 inl. dagv.). Op blz. 3 van dit rapport schrijft Aveco dat de geconstateerde verontreiniging waarschijnlijk vóór 1987 is veroorzaakt door een ondergrondse (benzine)tank die in 1976 is geplaatst en in 1994 is verwijderd.
4.2.10. Gebleken is dat door Tankcleaning Schippers Veldhoven in opdracht van Loodgietersbedrijf [bedrijf 1] een tank is verwijderd van het perceel [adres 2] te [plaats 3]. Als datum staat vermeld op de overgelegde checklist (prod. 4 inl. dagv.) "10-12-94". Voorts maakt deze checklist melding van geconstateerde verontreiniging, die niet aan het bevoegde gezag is gemeld.
4.2.11. Nadat de kopers van [geïntimeerden] eerst weigerden af te nemen, met name in verband met de aangetroffen verontreiniging, heeft uiteindelijk wel een levering plaatsgevonden, nadat [geïntimeerden] volgens hun mededelingen hadden toegezegd voor eigen rekening de bodem te zullen saneren. [geïntimeerden] zijn veroordeeld om aan twee van de drie kopers de contractuele boete te betalen, hetgeen zij hebben gedaan. Van het veroordelend vonnis hebben zij hoger beroep ingesteld (prods 9, 10 en 11 in eerste aanleg zijdens [geïntimeerden]).
4.2.12. [geïntimeerden] hebben Swinkels en Aveco in rechte betrokken en primair gevorderd dat zij aan hen hoofdelijk zullen vergoeden de schade die zij hebben geleden en nog zullen lijden tot een bedrag van € 55.440,-- te vermeerderen met schadevergoeding nader op te maken bij staat, subsidiair gevorderd wijziging van de overeenkomst tussen [geïntimeerden] en Swinkels op de voet van art. 6:230 BW, met vermindering van de koopprijs met een bedrag van € 55.440,--, en veroordeling van Swinkels tot terugbetaling van dat bedrag aan [geïntimeerden], alles met rente en kosten.
Aveco heeft Swinkels in vrijwaring opgeroepen en gevorderd dat Swinkels wordt veroordeeld tot betaling van al hetgeen waartoe Aveco in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld met rente en kosten (o.m. van rechtsbijstand).
4.2.13. De rechtbank heeft, nadat een comparitie van partijen had plaatsgevonden, bij tussenvonnis van 15 maart 2006 in de hoofdzaak en in de vrijwaring geoordeeld dat zij een nader deskundigenbericht nodig achtte en partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover en over de door de rechtbank voorgestelde vragen aan de deskundige nader uit te laten. Van dit vonnis werd geen hoger beroep opengesteld.
Bij tussenvonnis van 26 juli 2006 heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen, als deskundige benoemd ing. E.Y.P. Zeeman, en aan de deskundige een aantal vragen voorgelegd. Van dit vonnis heeft de rechtbank hoger beroep opengesteld.
in de hoofdzaak