ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ7102

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004764-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aanhouding en bewijsuitsluiting in strafzaak tegen verdachte wegens vervalsing van geschrift

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, stond de onrechtmatige aanhouding van de verdachte centraal. De verdachte was in de periode van 18 april 2007 tot en met 5 juni 2007 betrokken bij de vervalsing van een rapport dat bestemd was voor bewijsvoering. De officier van justitie had de aanhouding van de verdachte bevolen, maar het hof oordeelde dat deze aanhouding onrechtmatig was, omdat er geen rechtsgeldig bevel was gegeven en niet was aangetoond dat het optreden van de officier van justitie niet kon worden afgewacht. Dit vormverzuim leidde tot de uitsluiting van de verklaringen van de verdachte en andere bewijsmaterialen die voortkwamen uit deze onrechtmatige aanhouding.

Het hof concludeerde dat de verklaringen van de verdachte, die na zijn aanhouding waren afgelegd, en de verklaringen van getuigen, alsmede de bevindingen met betrekking tot inbeslaggenomen apparatuur, niet als bewijs konden worden gebruikt. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende ander bewijsmateriaal was om tot een veroordeling te komen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van het gebruik maken van een vervalst geschrift, zoals ten laste gelegd in de zaak.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtsgeldige procedures en de bescherming van de rechten van verdachten in het strafproces. Het hof wees erop dat de officier van justitie zelf verantwoordelijk is voor de afweging of er voldoende gronden zijn voor aanhouding, en dat deze afweging niet aan de politie kan worden overgelaten. De uitspraak is gedaan op 11 augustus 2009.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004764-08
Uitspraak : 11 augustus 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 9 december 2008 in de strafzaak met parketnummer 03-994023-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij de verdachte terzake van opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst werd veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte voor het hem ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren subsidiair honderd dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof, anders dan de eerste rechter, niet tot bewezenverklaring komt van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2007 tot en met 5 juni 2007 in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Nuth, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, het rapport monstername conform Bouwstoffenbesluit BRL-SIKB 1000-serie, protocol 1002 niet-vormgegeven bouwstoffen uit statische partijen, project [nummer], opgemaakt door [bedrijf 1], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft opgemaakt / heeft doen opmaken en/of vervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij en/of zijn mededader:
- de conclusie in het oorspronkelijke rapport (blz 4, blz 105 pv): "De partij kan niet als cat 1 worden toegepast omdat de minimale toepassingshoogte (0.2 meter) niet kan worden gehaald. De partij kan toegepast worden als cat 2 in een hoogte van 100 meter." heeft / hebben veranderd in : "De partij kan als cat 1 bouwstof worden toegepast met een maximale toepassingshoogte van 7,00 meter.", en/of
- de uitslag van het analysecertificaat van [bedrijf 2] met betrekking tot sulfaat, respectievelijk 3600 en 2500 mg/kg d.s. (blz 129 pv) heeft / hebben veranderd in respectievelijk 1665 en 1505 mg/kg d.s, en/of
- de toetsing door [naam] aan de maximaal toegestane immissiewaarden met betrekking tot sulfaat, zijnde 3050 (blz 134 pv) heeft / hebben veranderd in 1585
met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
(vervolgens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dit vervalste rapport heeft ingezonden aan de gemeente Maastricht (teneinde een (verontreinigde) partij puingranulaat te mogen toepassen als categorie 1 bouwstof), terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.
Vrijspraak
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het strafdossier blijkt dat op 3 september 2007 door de politie overleg is gevoerd met de officier van justitie F. van Diem en de parketsecretaris over de onderhavige zaak. Daarbij werd besloten om verdachte op uitnodiging te horen als verdachte. Met de officier van justitie is voorts afgesproken dat verdachte na zijn verhoor buiten heterdaad kon worden aangehouden indien na het verhoor bleek dat er nog onderzoeksgronden aanwezig waren.
Op 4 september 2007 om 09.00 uur werd verdachte gehoord op het politiebureau in Kerkrade. Vervolgens werd hij om 09.35 uur aangehouden.
Op grond van artikel 54, eerste lid, Wetboek van Strafvordering is buiten heterdaad de officier van justitie bevoegd de verdachte aan te houden of diens aanhouding te bevelen. Deze bevoegdheid komt eerst toe aan de hulpofficier van justitie en eventueel overige opsporingsambtenaren, wanneer het optreden van de officier van justitie respectievelijk de hulpofficier van justitie niet kan worden afgewacht. Het hof is niet gebleken dat het optreden van de officier van justitie in de onderhavige zaak niet kon worden afgewacht. Derhalve was de afweging of er nog onderzoeksgronden aanwezig waren die aanleiding gaven tot de aanhouding van verdachte – naar de verdediging terecht heeft betoogd – een afweging die was voorbehouden aan de officier van justitie.
De officier van justitie kon mitsdien niet op voorhand de aanhouding van verdachte bevelen onder het voorbehoud dat na het verhoor moest blijken dat er nog onderzoeksgronden aanwezig waren. Immers, de officier van justitie diende zelf te bepalen of er na het verhoor nog onderzoeksgronden aanwezig waren die aanleiding gaven tot de aanhouding van verdachte. Gelet daarop had de politie na het verhoor en voorafgaand aan de aanhouding van verdachte contact moeten opnemen met de officier van justitie en had laatstgenoemde moeten beslissen of de aanhouding van verdachte moest worden bevolen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet aannemelijk geworden dat dergelijk contact heeft plaatsgehad.
Bijgevolg is het hof van oordeel dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, omdat daartoe geen rechtsgeldig bevel is gegeven door de officier van justitie en niet is gebleken dat sprake was van een situatie waarin het optreden van de officier van justitie niet kon worden afgewacht. Aldus is naar het oordeel van het hof sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De verklaringen die verdachte na zijn aanhouding heeft afgelegd bij de politie alsmede de verklaringen van [getuige] en de bevindingen met betrekking tot de inbeslaggenomen apparatuur zijn een rechtstreeks gevolg van dit verzuim. Daaraan doet in dit geval niet af dat verdachte – nadat hij op 4 september 2007 aan het einde van de middag zijn raadsman heeft geconsulteerd – op 5 september 2007 en nadat hem de cautie was gegeven, opnieuw verklaringen heeft afgelegd. Deze verklaringen van de verdachte zijn naar het oordeel van het hof zo zeer het gevolg van de – ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk geworden – omstandigheid dat verdachte als gevolg van zijn onrechtmatige aanhouding was “geknakt”, dat het hof ook deze verklaringen als een rechtstreeks gevolg van de onrechtmatige aanhouding aanmerkt.
In zijn verhoor, afgelegd op 5 september 2007 10.07 uur heeft verdachte verklaard: “Zeg tegen [getuige] [het hof begrijpt [getuige]] dat ik verklaard heb, dan zal hij u alles vertellen.“
In zijn verhoor van 5 september 2007, 12.22 uur heeft [getuige] voor het eerst in belastende zin voor verdachte verklaard. Gelet op hetgeen op de samenhang die het hof aannemelijk acht tussen de hiervoor geciteerde verklaring van verdachte en de omstandigheid dat [getuige] – in tijd – daarna volledige openheid van zaken heeft gegeven, dient naar het oordeel van het hof ook deze verklaring van [getuige] als een rechtstreeks gevolg van de onrechtmatige aanhouding van verdachte te worden aangemerkt. Hetzelfde heeft te gelden met betrekking tot de bevindingen die zijn ontleend aan het onderzoek aan de in beslaggenomen apparatuur.
Er is sprake van schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift. Onder meer de ernst van het tenlastegelegde afwegend tegen de ernst van het vormverzuim, ziet het hof geen ruimte voor het stellen van een andere sanctie op dit verzuim dan de voormelde verklaringen en bevindingen van het bewijs uit te sluiten. Bij gebreke aan voldoende ander bewijsmateriaal zal de verdachte van het hem ten laste gelegde moeten worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van de verdediging dat voormelde verklaringen en bevindingen van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat verdachte niet de gelegenheid heeft gekregen om advies van een advocaat in te winnen geen bespreking.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.W. de Ruijter en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 11 augustus 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.