4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Op 9 maart 2004 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] een offerte uitgebracht met betrekking tot tegelwerk in een zwembad in recreatiepark [recreatiepark] in [plaats]. Niet in de offerte zijn opgenomen dé- en montagewerken. De geoffreerde prijs bedroeg € 63.237,19 excl. btw. [appellante] is akkoord gegaan met de offerte voor een prijs van € 57.500. [geïntimeerde] heeft het werk uitgevoerd en [appellante] heeft het overeengekomen bedrag betaald.
b. Circa drie maanden na oplevering werd [geïntimeerde] telefonisch benaderd door de parkmanager [persoon 1] van [recreatiepark] met de mededeling dat er een probleem was met het tegelwerk.
c. Op 20 en 21 september 2004 heeft [bedrijf 1] (verder: [bedrijf 1]) het tegelwerk in het bijzijn van [geïntimeerde] en de parkmanager geïnspecteerd en geconstateerd dat circa 12 vierkante meter tegels waren losgeraakt van de bodem. Ten tijde van die inspectie heeft [geïntimeerde] aan [bedrijf 1] opdracht gegeven tot uitvoering van (herstel-) werkzaamheden. [bedrijf 1] heeft in de periode tussen 19 en 26 oktober 2004 tegelwerkzaamheden verricht en krimpvoegen aangebracht. [bedrijf 1] heeft [geïntimeerde] voor deze werkzaamheden een factuur d.d. 1 november 2004 gestuurd ten bedrage van € 8.174,82. [geïntimeerde] heeft deze factuur betaald.
d. [bedrijf 1] heeft aan [bedrijf 2] (verder: [bedrijf 2]) opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de schade aan het zwembad en daarover te rapporteren. Volgens het rapport van [bedrijf 2] d.d. 28 oktober 2004 was de oorzaak van de schade tweeledig, met als directe oorzaak lekkage van de bodeminlaten met vervolgschade door waterdruk en chemische reacties in de cementdekvloer.
e. [bedrijf 1] heeft aan [geïntimeerde] een factuur d.d.
24 september 2004 ten bedrage van € 1.029,35 gezonden inzake inspectie van het zwembad en een factuur d.d. 18 november 2004 ten bedrage van € 4.574,36 inzake advisering en rapportage. [geïntimeerde] heeft deze facturen niet betaald.
f. Bij brief van 20 oktober 2004 heeft [persoon 2], directeur van [recreatiepark] aan [geïntimeerde] geschreven:
Langs deze weg stellen wij u aansprakelijk voor de schade en eventuele vervolgschade als gevolg van het geconstateerde gebrek aan de door u uitgevoerde tegelwerken in het basin van het subtropisch zwembad op [recreatiepark].
Zodra de omvang van de schade en vervolgschade bekend is zullen wij u of uw verzekeraar hierover nader berichten.
Wij verzoeken u deze aansprakelijkheidsstelling, indien daarvan sprake is, ter hand te stellen aan uw verzekeraar en ons bericht van goede ontvangst te (laten) doen toekomen.
g. Bij brief van 16 februari 2005 heeft de advocaat van [geïntimeerde] [appellante] gevraagd het door [geïntimeerde] in die week aan [bedrijf 1] ter zake van herstelwerk betaalde bedrag van € 8.174,82 te vergoeden. Daarbij heeft hij vermeld dat [geïntimeerde] de sub e. genoemde facturen van
[bedrijf 1] had ontvangen, dat zij voor de daarin vermelde werkzaamheden geen opdracht had gegeven en de facturen niet zou betalen. Hij verzocht [appellante] te verklaren dat zij aansprakelijkheid zou aanvaarden voor het geval [geïntimeerde] aansprakelijk zou worden gehouden voor betaling van die facturen. In de brief is vermeld dat uit de rapportage van [bedrijf 2] overduidelijk blijkt dat [geïntimeerde] geen blaam treft.
h. Op verzoek van [appellante] heeft Kema het zwembad geïnspecteerd en een rapport uitgebracht d.d. 17 maart 2006. Daarin is vermeld dat naar aanleiding van de schadeoorzaak de bodeminlaten zijn vervangen en dilataties in het tegelwerk zijn aangebracht. Volgens dit rapport zijn detailleringsfouten gemaakt bij het betegelen, ontbreken kitvoegen langs kimranden en is sprake van een matige uitvoering. Deze fouten zijn volgens het rapport expliciet de aanleiding voor de schade van dat moment: scheuren veroorzaakt door thermische uitzetting tegelwerk. Als tweede oorzaak wordt beschouwd een onvoldoende "ontwerp" met dito detaillering, hetgeen heeft geleid tot het wegspoelen van zand uit de stabilisatielaag.
i. Bij dagvaarding van 10 januari 2006 heeft [geïntimeerde] gevorderd, kort weergegeven, een verklaring voor recht dat [appellante] zich jegens haar niet kan beroepen op opschorting ter zake van betaling van het bedrag van € 8.174,32, veroordeling van [appellante] tot betaling aan [geïntimeerde] van € 8.452,02 (€ 8.174,32 vermeerderd met € 277,70 aan rente tot 1 januari 2006), te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten ad € 768,- en een verklaring voor recht dat [appellante] aansprakelijk is voor alle schade en kosten die [geïntimeerde] lijdt of zal lijden indien zij aansprakelijk wordt gehouden voor de facturen van [bedrijf 1] genoemd sub e, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
j. de rechtbank heeft bij vonnis van 5 april 2006 een comparitie gelast en beide partijen verzocht voordien stukken over te leggen. De comparitie is gehouden op 27 juni 2006. Namens [appellante] was alleen haar advocaat daarbij aanwezig.
k. Bij eindvonnis van 12 juli 2006 heeft de rechtbank overwogen dat [appellante] een door de rechtbank opgevraagd rapport niet had toegestuurd en de rechtbank niet in staat had gesteld [appellantes] onderbouwing van haar verweer dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten, te beoordelen, zodat dat verweer niet kon slagen. De rechtbank overwoog voorts dat [appellante] niet ter comparitie was verschenen, waardoor zij de reactie van [geïntimeerde] op het rapport van Kema niet had weersproken. De rechtbank nam daarom de stellingen van [geïntimeerde] met betrekking tot dat rapport als vaststaand aan. Daaruit trok de rechtbank de conclusie dat [geïntimeerde] niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de haar opgedragen tegelwerkzaamheden. De als eerste gevorderde verklaring voor recht en de veroordeling tot betaling van € 8.452,02 achtte de rechtbank daarom toewijsbaar. Ook de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de onder e. genoemde facturen van [bedrijf 1] achtte de rechtbank toewijsbaar, omdat [appellante] tegen die vordering geen verweer had gevoerd en onweersproken vaststond dat [geïntimeerde] niet de opdrachtgever van [bedrijf 1] is geweest. Met uitzondering van de vordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten heeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
l. Partijen zijn na het wijzen van het vonnis overeengekomen, dat zij aan TNO Bouw en Ondergrond te Delft een bindend advies zouden vragen, onder meer voor het bepalen van de oorzaak van de schade aan het tegelwerk van de vloer van het zwembad. Dit advies is uitgebracht op 10 september 2007. Uit het rapport blijkt dat het zwembad eind 2006 buiten gebruik is gesteld. Aan TNO zijn door partijen vier vragen voorgelegd. Door TNO is geconcludeerd dat het dominante schademechanisme is gelegen in waterlekkage vanuit de toevoerleiding van het water naar de ruimte onder de tegelvloer als gevolg van lekkage in de aansluiting van de aanvoerleiding voor het water op een bodeminlaat.