ECLI:NL:GHSHE:2009:BK5366

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.025.908
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Schaafsma-Beversluis
  • A. Mertens
  • E. Bijleveld-van der Slikke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen na overlijden van de man

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een echtscheiding en de nevenvoorzieningen die zijn getroffen in de beschikking van de rechtbank Breda van 25 november 2008. De vrouw, appellante in principaal appel, heeft verzocht de beschikking te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op de verdeling van de gemeenschap van goederen. De man, geïntimeerde in principaal appel, is op 5 juni 2009 overleden, voordat de echtscheiding was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dit heeft geleid tot complicaties in de procedure, aangezien de echtscheiding niet rechtsgeldig was door het overlijden van de man.

De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat de echtscheidingsbeschikking niet is ingeschreven, waardoor de nevenvoorzieningen hun kracht hebben verloren. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw geen belang meer heeft bij het hoger beroep, aangezien de echtscheiding niet tot stand is gekomen. Het hof heeft de vrouw dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. Het incidenteel hoger beroep van de man is buiten behandeling gesteld.

De zaak illustreert de juridische complicaties die kunnen ontstaan bij echtscheidingen in het geval van overlijden van een van de partijen, en de noodzaak om de inschrijving van echtscheidingen in de registers van de burgerlijke stand tijdig te regelen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van rechtsgeldigheid in dergelijke procedures.

Uitspraak

PJ
1 december 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.025.908/01
Zaaknummer eerste aanleg: 185384 FA RK 08-594
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X],
wonende op een geheim adres in Nederland,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I.C.W.M. Gerrits,
t e g e n
[Y.],
bij leven gewoond hebbende te [woonplaats],
overleden op 5 juni 2009,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man
advocaat: voorheen mr. J.J.B. Brits.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 25 november 2008.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 februari 2009, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de vaststelling van de verdeling van de gemeenschap van goederen en, opnieuw rechtdoende bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de verdeling van de gemeenschap van goederen op de door de vrouw in het beroepschrift aangegeven wijze, zal plaatsvinden.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 april 2009, heeft de man verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep terzake de AFAB-schuld, althans haar het gevraagde te ontzeggen en de bestreden beschikking op dit onderdeel – al dan niet met verbetering van gronden - te bekrachtigen.
Tevens heeft de man incidenteel appel ingesteld en daarin verzocht, zakelijk weergegeven,
1. voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij werd beslist met betrekking tot de huurschuld en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de totale schuld (inclusief ontruimingskosten) voor rekening van beide partijen komt, waarbij ieder van hen de helft daarvan zal dragen;
2. voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij werd beslist met betrekking tot de kinderalimentatie, en opnieuw rechtdoende, te bepalen dat hij geen onderhoudsbijdrage voor [zoon] verschuldigd zal zijn, dan wel een bedrag dat in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is.
2.3. Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 20 mei 2009, heeft de vrouw verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de man ingestelde incidentele beroep af te wijzen.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2009. Bij die gelegenheid zijn de vrouw en haar advocaat, mr. Gerrits voornoemd, verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlage van mr. J.J.B. Brits van 18 augustus 2009;
- de fax van mr. J.J.B. Brits van 31 oktober 2009 waarin hij mededeelt dat hij zich als advocaat van de man in deze procedure onttrekt;
- de brieven van mr. Gerrits van 5 oktober en 23 oktober 2009 waaruit blijkt dat de vrouw de nalatenschap van de man verworpen heeft en de vrouw gemachtigd is ook namens [zoon] de nalatenschap van de man te verwerpen.
3. De beoordeling
3.1. De zaak betreft beslissingen op nevenvoorzieningen die zijn getroffen bij de (echtscheidings-)beschikking, waarvan beroep.
3.2. Bij brief van 18 augustus 2009 heeft mr. Brits een door de gemeente [gemeente] verstrekt uittreksel uit de registers van de burgerlijke stand in het geding gebracht, waaruit blijkt dat de man op 5 juni 2009 in die gemeente is overleden.
3.3. De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep medegedeeld dat de echtscheidingsbeschikking niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De nevenvoorzieningen zoals die zijn vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking van 25 november 2008 hebben hun kracht verloren nu de echtscheiding tussen partijen tengevolge van het overlijden van de man voordat de beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand nimmer tot stand is gekomen.
De advocaat van de vrouw heeft medegedeeld dat er waarschijnlijk verschil van mening tussen de erven van de man zal ontstaan met betrekking tot de nalatenschap. Dit betreft echter een andere (namelijk erfrechtelijke) verdeling van de bestanddelen van de erfboedel en kan in de onderhavige zaak niet tot een andere beslissing leiden.
De vrouw kan niet geacht worden nog enig belang bij handhaving van haar hoger beroep te hebben, zodat het hof haar daarin alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren.
Het namens de man ingestelde incidenteel hoger beroep zal het hof buiten behandeling stellen.
4. De beslissing
Het hof:
op het principaal appel:
verklaart de vrouw alsnog niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de op 25 november 2008 door de rechtbank Breda tussen de man en de vrouw gegeven beschikking;
op het incidenteel appel:
stelt het namens de man tegen die beschikking ingestelde hoger beroep buiten behandeling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Schaafsma-Beversluis, Mertens en Bijleveld-van der Slikke.