ECLI:NL:GHSHE:2009:BK5774

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001306-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 591a Sv voor kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 oktober 2009 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker heeft een schadevergoeding van EUR 100.000,- gevraagd voor kosten van rechtsbijstand door mr. [Raadsman 1], die door ziekte niet meer kon optreden. Mr. [raadsman 2] heeft het verzoek ingediend, maar er ontbraken bewijsstukken, zoals een factuur van mr. [Raadsman 1] en een bewijs van betaling. Het hof heeft het verzoek afgewezen omdat verzoeker niet kon aantonen dat hij kosten had gemaakt voor rechtsbijstand. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2009 heeft mr. [raadsman 2] verklaard dat hij geen aanvullende informatie kon geven vanwege gebrekkige administratie van mr. [Raadsman 1]. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor de volledigheid van zijn verzoekschrift en dat hij niet in staat is geweest om de benodigde bewijsstukken te overleggen. Het hof heeft wel een vergoeding van EUR 540,- toegekend voor de kosten van het indienen en behandelen van het verzoekschrift, omdat mr. [raadsman 2] bij de mondelinge behandeling aanwezig was. De beslissing is genomen door de voorzitter van de enkelvoudige strafkamer, mr. J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

OV-nummer : 000775-09
parketnummer : 20-001306-07
uitspraakdatum : 5 oktober 2009
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
BESLISSING OP VERZOEK SCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 591a JUNCTO 591 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING.
Beslissing van de voorzitter van enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof op het op 6 juli 2009 ter griffie van dit hof ingediende verzoek van:
[Verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van advocaat mr. [raadsman 2], [Standplaats raadsman 2].
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding uit 's Rijks kas ter zake van:
A. de kosten van een advocaat als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor een bedrag van EUR 100.000,-;
B. de kosten voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift voor een bedrag van EUR 275,-.
Onderzoek van de zaak
Het verzoek is op 21 september 2009 door de raadkamer in het openbaar behandeld.
Het hof heeft kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verzoeker naar voren is gebracht.
De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek.
Beoordeling
Het verzoek is tijdig ingediend.
Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, blijkt dat de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd parketnummer het laatst voor dit hof werd vervolgd en is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ad A.
In de eerste plaats vraagt verzoeker om vergoeding van een bedrag van EUR 100.000,- ter zake van rechtsbijstand door mr. [Raadsman 1]. Hij stelt in het verzoekschrift dat hij voor dit bedrag een declaratie heeft ontvangen van mr. [Raadsman 1].
Laatstelijk is in de strafzaak in hoger beroep als raadsman van verzoeker opgetreden mr. [raadsman 2], advocaat te ’s-Hertogenbosch. Mr. [raadsman 2] is als raadsman in de plaats getreden van mr. [Raadsman 1], die door ziekte niet meer kon optreden als raadsman. Mr. [raadsman 2] heeft zijn werkzaamheden verricht als toegevoegd raadsman.
Het onderhavige verzoekschrift is namens verzoeker ingediend door mr. [raadsman 2] en ziet op de kosten van mr. [Raadsman 1]. Bij het verzoekschrift waren geen bewijsstukken gevoegd.
Na ontvangst van het onderhavige verzoekschrift ter griffie op 6 juli 2009 heeft de griffier op 15 juli 2009 aan mr. [raadsman 2] verzocht om bewijsstukken over te leggen, met name de factuur van mr. [Raadsman 1] aan verzoeker en een specificatie van de door mr. [Raadsman 1] aan deze zaak bestede uren.
Bij brief van 22 juli 2009 heeft mr. [raadsman 2] een urenregistratie van mr. [Raadsman 1] overgelegd. Deze ziet op de periode van 8 februari 2006 tot en met 31 oktober 2007 en komt uit op een totaal van 149 ¾ uren. Volgens de brief van mr. [raadsman 2] zijn hierin niet alle gewerkte uren opgenomen, maar komen de daadwerkelijk gewerkte uren overeen met de declaratie van EUR 100.0000,-.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift op 21 september 2009 heeft mr. [raadsman 2] desgevraagd meegedeeld dat hij niet in staat is gesteld om meer informatie aan het hof te geven vanwege de gebrekkige administratie ten kantore van mr. [Raadsman 1] en zijn gebrekkige communicatie met mr. [Raadsman 1], die nog steeds ziek is. Zo kon mr. [raadsman 2] ook niet aangeven welk uurtarief mr. [Raadsman 1] in rekening heeft gebracht aan verzoeker. Voorts heeft mr. [raadsman 2] meegedeeld dat verzoeker hem kennelijk niet in het bezit heeft gesteld van bewijsstukken met betrekking tot de factuur van mr. [Raadsman 1] en de betaling daarvan door verzoeker.
Mr. [raadsman 2] heeft gevraagd om aanhouding van de zaak om hem in staat te stellen door het horen van mr. [Raadsman 1] meer duidelijkheid te krijgen over de declaratie.
Na sluiting van de mondelinge behandeling, waarbij de uitspraak door het hof is bepaald op 5 oktober 2009, heeft mr. [raadsman 2] dezelfde dag nog een faxbrief gestuurd aan het hof waarin hij meedeelt dat mr. [Raadsman 1] hem telefonisch heeft laten weten dat de overgelegde urenregistratie slechts op een klein deel van het dossier is gebaseerd en dus onvolledig is en dat, als het gehele dossier zou zijn geïnventariseerd, men uiteindelijk zou uitkomen op een uurtarief van EUR 400,-, welk tarief ook afgesproken was.
Het hof zal de zaak niet heropenen. Het hof ziet niet in waarom verzoeker niet de beweerdelijk aan hem toegezonden factuur van mr. [Raadsman 1] en een bewijs van betaling van die factuur aan het hof heeft kunnen overleggen. Verzoekers advocaat heeft niet aangevoerd dat en waarom verzoeker zelf of mr. [Raadsman 1] deze stukken niet in het geding heeft kunnen brengen. Verzoeker moet in het bezit zijn van de originele factuur, in de boekhouding van mr. [Raadsman 1] moet zich een afschrift daarvan bevinden. Van de betaling moet kunnen blijken uit een bankafschrift of anders uit een kwitantie van contante betaling. Dat dergelijke bewijsstukken wel hebben bestaan maar in het ongerede zijn geraakt is gesteld noch gebleken.
Verzoeker is zelf verantwoordelijk voor de compleetheid van zijn verzoekschrift. Hij heeft tweemaal de gelegenheid gehad zijn verzoekschrift te completeren met relevante gegevens: de eerste maal op uitnodiging van de griffier en de tweede maal, tijdens de mondelinge behandeling, op verzoek van het hof.
Nu, bij gebreke van een factuur van de raadsman en van een bewijs van betaling door verzoeker, niet blijkt dat verzoeker kosten van een raadsman heeft gemaakt, komt het hof tot de conclusie dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Ad B.
In de tweede plaats heeft verzoeker gevraagd om een vergoeding van de kosten van het indienen en behandelen van het onderhavige verzoekschrift ex art. 591a Sv.
Gelet op het feit dat de advocaat bij de mondelinge behandeling van het verzoekschrift is verschenen, zal naar vaste maatstaf een vergoeding worden toegekend van EUR 540,-.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van EUR 540,- (vijfhonderd en veertig euro).
Wijst het meer verzochte af.
Aldus beslist door mr. J.C.A.M. Claassens, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoekstra, als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 oktober 2009.
De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van deze beslissing en gelast de griffier van dit hof aan verzoeker te betalen een bedrag van EUR 540,- (vijfhonderdveertig euro), door overmaking daarvan aan de advocaat van verzoeker, mr. [raadsman 2] op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van de [Derdenrekening raadsman 2], en wel binnen zes weken na deze uitspraak.