zaaknr. HD 200.034.996/01
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
zevende kamer, van 17 november 2009,
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van:
[X.] en [Y.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten bij exploot van dagvaarding van 11 juni 2009,
eisers in het incident,
hierna te noemen: [X. en Y.],
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Wonen Limburg,
advocaat: mr. J.M.G.A. Sengers,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Roemond, sector kanton, locatie Roermond gewezen vonnis van 26 mei 2009 tussen [X. en Y.] als gedaagden en Wonen Limburg als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 229969/CV EXPL 08-5418)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij voormeld exploot hebben [X. en Y.] geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot afwijzing van alle vorderingen van Wonen Limburg met veroordeling van Wonen Limburg in de kosten van beide instanties. [X. en Y.] hebben vervolgens bij memorie een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis ingesteld.
2.2. Bij memorie van antwoord in het incident heeft Wonen Limburg de incidentele vordering bestreden en geconcludeerd om [X. en Y.] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering, althans deze aan hen te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen, met veroordeling van [X. en Y.] in de kosten van het incident.
2.3. Vervolgens hebben partijen in het incident uitspraak gevraagd. Uitsluitend Wonen Limburg heeft daartoe de gedingstukken overgelegd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden waarop de incidentele vordering rust, verwijst het hof naar de memorie waarbij deze vordering is ingesteld.
4. De beoordeling van de incidentele vordering
4.1. [X. en Y.] huren van Wonen Limburg de woning gelegen te [woonplaats] aan [adres]. De huurprijs bedroeg ten tijde van de procedure in eerste aanleg € 399,72 per maand.
4.2. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [X. en Y.] veroordeeld om – kort gezegd – de woning te ontruimen en te verlaten en de huurachterstand ad € 584,43 aan Wonen Limburg te voldoen, te vermeerderen met zoveel maal het bedrag van de maandelijkse huur als er vanaf 1 april 2009 tot aan de dag van de ontruiming telkens een nieuwe maand zal zijn ingegaan. Voorts heeft de kantonrechter [X. en Y.] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.3. [X. en Y.] hebben in tenminste één kort-gedingprocedure gevorderd de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter te schorsen en Wonen Limburg te verbieden tot ontruiming over te gaan. De voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond heeft bij vonnis van 3 juli 2009 de vorderingen van [X. en Y.] afgewezen. Daarnaast zijn [X. en Y.] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter en hebben zij een incidentele vordering ex artikel 351 Rv ingesteld. Rechtens is niet ontoelaatbaar dat beide mogelijkheden om in rechte een schorsing van de tenuitvoerlegging te vorderen worden gevolgd. In zoverre is het hoger beroep van [X. en Y.] ontvankelijk.
4.4. Wonen Limburg stelt dat het vonnis van de kantonrechter reeds is geëxecuteerd en de woning inmiddels is ontruimd. Deze stelling is niet onderbouwd met bewijsstukken en kan derhalve niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van [X. en Y.].
4.5. Het hof stelt voorop dat er in geval van een beoordeling van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv plaats is voor een ruimere toetsing dan bij de beoordeling van een vordering tot schorsing van de executie op basis van artikel 438 Rv bij de voorzieningenrechter (vgl. gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 juni 2007, LJN: BB0039). De positie van de appelrechter is immers een andere dan die van de voorzieningenrechter, die in beginsel gebonden is aan het vonnis van de kantonrechter. Bij de beoordeling van de onderhavige incidentele vordering moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Deze belangenafweging wordt in die zin beperkt dat de kans van slagen van het rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing dient te blijven.
Gezien de ruimere toetsing bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 351 Rv is het stellen van nieuwe feiten en omstandigheden geen voorwaarde voor een inhoudelijke beoordeling van de incidentele vordering van [X. en Y.].
4.6. In de onderhavige zaak heeft Wonen Limburg een zwaarwegend belang bij de in eerste aanleg verkregen uitvoerbaarheidverklaring bij voorraad. Zij hoeft in beginsel geen rechtstoestand te dulden die in strijd is met een na een volledig en afgesloten onderzoek in eerste aanleg genomen beslissing van de kantonrechter. Dit belang gaat naar het oordeel van het hof niet verloren doordat [X. en Y.] de gehele huurachterstand, inclusief rente, inmiddels hebben ingelopen. Het inlopen van de achterstand, waartoe overigens de verplichting bestond, neemt bovendien de door de kantonrechter vastgestelde tekortkoming niet weg.
4.7. Aan de voorts door [X. en Y.] aangevoerde omstandigheden komt naar het oordeel van het hof niet een zodanig gewicht toe dat deze een toewijzing van de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter rechtvaardigen. [X. en Y.] stellen dat de ontruiming een noodtoestand oplevert, omdat [X.] zwanger is, [Y.] depressieve klachten heeft en zij door de ontruiming met hun gezin, waaronder minderjarige kinderen, dakloos worden. Deze stellingen zijn, met uitzondering van de zwangerschap van [X.], niet met bewijsstukken onderbouwd. Met name is niet gebleken dat [X. en Y.] niet in aanmerking kunnen komen voor vervangende woonruimte of opvang. De enkele omstandigheid dat [X.] zwanger is, is onvoldoende om een noodtoestand aan te nemen, laat staan een zodanige noodtoestand dat gezegd moet worden dat Wonen Limburg misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging.
4.8. Op grond van de hiervoor vermelde belangenafweging dient de incidentele vordering van [X. en Y.] te worden afgewezen.
4.9. De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
wijst de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de recht¬bank Roemond, sector kanton, locatie Roermond van 26 mei 2009 af;
verwijst de zaak naar de rol van 1 december 2009 voor memorie van grieven aan de zijde van [X. en Y.];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Meulenbroek en Den Hartog Jager en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 november 2009.