ECLI:NL:GHSHE:2009:BK7562

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.030.673
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Hendriks-Jansen
  • Feddes
  • Riemens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in schadestaatprocedure tussen [X.] en de Stichting Maastricht School of Management

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, heeft [X.] op 1 april 2009 een dagvaarding uitgebracht tegen de Stichting Maastricht School of Management (MSM) in het kader van een schadestaatprocedure. [X.] vorderde een schadevergoeding van € 530.827,60, vermeerderd met wettelijke rente. MSM heeft hierop een exceptie van onbevoegdheid ingediend, waarna partijen hun standpunten hebben ingediend en de zaak ter beoordeling aan het hof hebben voorgelegd.

De achtergrond van de zaak betreft een vordering van [X.] die hij had ingediend tegen MSM, voortvloeiend uit conservatoire en executoriale derdenbeslagen die hij had gelegd onder MSM en haar voorgangers in de jaren 1995 tot en met 1999. MSM had in 2000 conservatoir beslag gelegd op de woning van [X.] in verband met een vermeende reconventionele vordering, die later door de rechtbank Maastricht werd afgewezen.

Het hof heeft zich gebogen over de vraag welke rechtbank bevoegd is om van de schadestaatprocedure kennis te nemen. MSM stelde dat de rechtbank Maastricht bevoegd was, terwijl [X.] betoogde dat het hof als de rechter in eerste instantie moest worden beschouwd. Het hof concludeerde dat de rechtbank Maastricht bevoegd was, omdat deze in eerste instantie over de hoofdzaak had geoordeeld.

Uiteindelijk verklaarde het hof zich onbevoegd en verwees de zaak terug naar de rechtbank Maastricht, waarbij [X.] werd veroordeeld in de kosten van het incident. De uitspraak werd gedaan op 27 oktober 2009 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

zaaknr. HD 200.030.673
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
eerste kamer, van 27 oktober 2009,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
eiser in de schadestaatprocedure bij exploot van dagvaarding van 1 april 2009,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. W.M.J. Saes,
tegen:
DE STICHTING MAASTRICHT SCHOOL OF MANAGEMENT,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in de schadestaatprocedure bij voormeld exploot,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven.
1. Het geding
1.1 Bij exploot van dagvaarding van 1 april 2009 heeft [X.], onder betekening van de schadestaat, gevorderd dat het hof MSM veroordeelt tot betaling aan hem van een bedrag van € 530.827,60, te vermeerderen met wettelijke rente over de respectieve deeltermijnen van het totaalbedrag vanaf 28 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van MSM in de kosten van het geding.
1.2. MSM heeft vervolgens een incidentele memorie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen. [X.] heeft hierop een antwoordmemorie genomen.
1.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
2. De beoordeling
2.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.1 MSM is in 1999 ontstaan uit een fusie van de Stichting MSM en MSM International.
2.1.2. [X.] heeft in verband met een vordering van hem op een derde gedurende de jaren 1995 tot en met 1999 conservatoire en executoriale derdenbeslagen gelegd onder de Stichting MSM en MSM International.
2.1.3. De Stichting MSM en MSM International hebben (derden)verklaringen afgelegd waarvan [X.] de juistheid heeft bestreden. [X.] heeft drie verklaringsprocedures aanhangig gemaakt.
2.1.4. Op 30 november 2000 heeft MSM ter bewaring van een vermeende reconventionele vordering ten laste van [X.] conservatoir beslag laten leggen op de aan [X.] in eigendom toebehorende woning te [plaatsnaam]. Deze vermeende reconventionele vordering is door de rechtbank Maastricht bij vonnis van 7 februari 2002 afgewezen. Dit hof heeft dit vonnis bij arrest van 27 januari 2004 bekrachtigd.
2.1.5. Het op de woning van [X.] gelegde conservatoire beslag is door de voorzieningenrechter van de rechtbank ´s-Hertogenbosch bij vonnis van 23 januari 2003 opgeheven.
2.1.6. De rechtbank Maastricht heeft bij vonnis van 3 december 2003 het door [X.] in de derde verklaringsprocedure gevorderde afgewezen. [X.] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij dit hof. [X.] heeft in de betreffende procedure in hoger beroep zijn eis vermeerderd en gevorderd te bepalen dat MSM onrechtmatig had gehandeld door op 30 november 2000 beslag te leggen op de woning, met veroordeling van MSM tot betaling van de geleden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Het hof heeft bij arrest van 3 mei 2005 (onder zaaknummer C0400223) de vordering van [X.] toegewezen. Het door MSM tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad bij arrest van 24 november 2006 verworpen.
2.1.7. [X.] heeft de schadestaatprocedure aanhangig gemaakt bij dit hof.
2.2. Het hof overweegt als volgt.
2.3.1. Artikel 613 lid 2 Rv bepaalt:
“1. De tenuitvoerlegging van een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, vangt aan met de betekening aan de wederpartij van een staat waarin het beloop van de schade waarvan de vereffening wordt gevorderd, gespecificeerd wordt opgegeven. 2. Het exploot vermeldt de roldatum en, indien dan een terechtzitting wordt gehouden, het uur daarvan. De bepalingen betreffende dagvaarding zijn van overeenkomstige toepassing. Bevoegd is de rechter die in eerste instantie over de hoofdzaak heeft geoordeeld.”
2.3.2. MSM voert aan dat op grond van artikel 613 lid 2, derde zinsnede Rv de rechtbank Maastricht bevoegd is in deze schadestaatprocedure. Onder de rechter die in eerste instantie over de hoofdzaak heeft geoordeeld dient volgens haar in dit geval te worden verstaan de rechtbank Maastricht.
2.3.3. [X.] voert aan dat in dit geval het hof moet worden begrepen als de rechter in eerste instantie, aangezien de vordering met betrekking tot de onrechtmatige daad eerst in hoger beroep bij vermeerdering van eis is ingesteld.
2.3.4. Het aanbrengen van de schadestaat is de tenuitvoerlegging van het vonnis in de hoofdzaak. In het oude recht (voor 1 januari 1992) werd de vraag welke rechter bevoegd is in de schadestaatprocedure beantwoord aan de hand van de artikelen 354 en 420 lid 2 (oud) Rv. Dit betekende dat de rechter wiens uitspraak werd geëxecuteerd, ook de bevoegde rechter in de schadestaatprocedure was. Als het vonnis werd bekrachtigd, was de rechter die in eerste aanleg uitspraak had gedaan bevoegd; als de uitspraak geheel of gedeeltelijk werd vernietigd, was de rechter die de vernietiging had uitgesproken bevoegd (zie artikel 354 oud Rv). Uit de toelichting op de artikelen 613 Rv en 438 Rv (welk laatste artikel niet van toepassing is op de schadestaat, maar waarnaar in de toelichting wel wordt verwezen) volgt dat de wetgever in het nieuwe recht een ander systeem heeft beoogd. De oude regeling werd als minder wenselijk gezien, omdat de rechter in eerste aanleg het best uitgerust is voor het verzamelen van bewijs en het vaststellen van de feiten, waaruit zijn taak in de schadestaat- procedure in hoofdzaak bestaat. Voorts werd als belangrijk nadeel van het oude systeem gezien dat de schuldeiser ter zake van de schadevaststelling een instantie werd ontnomen, indien de veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat eerst in hoger beroep of in cassatie werd uitgesproken (zie MvT Inv, TK 1980-1981, 16 593, nr. 3).
2.3.5. Aangezien de rechtbank Maastricht in eerste instantie over de hoofdzaak heeft geoordeeld, is zij naar het oordeel van het hof bevoegd om van de vordering in de schadestaatprocedure kennis te nemen. Uit de wetgeschiedenis, zoals in het voormelde beknopt weergegeven, volgt naar het oordeel van het hof dat hieraan niet afdoet dat de grondslag van de vordering in hoger beroep is vermeerderd en de schadestaat op basis van die vermeerdering is toegewezen.
2.3.6. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof zich onbevoegd om van de schadestaat kennis te nemen. De zaak wordt verwezen naar de rechtbank Maastricht (civiele sector). [X.] dient MSM opnieuw bij exploot op te roepen en de zaak bij de rechtbank Maastricht aan te brengen.
2.3.7. [X.] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident.
3. De uitspraak
Het hof:
verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen;
verwijst de zaak naar de rechtbank Maastricht;
veroordeelt [X.] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak begroot op € 6.174,- aan verschotten en € 894,00 ter zake salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Hendriks-Jansen, Feddes en Riemens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 oktober 2009.