ECLI:NL:GHSHE:2009:BK7940

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002246-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Huurman-van Asten
  • Y.G.M. Baaijens- van Geloven
  • F.L. Muskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting van minderjarige met syndroom van Down

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in 1943 en werkzaam als taxichauffeur, werd beschuldigd van verkrachting van een minderjarig slachtoffer, [A], die lijdt aan het syndroom van Down. De tenlastelegging betrof handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [A]. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van EUR 1.500,00.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor verkrachting. Het hof oordeelde dat de verdachte [A] niet heeft gedwongen tot de handelingen, omdat zij zich niet bewust was van enige dwang. De verdachte had een spelsituatie gecreëerd waarbij hij [A] blinddoekte en zijn vingers in haar mond stopte, waarna hij zijn penis in haar mond bracht. Het hof oordeelde dat deze handelingen niet als dwang kunnen worden gekwalificeerd, gezien de omstandigheden en de verstandelijke beperking van [A].

De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het hof achtte wel bewezen dat hij handelingen had gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [A]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. Tevens werd de verplichting opgelegd om EUR 1.500,00 te betalen aan de benadeelde partij, [A].

Uitspraak

Parketnummer : 20-002246-09
Uitspraak : 17 december 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 30 juni 2009 in de strafzaak met parketnummer 02/800199-09 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] [in 1943],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda,
waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar voor het subsidiair ten laste gelegde feit werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat hij zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat hij in groepsbehandeling gaat bij het Dok te Breda en dat hij gedurende de proeftijd niet meer als taxichauffeur werkzaam zal zijn.
Bij het vonnis werd verder de vordering van de benadeelde partij (de ouders/verzorgers van) [A] toegewezen tot een bedrag van EUR 1.500,00 en de bijbehorende schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de door de eerste rechter gestelde bijzondere voorwaarden.
De vordering van de advocaat-generaal behelst voorts dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 1.500,00 en de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en dat hij - zo het hof dat wel bewezen acht - voor het subsidiair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die gelijk is aan de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze niet van eenvoudige aard is. Subsidiair heeft hij zich te dien aanzien gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 31juli 2008 in het arrondissement Breda althans in Nederland door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [A, het slachtoffer] (geboren [in 1995]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte meermalen althans eenmaal
- zijn penis in de mond van die [A] geduwd/gebracht en/of
- zich door die [A] laten pijpen
en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (wetende dat die [A] het syndroom van Down had en functioneerde op het niveau van een kleuter en/of wetende dat die [A] afhankelijk van hem, verdachte, was voor het vervoer van school en/of naschoolse opvang naar de gastouder(s))
- er voor zorgde dat die [A] alleen (of bijna alleen) met hem, verdachte, in de taxi(bus) was en/of
- de taxi(bus) die hij, verdachte, bestuurde heeft stilgezet op (een) voor die [A] onbekende (afgelegen) plaats(en) waar niemand de taxi(bus) kon zien en/of
- vervolgens voor en/of bij die [A] achter in de taxi(bus) is gaan staan/zitten/knielen en/of
- (vervolgens) (onder het motto van een spelletje) die [A] heeft geblinddoekt en/of
- (vervolgens) (onder het motto van een (tel)spelletje) (eerst) zijn vinger(s) in de mond van die [A] heeft geduwd/gedrukt en/of
- (vervolgens) (onverhoeds) zijn penis in de mond van die [A] heeft geduwd/gedrukt/gebracht.
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2007 tot en met 31 juli 2008 in het arrondissement Breda althans in Nederland, met [A, het slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [A] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [A] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte meermalen althans eenmaal
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [A] geduwd/gebracht en/of
- (vervolgens) die [A] hem, verdachte, laten pijpen en/of
- die [A] geknuffeld en/of
- die [A] gezoend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De verdachte heeft in de periode van 1 december 2007 tot en met 31 juli 2008 in het arrondissement Breda als taxichauffeur onder meer kinderen met een geestelijke en/of lichamelijk handicap van en naar school of de naschoolse opvang vervoerd.
[A] (geboren [in 1995]) was één van die kinderen. Zij lijdt aan het syndroom van Down en was indertijd 12 dan wel 13 jaar oud. Op dat moment functioneerde zij op het (kleuter)niveau van een vijfjarige. De verdachte verklaarde niet te weten wat het syndroom van Down inhield, maar wist wel dat [A] niet “100%” was. Hij had een goede band met [A] en tijdens het vervoer deed hij op een gegeven moment samen met haar teloefeningen. Dat begon met het opsteken van vingers, maar dat verveelde [A]. Daarom heeft de verdachte haar voorgesteld om op een andere manier te oefenen, namelijk door haar te blinddoeken en dan vingers in haar mond te stoppen. [A] vond dat volgens verdachte leuker. Na dit een keer zo te hebben gedaan, heeft de verdachte bij de derde keer van het telspelletje - na eerst [A] weer te hebben geblinddoekt en zijn vingers in haar mond te hebben gestopt - zijn penis in haar mond gebracht. Enkele minuten daarna heeft hij zijn penis weer uit haar mond gehaald en haar mond afgeveegd. Dit vond plaats op een parkeerplaats in Breda, in de taxibus van de verdachte. Het in de mond brengen van zijn penis deed verdachte al staande in zijn taxibus, terwijl [A] op dat moment zat. Hij weet niet meer of daarbij nog sprake is geweest van zuigen aan zijn penis, zoals door [A] is verklaard.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman is het hof van oordeel dat de hiervoor gerelateerde feiten en omstandigheden niet kunnen worden gekwalificeerd als verkrachting.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
In het onderhavige geval is voor het bewezen verklaren van verkrachting in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht vereist dat de verdachte door een andere feitelijkheid dan geweld of bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 242 volgt dat de bestanddelen “een andere feitelijkheid” en “bedreiging met een andere feitelijkheid” zijn toegevoegd omdat omstandigheden denkbaar waren waarin iemand werd gedwongen door bepaalde bedreigende omstandigheden zonder dat daarbij geweld werd toegepast of daarmee werd gedreigd.
Aldus dient er een bedreigende situatie te zijn geweest waardoor iemand is gedwongen (en zich ook gedwongen heeft gevoeld) vorenomschreven handelingen te ondergaan.
De advocaat-generaal heeft zich - in navolging van de officier van justitie - op het standpunt gesteld dat uit de jurisprudentie volgt dat reeds het “onverhoeds” in de mond brengen van de penis voldoende is voor het aannemen van dwang door “een andere feitelijkheid”.
Het hof deelt dat standpunt niet. De jurisprudentie dient te worden bezien in de concrete omstandigheden van het geval, waaruit in elk geval moet blijken dat de persoon die de handelingen heeft ondergaan zich gedwongen heeft gevoeld.
In het onderhavige geval heeft de verdachte een spelsituatie gecreëerd, waarbij hij met [A] teloefeningen deed waarbij hij haar blinddoekte en hij zijn vingers in haar mond stopte. Gelet op die reeks gedragingen is het daarna in de mond brengen van zijn penis weliswaar onverhoeds gebeurd, doch daarmee is nog niet gezegd dat hij daarmee [A] ook heeft gedwongen. Uit het vorenstaande, in aanmerking genomen de verstandelijke beperking van [A], leidt het hof af dat veeleer sprake is geweest van een situatie, waarin de verdachte [A] op ernstige wijze heeft misleid door in plaats van een of meer vinger(s) zijn penis in haar mond te brengen. Immers, door die handelwijze is [A] zich op dat moment niet van enige dwang bewust geweest.
Het hof is daarom van oordeel dat het onverhoeds in de mond brengen van de penis in dit geval niet kan worden aangemerkt als een feitelijkheid waardoor [A] werd gedwongen de handelingen te ondergaan.
Bijgevolg zal de verdachte worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof ten laste van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op een tijdstip in de periode van 1 december 2007 tot en met 31 juli 2008 in het arrondissement Breda met [A, het slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [A] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [A] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de mond van die [A] gebracht en vervolgens die [A] hem, verdachte, laten pijpen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 243 van het Wetboek van strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof komt tot een veroordeling ter zake van het seksueel binnendringen van het lichaam bij iemand die aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestesvermogens lijdt, dat zij niet in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake daarvan veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden dat hij zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat hij in groepsbehandeling gaat bij het Dok te Breda en dat hij niet meer als taxichauffeur werkzaam zal zijn.
De advocaat-generaal heeft - ondanks dat zij daarbij uitging van de bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde verkrachting - gerekwireerd tot oplegging van diezelfde straf, met dien verstande dat zij daarbij het hof in overweging gaf de duur van de proeftijd te stellen op 3 jaren.
De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met daarnaast een aanmerkelijk deel voorwaardelijk waaraan als bijzondere voorwaarde het door de eerste rechter geformuleerde reclasseringscontact wordt verbonden. Hij heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bijzondere voorwaarde dat verdachte niet meer als taxichauffeur werkzaam zal zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten bezware van de verdachte heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met:
- de omstandigheid dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit niet alleen het door het (vanwege haar verstandelijke handicap) kwetsbare slachtoffer en haar ouders in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschonden, maar ook haar lichamelijke en geestelijke integriteit;
- de omstandigheid dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan langdurig nadelige gevolgen kunnen ondervinden;
- het leed dat daarmee ook aan de naasten van het slachtoffer is aangedaan;
- de omstandigheid dat dergelijke feiten leiden tot verontwaardiging en onrust in de maatschappij.
Ten voordele van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met:
- de omstandigheid dat de verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 3 november 2009 niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld;
- de omstandigheid dat het bewezen verklaarde misbruik eenmalig is geweest;
- de omstandigheid dat de verdachte in hoger beroep nogmaals uitdrukkelijk zijn spijt heeft betuigd jegens het slachtoffer en haar ouders, hetgeen op het hof oprecht is overgekomen.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een aanzienlijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf met zich brengt.
Echter, hoewel het hof de verdachte het bewezen verklaarde zwaar aanrekent, is het hof van oordeel dat gelet op het vorenstaande kan worden volstaan met de hierna te vermelden (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die lager is dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof acht het van groot belang te voorkomen dat de verdachte nieuwe strafbare feiten begaat en zal mede daaraan zijn strafoplegging dienstbaar maken door een aanmerkelijk gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden als de eerste rechter opleggen. Daarenboven ziet het hof, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, aanleiding om een proeftijd op te leggen voor de duur van drie jaren.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [A], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van EUR 1.500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [A] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 3.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij het beroepen vonnis toegewezen tot een bedrag van EUR 1.500,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 1.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Nu de vordering voor het overige naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding en in aanmerking nemende dat in strafzaken als de onderhavige de omvang van de schade pas later duidelijk zal worden, kan de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt dat zij niet in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond van het feit dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook indien dat inhoudt dat de verdachte in groepsbehandeling gaat bij het Dok te Breda;
- dat de verdachte tijdens de proeftijd niet meer als taxichauffeur werkzaam zal zijn.
Geeft Reclassering Nederland de opdracht om de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan de verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [A], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [A] voor een bedrag van EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, toe.
Veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen.
Verklaart voornoemde benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding door voornoemde benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. F.L. Muskens,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 17 december 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.