4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. In mei 2004 is een overeenkomst van opdracht gesloten tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de bouw door [geïntimeerde] op uurloonbasis van een dakkapel op de woning van [appellant] te [plaats 1].
4.1.2. Door [bedrijf 1] te [plaats 3] (hierna: [bedrijf 1]) is een bouwtekening gemaakt en op 27 juli 2004 heeft de gemeente [gemeente] op basis daarvan een bouwvergunning verstrekt. Op enig moment in september 2004 is [geïntimeerde] met de bouw aangevangen.
4.1.3. Op 30 september 2004 schreef [appellant] per aangetekende brief aan [geïntimeerde]:
"Onderwerp: Dakkapel
Geachte heer hierbij deel ik u mede dat ik de dak constructie niet accepteer"
Vervolgens heeft op 4 oktober 2004 een bespreking plaatsgevonden waarbij aanwezig waren [appellant] en [geïntimeerde], vennoot van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft tijdens deze bespreking in ieder geval toegezegd op haar kosten werkzaamheden te verrichten aan enkele dakkapelgordingen. Voor het overige verschillen partijen van mening over het besprokene.
4.1.4. Op 5 oktober 2004 heeft [appellant] twee werknemers van [geïntimeerde] niet op het werk toegelaten.
4.1.5. Eveneens op 5 oktober 2004 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] een factuur gedateerd 5 oktober 2004 overhandigd voor het bedrag van € 2.458,84 incl. btw hetgeen overeenkomt met 61,25 uur. Het opschrift van deze factuur luidt: "1e termijnrekening voor het maken van een dakkapel op urenbasis".
[geïntimeerde] heeft op deze factuur de voorgedrukte zinsnede "Gelieve het factuurbedrag binnen 14 dagen op een van onze onderstaande rekeningen te voldoen" doorgehaald en in plaats daarvan met de hand bijgeschreven: "AUB Contant voor aanvang verdere werkzaamheden. Bij voorbaat dank".
Onder aan de factuur staat voorgedrukt dat de Algemene Offerte-, leverings- en betalingsvoorwaarden van de leden van de sectie interieurbouw van de Centrale Bond van Meubelfabrikanten (hierna: de Algemene Voorwaarden CBM) op alle overeenkomsten van [geïntimeerde] van toepassing is, en dat een exemplaar van deze voorwaarden is bijgesloten.
4.1.6. [appellant] heeft deze rekening niet betaald.
4.1.7. [geïntimeerde] heeft na 5 oktober 2004 niet meer aan de dakkapel gewerkt.
4.1.8. In opdracht van [appellant] heeft [bedrijf 1] het werk aan de dakkapel onderzocht en bij brief van 7 december 2007 gemeld dat de gehele dakkapel opnieuw geplaatst moest worden.
4.1.9. Op 16 december 2004 schreef DAS Rechtsbijstand namens [appellant] aan [geïntimeerde]:
"Cliënt heeft de tekortkomingen aan het werk op 4 oktober 2004 met u besproken en de noodzakelijke herstelwerkzaamheden met u doorgesproken. U zou op 5 oktober 2004 starten met de herstelwerkzaamheden, doch in plaats daarvan ontving cliënt op die dag van u de 1e termijnrekening voor het maken van de dakkapel van € 2.458,84.
Cliënt heeft toen de betaling van deze nota opgeschort in afwachting van de door u uit te voeren herstelwerkzaamheden. Op 5 oktober 2004 bleek u echter niet langer bereid om het noodzakelijk herstel uit te voeren en het werk verder af te maken. U verkeert sedertdien in verzuim en dat maakt u schadeplichtig. Daarnaast geeft uw verzuim aan client het recht om de overeenkomst met u te ontbinden (..)" Vervolgens wordt namens [appellant] de overeenkomst voor zover deze op 4 oktober 2004 was uitgevoerd buitengerechtelijk ontbonden, en doet (DAS namens) [appellant] voor het niet ontbonden gedeelte een beroep op vervangende schadevergoeding. Voorts wordt € 4.500,-- gevorderd ter zake schadevergoeding vanwege het moeten afbreken en opnieuw opbouwen van de dakkapel.
4.1.10. Na enige correspondentie over en weer tussen de rechtshulpverleners van beide partijen en vergeefse pogingen tot incasso van haar vordering heeft [geïntimeerde] [appellant] in rechte betrokken en betaling gevorderd van haar openstaande nota, te vermeerderen met 1% rente per maand conform haar Algemene Voorwaarden en incassokosten tot een maximum van € 5.000,--.
In reconventie heeft [appellant] primair gevorderd ontbinding van de overeenkomst met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van gevolgschade ad € 5.037,97 en subsidiair gevorderd veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 5.037,97 wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, alles met rente en kosten.
4.1.11. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 7 februari 2007 het tussen partijen gerezen geschil aldus samengevat dat [geïntimeerde] stelt dat de klachten van [appellant] niet terecht waren, dat de dakkapel nog niet gereed was maar zij eerst betaling van haar deelfactuur wilde ontvangen alvorens zij verder zou gaan bouwen, terwijl [appellant] stelt dat de dakkapel al gereed was en [geïntimeerde] tijdens de bespreking van 4 oktober 2004 heeft erkend dat zij fouten had gemaakt welke zij - zonder dat betaling van enige factuur aan de orde was - zou herstellen. De "spil" waarom het draait, aldus de kantonrechter, is de toestand van de dakkapel op 4 oktober 2004 en de toen tussen partijen gemaakte afspraken.
Omdat het primair aan [appellant] is om bewijs te leveren van de door hem gestelde wanprestatie van [geïntimeerde] heeft de kantonrechter aan [appellant] te bewijzen opgedragen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de kapel op 4 oktober 2004 aan [geïntimeerde] toerekenbare gebreken vertoonde in dusdanige mate, dat [geïntimeerde] geen aanspraak op betaling kon maken voordat zij een en ander behoorlijk had hersteld.
4.1.12. Na getuigenverhoren en schriftelijke bewijslevering door [appellant] heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 19 maart 2008 de vordering in conventie toegewezen, met uitzondering van de op de Algemene Voorwaarden gebaseerde posten omdat de kantonrechter van oordeel was dat deze Algemene Voorwaarden niet toepasselijk waren. De vordering in reconventie werd afgewezen.