ECLI:NL:GHSHE:2009:BL1017

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.038.628 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. den Hartog Jager
  • M. Schaafsma-Beversluis
  • J. Kleijngeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van onroerende zaak in erfrechtelijke geschil

In deze zaak gaat het om een geschil tussen erfgenamen van de overleden [X.], die op 24 januari 1999 is overleden. De erfgenamen, vertegenwoordigd door [A. c.s.] en [D. c.s.], zijn in conflict geraakt over de verdeling van de nalatenschap, specifiek met betrekking tot de woning gelegen aan [adres 2.] te [woonplaats]. Deze woning was bij testament gelegateerd aan [F.], met de voorwaarde dat de waarde van de woning in het economisch verkeer zou worden vastgesteld door een deskundige. De erfgenamen zijn het niet eens over de waarde van de woning, waarbij [A. c.s.] een hogere taxatie aanvoeren dan de verkoopprijs die [F.] heeft ontvangen van de kinderen van [D.] voor een bedrag van € 310.000,-. Dit bedrag is gerelateerd aan een taxatie door makelaar [Z.].

De zaak is verder gecompliceerd door een kort geding dat [F.] heeft aangespannen tegen [A. c.s.], waarin de voorzieningenrechter heeft bepaald dat [A. c.s.] moeten meewerken aan de afgifte van het legaat, mits [F.] de inbreng van € 310.000,- voldoet. [A. c.s.] zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft in deze beschikking geoordeeld dat het verzoek van [A. c.s.] prematuur is, omdat het nog niet vaststaat of [F.] gebruik zal maken van haar recht op afgifte van de woning. Het hof heeft besloten om verdere beslissingen aan te houden tot na het hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter, dat op 13 januari 2010 zal plaatsvinden.

De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak van een onafhankelijke taxatie en de rol van de rechter in het vaststellen van de waarde van de woning, wat essentieel is voor de verdere afhandeling van het erfrechtelijke geschil.

Uitspraak

dHJ
28 oktober 2009
Sector civiel recht
Zevende kamer
Zaaknummer: HV 200.038.628
Zaaknummer eerste aanleg: 138513/ KG RK 09-219
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak van:
[A.],
wonende te [woonplaats],
en
[B.],
wonende te [woonplaats],
en
[C.],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [A. c.s.],
advocaat: mr. M.C.A. Stoop,
t e g e n
[D.],
wonende te [woonplaats],
en
[E.],
wonende te [woonplaats],
en
[F.],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: [D. c.s.],
advocaat: mr. F.L.M. Heuts.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank Maastricht heeft bij beschikking van 17 juni 2009 het verzoek van [A. c.s.] hen te machtigen tot verkoop van een onroerende zaak afgewezen.
1.2. Het beroepschrift, dat ter griffie van het hof is binnengekomen op 20 juli 2009, strekt tot het alsnog toewijzen van het verzoek. Bij brief van 27 juli 2009 zijn de stukken van de eerste aanleg toegezonden. Nadien heeft het hof nog ontvangen het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg.
1.3. [D. c.s.] hebben een verweerschrift met bijlagen ingediend dat bij het hof is binnengekomen op 4 september 2009.
1.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2009. Daarbij waren aanwezig [A.], vergezeld van de partner van [C.] en haar advocaat, alsmede [D.] en [F.], vergezeld van hun advocaat. Mr. Stoop heeft een pleitnota overgelegd. Uitspraak is bepaald op heden.
2. De gronden van het verzoek
Voor de grieven en de toelichting daarop verwijst het hof naar het beroepschrift.
3. De beoordeling
3.1. Het hof gaat uit van de feiten en de omschrijving van het geschil zoals verwoord in rov. 2 van de beschikking waarvan beroep.
3.2. In hoger beroep is, kort gezegd, het volgende van belang.
3.2.1. Partijen zijn de erfgenamen van [X.] overleden te Sittard op 24 januari 1999. Tussen partijen zijn geschillen gerezen met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap.
Inzet in het onderhavige geding is de woning [adres 2.] te [woonplaats] (in de beschikking waarvan beroep staat [adres 1.] en [adres 2.]). Deze woning is bij testament gelegateerd aan [F.]
zulks tegen inbreng van de waarde van die zaken in het economisch verkeer, vast te stellen door een door de erfgenamen in onderling overleg aan te wijzen deskundige, of bij gebreke van overeenstemming daaromtrent door een door de Kantonrechter te Hoorn te benoemen deskundige.
3.2.2. Partijen hebben een geschil gehad over de waarde van de woning, dit in verband met het zakelijk recht van gebruik en bewoning dat aan [A.] was gelegateerd maar inmiddels is geëindigd, en in verband met de onderhoudstoestand. Deze geschillen zijn beslecht bij arrest van het hof Amsterdam van 17 februari 2009 aldus dat is bepaald:
dat de overdracht dient te geschieden tegen gelijktijdige inbreng van de nader vast te stellen vrije waarde van dit pand ten tijde van de over dracht door overboeking op de derdenrekening van boedelnotaris [Y.].
3.2.3. De uitleg van het arrest heeft geleid tot nieuwe geschillen.
[A. c.s.] stellen zich op het standpunt dat het gaat om de waarde in het economisch verkeer waarmee zij kennelijk bedoelen de meestbiedende, hetzij bij onderhandse verkoop, hetzij bij openbare verkoop.
[D. c.s.] menen dat gelet moet worden op rov. 3.24 van het arrest van het hof Amsterdam, waar werd overwogen:
De waarde kan, bij gebreke van overeenstemming worden gesteld op hetgeen verkoop door [F.] aan een derde oplevert, nu deze naar verwachting op korte termijn zal plaatsvinden.
[F.] heeft de woning vervolgens op 11 augustus 2009 verkocht aan drie kinderen van [D.] voor een prijs van € 310.000,-. Deze prijs is gerelateerd aan de taxatie van de woning door makelaar [Z.].
[A.] c.s betwisten het standpunt van [D. c.s.] en nemen geen genoegen met de verkoopprijs. Zij beroepen zich op een taxatie door een makelaar verbonden aan [G.] Vastgoed, die uitkomt op € 460.000,- (het betreffende rapport is niet in het geding gebracht).
Daarbij komt dat partijen het er ook niet over eens zijn wat de gevolgen van de huidige marktsituatie zijn voor de koopprijs. Bij verkoop op korte termijn zal de prijs lager liggen dan bij verkoop op lange termijn, terwijl een lagere prijs valt te verwachten bij openbare verkoop dan bij onderhandse verkoop.
3.2.4. Inmiddels heeft [F.] een kort geding gevoerd tegen [A.]s c.s. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 27 augustus 2009, uitvoerbaar bij voorraad, [A. c.s.] veroordeeld om mee te werken aan het verlijden van de akte houdende afgifte van het legaat met betrekking tot het pand onder de voorwaarde dat door [F.] de door haar verschuldigde inbreng ad € 310.000,- voldaan is door overmaking naar de boedelnotaris.
[F.] heeft nog geen uitvoering gegeven aan dit vonnis.
[A. c.s.] zijn van dit vonnis in hoger beroep gekomen. In dit appel kan eind december 2009 of begin januari 2010 arrest worden verwacht.
3.3. Het hof is eerst van oordeel dat het verzoek van [A. c.s.] een prematuur karakter heeft. Van verkoop aan een derde, onderhands of openbaar, kan eerst sprake zijn als vaststaat dat [F.] geen gebruik maakt (of kan maken) van haar recht op afgifte van de woning uit hoofde van het legaat. Thans staat nog niet met voldoende zekerheid vast dat zij van dat recht gebruik zal maken. Slechts zoveel staat vast dat zij van dat recht gebruik zal gaan maken als de waarde van de woning wordt gesteld op € 310.000,-. De waarde van de woning staat evenwel nog niet vast nu die waarde niet is vastgesteld overeenkomstig de bepaling uit het testament, noch door een rechter(lijk college). Weliswaar heeft de voorzieningenrechter zich aangesloten bij de taxatie van € 310.000,-, maar het gaat hier om een voorlopig oordeel, dat bovendien onderwerp van hoger beroep is. Gelet op de gemotiveerde betwisting van deze taxatie door [A. c.s.] kan thans nog niet geoordeeld worden dat die taxatie de uitkomst van de rechtsstrijd zal zijn. Een taxatie door een (onafhankelijke) taxateur aangewezen door een rechter(lijk college), waaraan beide partijen gehouden kunnen worden, ontbreekt.
3.4. Ten aanzien van de geschillen genoemd in rov. 3.2.3 overweegt het hof als volgt. Het arrest van het hof Amsterdam zal, mede gelet op de betreffende tekst in het testament, zo moeten worden uitgelegd dat onder de waarde bij verkoop aan een derde dient te worden verstaan de waarde in het economisch verkeer bij verkoop aan een koper uit de vrije markt. De verkoop aan de neven van [F.] zal niet bedoeld zijn door het hof Amsterdam. Aangezien er kennelijk nog geen gegadigde uit de vrije markt is, zal teruggegrepen moeten worden op een taxatie, waarin het testament ook voorziet. Ook ten aanzien van de genoemde prijsdrukkende effecten zal deskundige voorlichting noodzakelijk zijn.
3.5. Bij deze stand van zaken vindt het hof aanleiding om thans nog niet te beslissen op het verzoek van [A. c.s.]
Het hof neemt in aanmerking dat als [F.] alsnog uitvoering geeft aan het vonnis van de voorzieningenrechter het onderhavige verzoek bij gebreke aan belang afgewezen dient te worden (met compensatie van proceskosten). Hetzelfde geldt als het hof, oordelende in hoger beroep op het vonnis van de voorzieningenrechter, dit vonnis in stand laat. Het hof gaat er vanuit dat [F.] uitvoering zal geven aan zodanig arrest. Weliswaar houden [A. c.s.] dan nog belang bij vaststelling van de eventuele meerwaarde van de woning, gelet op het voorlopige karakter van het vonnis van de voorzieningenrechter, maar voor die vaststelling is in de onderhavige zaak geen plaats.
Geeft [F.] geen uitvoering aan het vonnis van de voorzieningenrechter dan kan in onderling overleg een taxateur worden benoemd, dan wel kan de meest gerede partij, of kunnen partijen gezamenlijk zich wenden tot de kantonrechter te Hoorn.
Voorts is niet ondenkbaar dat het hof, oordelende in hoger beroep op het vonnis van de voorzieningenrechter, een taxateur zal benoemen en daarbij instrueert ten aanzien van de gerezen geschillen. Deze kamer van het hof acht het gewenst het oordeel in dit hoger beroep af te wachten.
Ten slotte kan het hof zich erop beraden in het onderhavige geding een taxateur te benoemen.
3.6. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden - pro forma tot 13 januari 2010 – dus tot ná het tussen- of eindarrest op het hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter, tenzij eerder uitvoering wordt gegeven aan dat vonnis. Partijen dienen het hof van die uitvoering in kennis te stellen, evenals van andere ontwikkelingen die van belang voor het onderhavige geschil kunnen zijn. Partijen kunnen zich op 13 januari 2010 tevens uitlaten over de gevolgen die het arrest in kort geding heeft voor het onderhavige geding.
4. De beslissing
Het hof:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Schaafsma-Beversluis en Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2009.