ECLI:NL:GHSHE:2009:BM2129

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/00598
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belastingaanslag en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda, die op 13 november 2007 het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde, maar de zaak terugwees naar de Inspecteur om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar. Belanghebbende, die de Nederlandse nationaliteit heeft en in Marokko woont, had eerder vragen van de inspecteur over zijn aangifte niet beantwoord. Na een correctie van de aangifte en een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar door de inspecteur, heeft de Rechtbank het bezwaar ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze terugverwijzing, waarbij hij aanvoerde dat de Rechtbank ten onrechte had besloten om de zaak niet inhoudelijk te behandelen.

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof oordeelde dat de hoofdregel is dat de zaak teruggeworpen moet worden naar de Inspecteur, tenzij er goede redenen zijn om van deze regel af te wijken. Het Hof concludeerde dat er geen goede grond was om af te wijken van de hoofdregel, aangezien de Inspecteur had aangegeven ruimte te zien voor een gedeeltelijke tegemoetkoming in de geclaimde aftrekposten. Het Hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het belanghebbende de mogelijkheid bood om zijn bezwaar opnieuw in te dienen bij de Inspecteur.

De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele regels rondom het indienen van bezwaren en de rol van de belastingrechter in het terugverwijzen van zaken naar de inspecteur. Het Hof gaf aan dat de inspecteur de gelegenheid moet krijgen om opnieuw op het bezwaar te beslissen, vooral omdat er nog ruimte was voor een inhoudelijke beoordeling van de geclaimde aftrekposten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Tweede meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 07/00598
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer X,
wonende te Y, Marokko,
hierna: belanghebbende
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 november 2007, nummer 07/2552, in het geding tussen
belanghebbende
en
de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst Z van de rijksbelastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij de uitspraak van de Inspecteur is belanghebbende niet-ontvankelijk in het bezwaar verklaard.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 38.
Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de zaak verwezen naar de Inspecteur op opnieuw te beslissen op het bezwaar en gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 aan hem vergoedt.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 106.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 april 2009 te 's-Hertogenbosch tezamen met de zaak bij het Hof bekend onder nummer 07/00597 van belanghebbende. Aldaar is toen belanghebbende, met schriftelijk bericht van verhindering van 23 maart 2009, niet verschenen. De Inspecteur heeft de griffier van het Hof op 15 april 2009 telefonisch medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.6. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof partijen verzocht schriftelijke inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden. Deze met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.
1.7. Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
"2.1. Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en is het gehele onderhavige jaar gehuwd. Belanghebbende is woonachtig in Marokko.
2.2. Aan belanghebbende is met dagtekening 7 mei 2003 een voorlopige aanslag opgelegd conform de door hem ingediende aangifte naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 5.042. Door de inspecteur zijn door middel van een brief met dagtekening 15 oktober 2004 aan belanghebbende vragen gesteld naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Op deze en op twee nadien verstuurde brieven van de inspecteur naar aanleiding van de aangifte wordt door belanghebbende niet gereageerd. Met dagtekening 8 juli 2005 wordt aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.642. De door belanghebbende opgegeven ziektekosten en andere buitengewone uitgaven worden door de inspecteur niet geaccepteerd.
2.3. Op 16 juli 2005 wordt door belanghebbende een fax verzonden waarin hij bezwaar maakt tegen bovengenoemde aanslag. De inspecteur maakt daarop aan belanghebbende bekend dat het bezwaar niet per fax mag worden ingediend. Belanghebbende verstuurt op 12 september 2005 het bezwaar per post. Hoe dit bezwaar is afgehandeld is niet bekend. Met dagtekening 9 september 2006 is door belanghebbende wederom bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Dit tweede bezwaarschrift is niet doorgezonden aan de rechtbank. Met dagtekening 11 oktober 2006 is het bezwaar van belanghebbende door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding."
Het Hof neemt bovenstaande feiten als vaststaand over.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Belanghebbende stelt in het hoger beroepschrift, dat zijn beroep is gericht "tegen het feit dat de Rechtbank terecht ontvankelijk heeft verklaard, maar desalniettemin de zaak terug verwijst naar de belastinginspecteur om opnieuw te beslissen op het bezwaar."
3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Nu partijen niet ter zitting zijn verschenen, zijn daaraan geen nieuwe argumenten toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank ter zake van de terugwijzing naar de Inspecteur. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Gronden
4.1. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en daarbij onder meer het volgende overwogen:
"2.5. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat het gebruikelijk is dat belanghebbende de gelegenheid krijgt zijn per fax ingediende bezwaar per post aan te vullen. Belanghebbende heeft zijn per fax ingediende bezwaar aangevuld bij brief verzonden op 12 september 2005. Nu aan belanghebbende geen termijn kenbaar is gemaakt waarbinnen hij zijn per fax verzonden bezwaar kon aanvullen, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende zijn bezwaar tijdig per post heeft aangevuld. Het bezwaar is derhalve ontvankelijk. De rechtbank wijst daarom de zaak terug naar de inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Belanghebbende wordt daarmee in de gelegenheid gesteld om alsnog de hoogte van de in zijn aangifte opgegeven ziektekosten en buitengewone uitgaven aan te tonen, bijvoorbeeld door aan de inspecteur rekeningen of betalingsbewijzen te verstrekken."
4.2. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Het Hof overweegt als volgt.
4.3. Kern van het geschil in hoger beroep is, naar het Hof verstaat, of de Rechtbank de zaak terecht met inachtneming van artikel 8:72, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft teruggewezen naar de Inspecteur.
4.4. Indien de inspecteur de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar heeft uitgesproken en de belastingrechter die uitspraak vernietigt, dient de rechter in de regel met toepassing van artikel 8:72, lid 4, van de Awb de inspecteur op te dragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Van die regel kan worden afgeweken indien daartoe goede grond bestaat, bijvoorbeeld indien partijen aandringen op een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechter, of indien duidelijk is dat de belanghebbende niet wordt benadeeld doordat de rechter zelf in de zaak voorziet. Zie Hoge Raad 9 juni 2006, nr. 41 130, BNB 2006/290, en Hoge Raad 26 juni 2009, nr. 42 615, LJN: BD1510.
4.5. Belanghebbende heeft in hoger beroep te kennen gegeven, dat hij met name de beslissing van de Rechtbank aanvecht om de zaak terug te wijzen naar de Inspecteur om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
De Inspecteur stelt in het verweerschrift in hoger beroep, dat de Rechtbank naar zijn mening op goede gronden tot zijn beslissing is gekomen, allereerst omdat wordt geconcludeerd tot ontvankelijkheid van het bezwaarschrift, met als gevolg dat het bezwaarschrift niet inhoudelijk is behandeld.
De Inspecteur stelt verder, dat hij naast de correctie vanwege de dubbeltelling van de uitkering toch nog wel enige ruimte ziet voor een aftrek van een deel van de geclaimde ziektekosten.
De Inspecteur heeft na de zitting bij de Rechtbank een hernieuwde behandeling van het bezwaar ter hand genomen, maar deze behandeling na de uitnodiging tot het voeren van verweer in hoger beroep stil gelegd.
4.6. Het Hof heeft de Inspecteur en belanghebbende na de zitting bij schrijven van 29 april 2009 respectievelijk 10 september 2009 in de gelegenheid gesteld een nadere, cijfermatig onderbouwde, reactie in te dienen.
De Inspecteur heeft voor het onderhavige jaar bij schrijven van 2 september 2009 geconcludeerd tot een verschuldigde IB/PVV van € 3.503, exclusief heffingsrente.
Belanghebbende heeft gereageerd met faxberichten van 21 september 2009 en 1 oktober 2009.
4.7. Het Hof is van oordeel, dat er, mede gelet op de hierboven onder 4.6 genoemde na de zitting ingediende stukken, geen goede grond bestaat om af te wijken van de onder 4.4 geformuleerde hoofdregel (terugwijzing naar de Inspecteur om opnieuw op het bezwaar te beslissen).
Belanghebbende geeft weliswaar de voorkeur aan een inhoudelijke beoordeling van zijn zaak door de belastingrechter, maar de Inspecteur is een andere opvatting toegedaan. Een goede grond om af te zien van terug wijzen bestaat, blijkens de onder 4.4. geformuleerde hoofdregel pas wanneer ook de inspecteur aandringt op een inhoudelijke behandeling door de belastingrechter. Beide partijen moeten daarom vragen. Reeds hierom dient te worden teruggewezen.
Daar komt nog bij dat niet duidelijk is dat belanghebbende niet wordt benadeeld wanneer de rechter zelf in de zaak voorziet. De Inspecteur heeft uitdrukkelijk aangegeven ruimte te zien voor gedeeltelijke honorering van de geclaimde aftrekposten. Ook om die reden acht het Hof een heroverweging door het bestuursorgaan de aangewezen weg.
4.8. Het voorgaande brengt het Hof tot de conclusie dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Het hoger beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het griffierecht
4.9. Het Hof is van oordeel, dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.10. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
5. Beslissing
Het Hof
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 18 december 2009 door P.J.M. Bongaarts, voorzitter, V.M. van Daalen-Mannaerts en W.A. Sijberden, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.