ECLI:NL:GHSHE:2010:BL3535

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.004.323
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Begheyn
  • A. Hendriks-Jansen
  • J. Feddes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplevering woning; opleveringsverslag en prijsgeven zichtbare gebreken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht met betrekking tot de oplevering van een woning. De zaak betreft de vraag of [X.] zichtbare gebreken heeft prijsgegeven door het ondertekenen van het opleveringsverslag op 7 februari 2001. [X.] stelt dat hij onder druk heeft getekend, omdat de projectleider van Bobema, [B.], dreigde de woning op slot te doen als hij niet zou tekenen. Het hof heeft getuigen gehoord, waaronder [Z.], die verklaarde dat er veel discussie was over de gebreken en dat [X.] en hij uitdrukkelijk hadden gezegd dat zij de gebreken die niet in het verslag stonden, ter discussie zouden blijven stellen. Het hof oordeelt dat de gebreken die niet in het opleveringsverslag zijn opgenomen, niet als prijsgegeven kunnen worden beschouwd. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank voor zover het de schadevergoeding betreft en stelt deze vast op € 12.215,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 april 2002. Het hof verwijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling van de overige gebreken en de bewijslevering door Geerlingshof. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

typ. JB
zaaknr. HD 103.004.323
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
eerste kamer, van 2 februari 2010,
gewezen in de zaak van:
[X.],
[Y.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEERLINGSHOF B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 9 december 2008 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht op 9 augustus 2006 onder nummer 74372/HA ZA 02-399 in conventie gewezen vonnis.
Het hof zal hierna de nummering van het tussenarrest voortzetten.
6. Het tussenarrest van 9 december 2008
Bij genoemd arrest heeft het hof aan [X.] bewijs opgedragen, en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
7.1 Ter uitvoering van het arrest van 9 december 2009 hebben op 12 maart 2009 en 25 juni 2009 de getuigenverhoren in enquête en contra-enquête plaatsgehad. De daarvan opgemaakte processen-verbaal bevinden zich in kopie bij de stukken.
7.2 Partijen hebben daarna nog een memorie c.q. antwoordmemorie na enquête genomen.
7.3 Tenslotte heeft [X.] gefourneerd voor uitspraak.
8. De verdere beoordeling
in principaal en incidenteel appel
8.1 Bij voormeld tussenarrest is [X.] toegelaten om conform zijn aanbod bewijs bij te brengen van de feitelijke gang van zaken bij de oplevering van de woning op 7 februari 2001.
In enquête zijn [X.], [Z.], [A.] en [B.] gehoord, en in contra-enquête [C.].
8.1.1 [X.] heeft verklaard dat de door de heer [Z.] (Adviesbureau [Z.] [vestigingsplaats]) opgemaakte lijst van gebreken d.d. 31 januari 2001 reeds vóór de oplevering aan Bobema was toegezonden, en dat die lijst op de dag van de oplevering, 7 februari 2001, opnieuw aan[B.] van Bobema is gegeven. [Z.] was bij de oplevering aanwezig. Afgesproken werd dat het huis zou worden nagelopen aan de hand van de door [Z.] opgemaakte lijst.[B.] zei dat hij de punten waar hij het mee eens was ook wilde noteren op zijn opleveringslijst. [X.] heeft verklaard dat er bij de oplevering per punt discussie ontstond en dat[B.] het merendeel van de door [Z.] gevraagde punten weigerde op te nemen zonder daarvoor een goede verklaring te geven.
Aan het einde van de oplevering bleek dat[B.] bepaalde punten heel anders had genoteerd dan [X.] en [Z.] hadden gezegd. [X.] heeft verklaard dat[B.] tegen hem heeft gezegd dat hij de opleveringslijst zoals door[B.] opgemaakt moest tekenen.[B.] heeft gedreigd de woning op slot te doen als hij niet zou tekenen. Ook zou de woning dan niet worden afgebouwd. Op dat moment was de parketteur al aan het werk in de woning. [X.] voorzag ook consequenties in verband met andere in zijn opdracht in de woning nog te verrichten werkzaamheden en met de geplande, reeds enkele keren uitgestelde verhuizing. [X.] heeft verklaard dat hij onder de druk van het afsluiten van de woning de door[B.] opgemaakte opleveringslijst heeft getekend. Hij heeft gezegd daarbij te hebben vertrouwd op de eerder op 31 januari 2001 door [Z.] opgemaakte lijst. [X.] is van mening dat hij door het enkele tekenen van het opleveringsverslag niet heeft verklaard dat de lijst van [Z.] achterhaald zou zijn.
8.1.2 Voormelde heer [Z.] heeft verklaard bij een oplevering nog nooit zoveel discussie te hebben meegemaakt over het al dan niet aanwezig zijn van zichtbare gebreken.[B.] weigerde met grote regelmaat punten op de opleveringslijst op te nemen omdat hij vond dat de betreffende punten goed waren afgewerkt. [Z.] heeft verklaard dat hij [X.] nog ernstig in overweging heeft gegeven om het opleveringsverslag niet te tekenen. De ondertekening heeft ten slotte plaatsgevonden omdat[B.] zei dat bij niet tekenen de sleutels niet zouden worden verstrekt, iedereen uit de woning zou moeten vertrekken, en er niet zou worden afgebouwd. [X.] heeft onder deze verbale druk het opleveringsrapport onder protest getekend. Er is door hem en [X.] gezegd dat zij bleven bij de klachten als vermeld in de lijst van vooropname en dat, ook als de geconstateerde gebreken niet in het opleveringsrapport van[B.] zouden worden opgenomen, deze nog ter discussie zouden worden gesteld. Ten slotte heeft de getuige verklaard dat het destijds voor hem en [X.] niet duidelijk was dat met het tekenen van het opleveringsrapport afstand werd gedaan van de punten die niet in dat rapport waren opgenomen. Integendeel is uitdrukkelijk door hen gezegd dat zij de geconstateerde, maar niet in het verslag opgenomen gebreken ter discussie zouden blijven stellen, aldus [Z.].
8.1.3 Getuige[B.] (in 2001 projectleider bij Bobema voor het onderhavige project) heeft verklaard dat de vóór de opleveringsdatum toegezonden lijst van [Z.] destijds voor kennisgeving is aangenomen.[B.] heeft op de dag van de oplevering geweigerd dat de door [Z.] opgemaakte lijst de opleveringslijst zou worden, zoals [X.] en [Z.] wilden. Hij heeft dit geweigerd omdat er een tijdsverloop zat tussen de vooropname door [Z.] op 31 januari 2001 en de oplevering op 7 februari 2001, en in die tussentijd nog werkzaamheden waren verricht.[B.] heeft voorts verklaard dat alle opmerkingen die door [X.] en [Z.] zijn gemaakt door hem in het opleveringsverslag zijn opgetekend, ook als het futiliteiten betrof. Hij heeft daarbij wel soms aangetekend “onder voorbehoud” en “ter kennisgeving”. Hij heeft uitdrukkelijk verklaard dat er geen punten zijn die op 7 februari 2001 door [Z.] en [X.] zijn genoemd die niet door hem in het verslag zijn opgenomen, tenzij het om punten ging die voor de oplevering reeds waren afgewerkt.
De Vaan heeft ten slotte verklaard dat [X.] het opleveringsverslag zonder protest heeft getekend, en dat er over de ondertekening geen discussie is geweest. Hij heeft ontkend dat door hem zou zijn gezegd dat in geval van niet tekenen van het opleveringsverslag [X.] de woning niet zou kunnen betrekken of dat de woning dan niet zou worden afgebouwd.
8.1.4 De overige door [X.] voorgebrachte getuigen,[A.] en [D.], hebben ter zake de feitelijke gang van zaken bij de oplevering niets kunnen verklaren. Hun verklaringen hebben betrekking op hetgeen nadien, na het tekenen van het opleveringsrapport heeft plaatsgevonden.
8.1.5 De in contra-enquête gehoorde getuige[C.] (destijds in 2001 algemeen directeur van Bobema) heeft evenmin over de feitelijke oplevering kunnen verklaren. Hij heeft in zijn algemeenheid verklaard dat een door een koper vóór de oplevering opgemaakte gebrekenlijst niet relevant is, en dat elk bouwbedrijf zich niet zal conformeren aan lijsten opgemaakt door een koper, maar slechts aan datgene wat op het moment van de oplevering wordt vastgesteld.
8.1.6 Het hof acht met de verklaringen van [X.] en [Z.], hoewel weersproken door[B.], genoegzaam aannemelijk geworden dat[B.] bij de oplevering te kennen heeft gegeven dat bij niet ondertekenen van het opgemaakte opleveringsrapport de woning (alsnog) zou worden afgesloten en niet zou worden afgebouwd. Daarmee is in rechte komen vast te staan dat [X.], zoals door hem gesteld, het opleveringsrapport onder druk heeft ondertekend, waarmee het oordeel van de rechtbank dat [X.] die stelling met niets heeft onderbouwd terzijde wordt gesteld.
Het hof acht met de verklaringen van [X.] en [Z.] voorts genoegzaam aannemelijk geworden dat niet alle door [X.] aangevoerde gebreken zoals opgenomen in de door [Z.] opgemaakte lijst van constateringen van 31 januari 2001, in het door[B.] op 7 februari 2001 opgestelde opleveringsrapport zijn opgenomen. Weliswaar heeft[B.] als getuige verklaard dat het bij de niet opgenomen punten (uitsluitend) om gebreken ging die inmiddels waren afgewerkt, maar dit acht het hof niet overtuigend vanwege de hoeveelheid en de aard van de niet opgenomen posten in relatie tot de korte tijdspanne (één week) tussen de opnamestaat van 31 januari en de opleveringsdatum. Voorts neemt het hof bij dit oordeel in aanmerking dat een groot aantal van de niet in het opleveringsrapport vermelde punten nog immer als niet-verholpen gebreken worden vermeld in de door [Z.] opgestelde schadelijst d.d. 1 maart 2002 (prod. 7 akte overlegging producties van 25 april 2002).
8.1.7 Het hof is van oordeel dat, waar vaststaat dat de door [Z.] op 31 januari 2001 opgemaakte lijst van constateringen op de dag van de oplevering (opnieuw) aan Bobema, in de persoon van de heer[B.], is ter hand gesteld, het enkele feit dat daarin opgenomen gebreken niet in het zijdens de aannemer opgestelde opleveringsrapport zijn opgenomen, in de gegeven omstandigheden niet betekent dat die gestelde gebreken door [X.] zijn prijsgegeven. Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat uit de verklaringen van de gehoorde getuigen niet blijkt dat [X.] er op is gewezen dat door ondertekening van het rapport van[B.] alleen dat rapport zou gelden. Door [Z.] is verklaard dat door hem en [X.] uitdrukkelijk tegen[B.] is gezegd dat ook als de door hen geconstateerde gebreken niet in het opleveringsverslag zouden worden opgenomen, zij deze ter discussie zouden blijven stellen.
8.1.8 Het voorgaande brengt het hof tot het oordeel dat het met grief VI bestreden oordeel van de rechtbank dat [X.] door het ondertekenen van het opleveringsverslag zich ermee akkoord heeft verklaard dat er ten tijde van de oplevering niet méér zichtbare gebreken waren dan de in dat opleveringsverslag vermelde, niet in stand wordt gelaten. De grief treft in zoverre doel.
Dit brengt mee dat daar waar [X.] (hierna bij grief VIII) met betrekking tot concrete gestelde gebreken onder verwijzing naar grief VI opkomt tegen het oordeel van de rechtbank dat het gebrek bij de oplevering is prijsgegeven, dit eveneens doel treft. Dit betekent dat ook voor die niet in het opleveringsrapport opgenomen gebreken geldt dat Geerlingshof ingevolge artikel 15 van de toepasselijke algemene voorwaarden gehouden was om deze binnen een termijn van drie maanden na oplevering te herstellen.
De litigieuze gebreken behoeven derhalve (hierna bij grief VIII) alsnog bespreking.
8.2 Bij grief VII (alsook bij grief VI) heeft [X.] zich beroepen op artikel 16 lid 1 en lid 2 van de algemene voorwaarden (productie 4 inleidende dagvaarding), waarin het volgende is bepaald:
“1. (…) garandeert de ondernemer rechtstreeks (…) de woning gedurende zes maanden na de datum van oplevering tegen daarna aan de dag getreden tekortkomingen. Klachten dient de verkrijger binnen genoemde garantieperiode schriftelijk aan de ondernemer kenbaar te maken, in welk geval de ondernemer onverwijld zal overgaan tot het nodige herstel. (…)
2. Na de in het eerste lid van dit artikel genoemde periode is de ondernemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan de woning,
a. tenzij sprake is van een niet door de ondernemer aan de verkrijger schriftelijk kenbaar gemaakte afwijking van de technische omschrijving en/of tekeningen en/of eventuele staten van wijziging waardoor de verkrijger schade lijdt. (…);
b. tenzij de woning of enig onderdeel daarvan een ernstig gebrek heeft;
c. tenzij de woning of enig onderdeel daarvan een verborgen gebrek bevat en aan de ondernemer van zodanig verborgen gebrek binnen een redelijke periode na de ontdekking mededeling is gedaan.”
8.2.1 Het hof overweegt vooreerst dat voorzover [X.] de (subsidiaire) stelling heeft betrokken dat de niet in het opleverings- rapport opgenomen gebreken als tekortkomingen in artikel 16 lid 1 dienen te worden aangemerkt, dit gezien het in r.o. 8.1.8 overwogene geen bespreking meer behoeft.
Voor zover [X.] voorts heeft gesteld dat de bepaling van artikel 16 lid 2 sub a, op grond waarvan de aannemer zijn aansprakelijkheid kan exonereren, in de gegeven omstandigheden als onredelijk bezwarend dient te worden aangemerkt. [X.] heeft deze stelling evenwel niet nader onderbouwd, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
8.2.2 Aan grief VII komt derhalve geen gevolg toe. Voor zover [X.] bij grief VIII ten aanzien van concrete opleveringsgebreken opnieuw naar artikel 16 lid 2 sub a van de algemene voorwaarden verwijst, merkt het hof reeds thans op dat uit de redactie van de leden 1 en 2, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat lid 2 slechts betrekking heeft op tekortkomingen die eerst na de oplevering aan de dag zijn getreden.
8.3 Grief VIII bevat een groot aantal ongenummerde deelgrieven tegen de beoordeling door de rechtbank van door [X.] gestelde opleveringsgebreken zoals vermeld in de door [Z.] opgestelde schadelijst d.d. 1 maart 2002 (prod. 7 akte overlegging producties van 25 april 2002). De grieven 2 tot en met 11 in het incidenteel appel hebben eveneens betrekking op de beoordeling van onderscheiden opleveringsgebreken.
Het hof zal hierna de (deel)grieven in principaal en incidenteel appel bespreken aan de hand van de volgorde en nummering in het beroepen vonnis en het voormelde schaderapport.
8.4 Geerlingshof heeft grief 1 in het incidenteel appel gericht tegen de overweging van de rechtbank dat de door de bouwkundige [Z.] vastgestelde schadebedragen – indien redelijk – worden overgenomen, omdat Geerlingshof geen gemotiveerd verweer daartegenover heeft gesteld. Geerlingshof heeft ter toelichting op de grief slechts aangekondigd dat zij de respectieve toegewezen schadeposten alsnog gemotiveerd en met overlegging van de betreffende oorspronkelijke nota’s zal betwisten. De grief behoeft derhalve als zodanig geen bespreking. Het hof zal waar Geerlingshof bij de onderscheiden schadeposten verweer voert, dit verweer in de beoordeling betrekken.
8.5 Het hof overweegt naar aanleiding van de aangevoerde grieven in principaal en incidenteel appel met betrekking tot de opleveringsgebreken als volgt.
(1.1 vergoeding niet geplaatste tussenhagen)
8.5.1 De rechtbank heeft het door [X.] gevorderde schadebedrag ad € 792,-- afgewezen.
[X.] herhaalt in de toelichting op de grief zijn stelling uit de eerste aanleg dat Geerlingshof gehouden was groenblijvende tussenhagen tussen de percelen te plaatsen. Het hof overweegt dat voor zover [X.] aanvoert dat die gehoudenheid van Geerlingshof zou blijken uit een bij het verlijden van de transportakte door partijen ondertekende tekening, welke tekening de notaris ondanks verzoeken daartoe niet heeft willen overleggen, dit zijn stelling niet kan onderbouwen. Dat geldt ook voor het beroep van [X.] op de overgelegde staat van materiaalgebruik (prod. 5 akte overlegging producties van 25 april 2002), nu daaruit, anders dan [X.] stelt, niet is op te maken dat de bewuste hagen door en voor rekening van Geerlingshof zouden worden aangebracht. Ook de verwijzing naar het vermelde op pagina 12 van de leveringsakte (de verplichting van de eigenaren tot onderhoud en vernieuwing van de mandelige hagen) kan [X.] niet baten, aangezien daaruit geenszins blijkt dat de eerste aanplant van deze hagen door Geerlingshof diende te geschieden. Bijgevolg mist de stelling van [X.] dat Geerlingshof haar verplichting tot het plaatsen van een groenblijvende haag op de erfgrens en de taludlijn niet is nagekomen feitelijke onderbouwing, zodat de afwijzing van het ter zake gevorderde schadebedrag reeds hierom in stand blijft.
Daarnaast, en deels ten overvloede, merkt het hof nog op dat het blijkens de door [X.] aangehaalde passage op pagina 12 van de leveringsakte bij de litigieuze tussenhagen kennelijk om mandelige zaken gaat, ten aanzien waarvan (zoals in het tussenarrest onder 4.3.5 reeds is geoordeeld) aan [X.] geen eigen vorderingsrecht toekomt. De grief faalt derhalve.
(1.2/19.6 huis 1 meter hoger boven maaiveld dan tekening, met als gevolg extra taludophoging)
8.5.2 De rechtbank heeft het door [X.] op dit punt gevorderde schadebedrag ad € 7.600,-- afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat Geerlingshof voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er ter zake de woning en het grondniveau geen sprake is geweest van een opleveringsgebrek, nu Geerlingshof gemotiveerd heeft aangegeven dat de indeling van kavel 4 reeds had plaatsgevonden vóór het tot stand komen van de overeenkomst en [X.] daarvan op de hoogte was, en dat Geerlingshof voorts aannemelijk heeft gemaakt dat reeds voor de totstandkoming van de overeenkomst informatie aan [X.] is verstrekt ter zake de nadere ontwikkelingen/eventuele afwijkingen van de bouwgrond.
[X.] voert ter bestrijding van dit oordeel aan, naar het hof begrijpt, dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat het op basis van de in de brochure bij de uitgifte van de kavels gemaakte voorbehoud voor mogelijk kleine wijzigingen in de uitvoering met betrekking tot het terrein in casu toepassing mist. [X.] stelt zich op het standpunt dat indien Geerlingshof het grondniveau op na-tuurlijke wijze wilde laten verlopen, zoals door haar gesteld, zij zich dit voor aanvang van de bouw had moeten realiseren en niet het niveau van het woonhuis 1 meter hoger had mogen aanbrengen dan het grondniveau, en dat van [X.] op grond van redelijkheid en billijkheid niet mag worden verwacht dat hij een opstap van 1 meter dient te maken teneinde het begane grondniveau van zijn woning te bereiken.
Het hof acht de grief terecht aangevoerd. Het hof is van oordeel dat het hier om een evident gebrek aan de woning gaat, en niet om een kleine wijziging in uitvoering en/of maatafwijkingen als vermeld in de brochure betreffende de uitgifte van de kavels (prod. 1 akte overlegging producties, pagina 9). Nu vaststaat dat [X.] dit gebrek voorafgaande aan alsmede op de dag van de oplevering (als punt 105 op de lijst van constateringen van 31 januari 2001) ter kennis van de aannemer heeft gebracht, en dit gebrek niet binnen de daarvoor in artikel 15 algemene voorwaarden gestelde termijn noch daarna is hersteld, dient Geerlingshof de in verband met de taludophoging door [X.] geleden schade te vergoeden.
Geerlingshof heeft de hoogte van de gestelde schadepost als zodanig niet betwist. Geerlingshof heeft weliswaar gesteld dat zij in verband met de taludophoging zelf genoodzaakt is geweest een keermuur te plaatsen en daarvoor kosten heeft gemaakt, maar heeft daaraan geen vordering verbonden of een beroep op verrekening gedaan.
Het door [X.] in verband met de taludophoging gevorderde bedrag van € 7.600,-- zal alsnog worden toegewezen.
(2.2/19.8 voorzetlatten buitenkozijnen eerste etage ontbreken (nieuwe kozijnen)
8.5.3 De rechtbank heeft het door [X.] gevorderde bedrag van € 21.600,-- afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat de vordering van [X.] in verband met te plaatsen nieuwe kozijnen niet aansluit op de constatering in het opleveringsrapport van 7 februari 2001: “29. Los leveren horizontale latten tbv buitenkozijnen. Zie tek. 13/4/00”, en dat bij deze constatering in het opleveringsrapport niet valt te lezen dat er sprake zou zijn geweest van een aan de woning geconstateerde constructiefout.
[X.] stelt zich bij de grief op het standpunt dat de rechtbank omtrent de toedracht van het gestelde gebrek heeft gedwaald. Hij stelt in dit verband, naar het hof begrijpt, dat bij de oplevering op 7 februari 2001 slechts de tekening nummer 330 voorhanden was, welke tekening niet uitwijst dat het plaatsen van voorzetlatten vóór het glas op de buitenkozijnen niet conform het ontwerp was. Eerst na de datum van oplevering, nadat hij in het bezit was gekomen van tekening nummer 325, heeft [X.] geconstateerd dat er geen kozijnen conform het ontwerp zijn geplaatst. [X.] beroept zich op het bestaan van een verzwegen gebrek in de zin van artikel 7:762 BW, stellende dat door Bobema en Geerlingshof, bij monde van[B.], ten tijde van de oplevering geen melding is gedaan van het (bij hen bekende) gebrek aan de kozijnen. Voorts stelt [X.] dat Geerlingshof ingevolge het bepaalde in artikel 16 lid 2 sub a van de algemene voorwaarden aansprakelijk is.
Geerlingshof betwist dat het bij de uiteindelijke geplaatste kozijnen met voorzetlatten om een constructiefout gaat.
Het hof overweegt dat de bouwtekeningen waarnaar [X.] verwijst onvoldoende duidelijkheid ten aanzien van het bestaan van het gestelde gebrek verschaffen. Nu [X.] het bestaan van het gebrek niet anderszins heeft onderbouwd, noch op dit punt bewijs heeft aangeboden, zal het hof aan het gestelde voorbijgaan. Zulks brengt mee dat de in verband met te plaatsen nieuwe kozijnen opgevoerde schadepost ad € 21.600, als onvoldoende onderbouwd, niet voor toewijzing vatbaar is. Daarmee behoeft ook het beroep van [X.] op artikel 7:762 BW ten aanzien van wetenschap van Bobema/Geerlingshof alsmede het beroep op een gebrek in de zin van artikel 16 lid 2 sub a van de algemene voorwaarden geen bespreking meer.
Voor zover [X.] in de toelichting op de grief (subsidiair) nog aanspraak maakt op “enige vergoeding” omdat de – door[B.] ter afhaling wel aangeboden - voorzetlatten waarvoor door Bobema is gekozen feitelijk nimmer zijn aangebracht – hetgeen het hof als een beroep op te verrekenen minderwerk begrijpt – zal het hof een bedrag ex aequo et bono ad € 500,-- toewijzen. In zoverre treft de grief doel.
(2.5 drempel voordeur te kort, 8.4 hemelwater op dorpel achter erker (3x), 8.6 dorpels drie erkers te kort en 10.4 hemelwater op dorpel buitendeur)
8.5.4 De rechtbank heeft in het beroepen vonnis geconstateerd dat in het opleveringsrapport van 7 februari 2001 onder punt 31 is opgenomen dat de dorpels moeten worden gedicht, dat een nadere onderbouwing van het gebrek daarbij niet is gegeven, en dat niet duidelijk is of de dorpels moesten worden gedicht omdat deze – zoals [X.] heeft gesteld – te kort zouden zijn geweest. Gelet op de omstandigheden dat partijen hebben gediscussieerd over de dorpels en drempel, dat [X.] gemotiveerd heeft aangegeven dat de maatvoering onjuist zou zijn geweest en dat de omschrijving onder genoemd punt 31 van het opleveringsrapport onduidelijk is, heeft de rechtbank termen aanwezig geacht om een door haar te benoemen deskundige dit punt te laten beoordelen. De rechtbank heeft overwogen dat de te benoemen deskundige zal worden gevraagd aan te geven wat een passende oplossing (vervangen en/of dichten dorpels en drempel) is, alsmede wat een redelijke prijs voor het herstel van onderhavige gebreken is. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de deskundige geen rekening zal hoeven te houden met eventueel hemelwater op de dorpels, aangezien [X.] zijn stelling dat hij schade heeft geleden omdat de dorpels onderhevig zijn aan hemelwater niet heeft onderbouwd, en heeft de in dat kader de ten aanzien van 8.4 en 10.4 (abusievelijk 8.10, hof) gevorderde schadevergoeding afgewezen.
[X.] heeft bij memorie van grieven een in zijn opdracht opgemaakt rapport van [E.] van 7 mei 2007 overgelegd, waarin het herstel van de litigieuze gebreken wordt begroot op een totaalbedrag van € 6.818,70 incl. btw. In verband hiermee heeft [X.] zijn vordering voor deze posten (in eerste aanleg in totaal € 2.600,-- incl. btw) in appel vermeerderd met een bedrag van
€ 4.218,70.
[X.] stelt in de toelichting op de grief dat hem een integrale schadevergoeding, derhalve ook voor wat betreft de lekkages via de dorpels, toekomt. Hij wijst er in dit verband op dat het optreden van lekkages via de dorpels in de overgelegde brief van Bobema d.d. 5 februari 2001 (prod. 6 bij akte van 25 april 2002) als een algemeen probleem wordt erkend, en dat in bedoelde brief door Bobema is aangegeven dat in overleg met de architect naar een adequate oplossing wordt gestreefd. [X.] stelt zich voorts op het standpunt dat met de thans door hem overgelegde rapportage van [E.] het bewijs van de gebreken reeds is geleverd, en verzoekt in verband daarmee zonder tussenkomst van een deskundige zijn (vermeerderde) vordering op dit punt toe te wijzen.
Geerlingshof heeft bij memorie van antwoord een verklaring overgelegd van [F.] Natuursteen van 22 januari 2007 inzake de kwaliteit van het gebruikte hardsteenmateriaal, alsmede een verklaring van architect Voorvelt van 4 juli 2007 (prod. 12 en 11 bij memorie van antwoord).
Het hof vindt in de door partijen overgelegde bescheiden geen aanleiding om van het oordeel van de rechtbank tot benoeming van een deskundige af te wijken. Het hof is evenwel, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de deskundige, nu zulks uitdrukkelijk tussen partijen in geschil is, ook de klachten ter zake het hemelwater op de dorpels in zijn onderzoek dient te betrekken. De rechtbank zal dit alsnog in de vraagstelling aan de deskundige dienen te verwerken. In zoverre komt aan de grief derhalve gevolg toe.
(2.6 zij- en voorgevels van drie erkers door water vervuild en 2.7 witte uitslag op alle gevels verwijderen) 8.5.5 De rechtbank heeft de ter zake deze posten ingestelde vordering ad (na eisvermeerdering) € 16.886,10, welke vordering door [X.] nader is onderbouwd aan de hand van een rapport van ing. [H.] van 17 december 2003 (prod. 28 conclusie van repliek), toegewezen tot een bedrag van € 14.886,10. De rechtbank heeft geoordeeld dat de in de inleidende dagvaarding onder 4.B.I gestelde schade ad € 2.000,-- (zoals in de schadelijst d.d. 1 maart 2002 onder 2.7 opgenomen) vooralsnog niet voor toewijzing vatbaar is, nu dit schadebedrag geen opleveringsgebrek betreft.
[X.] vordert in principaal appel, onder vermindering en vermeerdering van zijn eis, het in de oorspronkelijke vordering begrepen bedrag van € 2.000,-- thans wegens schade aan de gevel, “teneinde tot een volledige schadevergoeding ten bedrage van € 16.886,10 van de gevelverontreiniging te komen”.
Geerlingshof heeft bij grief 2 in het incidenteel appel de bevindingen in het rapport van ing. [H.] bestreden. Geerlingshof stelt zich op het standpunt dat de witte uitslag van de bakstenen van de buitengevels eigen is aan het product en dat de uitslag is veroorzaakt door relatief lage temperaturen en waterbelasting op vers metselwerk. Van een(opleverings)gebrek is volgens Geerlingshof dan ook geen sprake. Ten slotte bestrijdt Geerlingshof, uiterst subsidiair, de hoogte van de door [X.] gestelde schade, onder overlegging van een rapport van Gevel Onderhoud Nederland van 12 augustus 2007 (prod. 1 memorie van antwoord) waarin de kosten voor het reinigen van de gehele gevel op € 4.500,-- excl. btw worden berekend.
Nu Geerlingshof in incidenteel appel gemotiveerd verweer voert tegen de vordering van [X.] en het daaraan ten grondslag gelegde rapport van ing. [H.], staat naar het oordeel van het hof nog niet vast dat en in hoeverre het bij de geconstateerde gevelverontreiniging om een opleveringsgebrek gaat, en welk bedrag met het herstel van de dientengevolge opgetreden schade is gemoeid. De beslissing van de rechtbank tot toewijzing van de vordering van [X.] tot het vermelde bedrag van
€ 14.886,10 kan derhalve (vooralsnog) niet in stand blijven. Nu de rechtbank blijkens het beroepen vonnis voornemens is een deskundige te benoemen, komt het het hof geraden voor dat aan de deskundige tevens de vraag naar de oorzaak van de litigieuze gevelverontreiniging en naar een redelijke prijs voor het reinigen van de gevel wordt voorgelegd. In zoverre treft de grief doel.
(2.8 verfwerk plafond/luifel garage)
8.5.6 [X.] klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat dit gebrek niet bij de oplevering op 7 februari 2001 is geconstateerd, en stelt dat dit gebrek wel degelijk onder punt 8 op het opleveringsrapport is vermeld.
Het hof stelt vast dat bij genoemd punt 8 staat vermeld “Gehele buitenschilderwerk”. Geerlingshof heeft haar verweer dat het verfwerk aan het plafond/luifel garage niet onder de overeenkomst, en dus niet onder voormelde post viel, onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
Het hof is van oordeel dat nu Bobema in gebreke is gebleven het litigieuze opleveringsgebrek te herstellen, het door [X.] ter zake opgevoerde schadebedrag ad € 200,--, dat door Geerlingshof niet is betwist, voor toewijzing gereed ligt. De grief treft derhalve doel.
(3.1/19.7 één regenafvoerpijp ontbreekt per erker)
8.5.7 De rechtbank heeft de door [X.] op dit punt gevorderde schadevergoeding ad € 1.500,-- toegewezen. Hiertegen is grief 3 in het incidenteel appel gericht. Geerlingshof erkent dat in afwijking van het ontwerp per erker slechts één regenafvoerpijp is geplaatst, maar stelt bij de grief dat het plaatsen van één enkele afvoerpijp conform het bouwbesluit is en qua uitvoering en afvoercapaciteit voldoet, zodat het plaatsen van een tweede afvoerpijp niet nodig is.
Het hof overweegt dat Geerlingshof hiermee miskent, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, dat er gebouwd moet worden conform het ontwerp/de tekeningen en dat daar niet eenzijdig (anders dan voorzien in artikel 4 van de algemene voorwaarden, waarvan in casu geen sprake is) mag worden afgeweken. De kosten die voor [X.] gepaard gaan met het alsnog laten plaatsen van de regenpijpen conform de tekening dienen derhalve door Geerlingshof te worden vergoed. Nu Geerlingshof in appel evenwel de hoogte van het door [X.] ter zake gevorderde schadebedrag gemotiveerd, met overlegging van een rapport van [I.]s Installatietechniek van 2 juli 2007 (prod. 2 memorie van antwoord), heeft betwist, komt het het hof geraden voor de door de rechtbank in deze zaak te benoemen deskundige ook over de redelijke kosten van het alsnog plaatsen van de afvoerpijpen te laten oordelen.
De beslissing van de rechtbank tot toewijzing van het gevorderde bedrag van € 1.500,-- zal derhalve vooralsnog niet in stand kunnen blijven, waarmee de grief slaagt.
(3.2 aansluiting dakbedekking terras met opgaand werk voldoet niet)
8.5.8 [X.] heeft terecht gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank dat dit gebrek, nu dit niet is vermeld in het opleverings- rapport, niet als een opleveringsgebrek kan worden aangemerkt. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor in r.o. 8.1.8 is overwogen en beslist. Het door [X.] gestelde gebrek behoeft derhalve alsnog bespreking.
Het hof stelt vast dat [X.] het gestelde gebrek in eerste aanleg heeft onderbouwd met een rapport van [J.] (prod. 23 eerste aanleg) waarin op pagina 9 en 10 is vermeld dat door het ontbreken van c.q. een te korte loodslabbe hemelwater achter de opgezette dakbedekking kan geraken en lekkages of andere vochtproblemen kan veroorzaken. Het verweer van Geerlingshof dat van een ondeugdelijke aansluiting geen sprake is mist elke toelichting, zodat dit wordt gepasseerd. Het hof zal de door [X.] op dit punt gestelde schade ad € 700,--, waarvan de hoogte door Geerlingshof niet is betwist, alsnog toewijzen. De grief slaagt dus.
(4.4 beluchting gashaard living naar kruipruimte)
8.5.9 De rechtbank heeft in het beroepen vonnis vastgesteld dat in het opleveringsrapport onder punt 14 staat vermeld “beluchting gashaard living aansluiten op kruipruimte” en dat het opleveringsgebrek in de tabel ernaast is afgevinkt als zijnde afgehandeld. De rechtbank heeft voorts overwogen dat blijkens de stukken tussen partijen vaststaat dat Bobema alsnog een pvc-buis vanuit de open haard door de kelder naar de kruipruimte heeft aangebracht, en dat in het rapport van ing. [J.] geen melding wordt gemaakt van een in strijd met het bouwbesluit aangebrachte voorziening. Nu echter naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk is of het onder punt 14 in het opleveringsrapport vermelde opleveringsgebrek al dan niet is verholpen, heeft de rechtbank beslist tot het benoemen van een deskundige ter beoordeling van de vragen: of door Bobema een voorziening is aangebracht die voldoet aan de overeenkomst onder artikel 10, dan wel of dienaangaande sprake is van meerwerk, en voorts, voor het geval dat een gebrekkige voorziening is aangebracht, wat een redelijke herstelprijs is.
Met grief 4 in incidenteel appel voert Geerlingshof aan dat het benoemen van een deskundige overbodig is, aangezien het aanbrengen van een beluchting naar de kruipruimte geen verplichting uit hoofde van de aannemingsovereenkomst zou zijn.
Het hof onderschrijft de constatering van de rechtbank dat niet duidelijk is of het gestelde gebrek al dan niet is verholpen (in welk verband de vraag voorligt of het maken van een aansluitpunt redelijkerwijs tevens betekent dat beluchting moet worden aangebracht), en verenigt zich met de beslissing van de rechtbank om op dit punt een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de voorvermelde vragen te doen uitbrengen. Bijgevolg treft de grief geen doel.
(5.1 trapplateau in hal in strijd met het ontwerp, maatvoering, tegeloppervlak, deur naar garage niet meer mogelijk, en 7.1 kelderdeur verplaatst in strijd met het ontwerp, geen wijziging gedeponeerd bij uitvoerder)
8.5.10 De rechtbank heeft het ter zake deze posten gevorderde bedrag van € 2.500,-- geheel afgewezen.
De rechtbank heeft allereerst overwogen dat, nu in de koop- en aannemingsovereenkomst geen melding wordt gemaakt van een kantoor doch enkel van een garage, Geerlingshof niet kan worden aangesproken voor schade voorvloeiend uit het feit dat klanten in verband met het verplaatste trapplateau thans anders dienen te lopen. Ten aanzien van de overige door [X.] genoemde gebreken heeft de rechtbank overwogen dat, nu deze niet zijn opgenomen in het opleveringsrapport, [X.] deze bij de levering kennelijk niet heeft beschouwd als gebrek, en derhalve niet tot schadevergoeding kunnen leiden.
[X.] komt met de grief terecht op tegen het niet aanmerken door de rechtbank van de gestelde gebreken als een opleveringsgebrek. Het hof verwijst daarvoor naar r.o. 8.1.8. Bijgevolg behoeven de onderhavige gebreken en de door [X.] gestelde in verband daarmee geleden schade alsnog bespreking.
Het hof overweegt dat door [X.] in eerste aanleg is gesteld dat in strijd met het ontwerp een trapplateau beneden aan de trap in de hal is aangebracht en in verband daarmee het toilet is verkleind, en dat, gelet op de uitvoering van de trap, voorts de deur van de kelder naar binnen is geplaatst waardoor er ruimte in de berging verloren is gegaan. [X.] stelt zich op het standpunt dat nu hij een beroep aan huis uitoefent hij van de verplaatsing de nodige beperkingen ondervindt omdat hij klanten niet via de entree naar zijn kantoor kan laten gaan, en dit een minderwaarde van de woning oplevert die mede rekening houdend met de beperkte bewegingsruimte in hal en toilet, op een totaalbedrag van € 2.500,-- wordt begroot.
Geerlingshof heeft ten verwere aangevoerd dat het trapplateau in de hal noodzakelijkerwijze in afwijking van het ontwerp is uitgevoerd teneinde aan het bouwbesluit te kunnen voldoen. Geerlingshof was ingevolge het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van de algemene voorwaarden gerechtigd een dergelijke wijziging door te voeren, en de wijziging is destijds voorts met [X.] besproken en door hem geaccordeerd. Ten slotte wijst Geerlingshof er op dat de koop- en aannemingsovereenkomst betrekking had op een woonhuis, en dat [X.] buiten het kader van die overeenkomst de bestemming van de garage in die van kantoorruimte heeft gewijzigd.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat, gegeven dat in de koop- en aannemingsovereenkomst geen melding wordt gemaakt van een kantoor doch van een garage, Geerlingshof niet kan worden aangesproken voor schade voortvloeiend uit het feit dat klanten van het (door [X.] in de garageruimte gevestigde) kantoor anders dienen te lopen dan via de entree. Nu voorts moet worden geconstateerd dat [X.] de door hem gestelde minderwaarde van de woning slechts heeft onderbouwd met en gerelateerd aan de beroepsuitoefening aan huis van [X.], is het hof van oordeel dat van door Geerlingshof te vergoeden schade niet is gebleken.
Voor zover [X.] zich in de toelichting op de grief voorts heeft beroepen op het niet door hem geaccordeerd zijn van de aangebrachte wijzigingen – hetgeen door Geerlingshof overigens wordt betwist - en het ontbreken van registratie op de in artikel 6 van de algemene voorwaarden bedoelde lijst, merkt het hof op dat dit het oordeel omtrent het niet gebleken zijn van door Geerlingshof te vergoeden schade onverlet laat. Deze stelling behoeft daarmee geen verdere bespreking meer. Dat geldt bijgevolg ook voor het beroep van [X.] op het bepaalde in artikel 16 lid 2 sub a van de algemene voorwaarden, waarbij het hof nog ten overvloede opmerkt dat genoemd artikellid (zoals in r.o. 8.2.2 reeds is overwogen) ziet op eerst na de oplevering aan de dag getreden tekortkomingen, waarvan in casu geen sprake is.
De conclusie is derhalve dat de grief geen doel treft, en dat de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van het gevorderde schadebedrag in stand blijft.
(5.2/19.9 verlaagd plafond hal ontbreekt in strijd met het ontwerp en 5.5 inbouw halogeen onmogelijk i.v.m. ontbreken verlaagd plafond)
8.5.11 De door [X.] in verband met deze punten gevorderde schade is door de rechtbank afgewezen, overwegende dat deze in het opleveringsrapport vermelde gebreken niet als opleveringsgebrek kunnen worden aangemerkt. De hiertegen door [X.] opgeworpen grief treft (onder verwijzing naar r.o. 8.1.8) doel, zodat deze schadepost alsnog bespreking behoeft.
[X.] heeft in eerste aanleg aangevoerd dat in de gang van de hal naar de bijkeuken in afwijking van het ontwerp en zonder zijn toestemming geen verlaagd plafond is aangebracht, waardoor de door [X.] in het plafond voorziene halogeenspots niet meer kunnen worden geplaatst. De hiermee gemoeide schade is in de schadelijst d.d. 1 maart 2002 op een bedrag van € 340,-- begroot.
Geerlingshof heeft ten verwere slechts aangevoerd dat het een geringe wijziging betrof, waartoe hij bevoegd was, en dat [X.] blijkens informatie van de heer[B.] ook toestemming hiervoor had gegeven.
Het hof overweegt dat met de enkele verwijzing naar verkregen informatie van[B.] de gestelde verkregen toestemming zijdens [X.] onvoldoende is onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Nu voorts het uitgangspunt is dat moet worden gebouwd conform het ontwerp/de tekeningen en daar door de aannemer niet eenzijdig (anders dan in situaties als voorzien in artikel 4 van de algemene voorwaarden, waarvan in casu niet is gebleken) van mocht worden afgeweken, dient de door de wijziging aan [X.] opgekomen schade te worden vergoed. Het hof stelt voorts vast dat de hoogte van het gevorderde schadebedrag van € 340,-- door Geerlingshof niet is betwist, zodat dit bedrag voor toewijzing gereed ligt.
(5.3 videofoon ontbreekt, aansluit op gsm/tv-circuit of VvE oncontroleerbaar).
8.5.12 In het beroepen vonnis is geoordeeld dat slechts de schade in verband met het ontbreken van de videofoon waarvan in het opleveringsrapport onder punt 33 melding wordt gemaakt, toewijsbaar is. De gevorderde schadevergoeding ter zake de ontbrekende aansluiting op het gsm/tv-circuit is door de rechtbank afgewezen. De rechtbank heeft deze laatste post begroot op een bedrag van € 150,--, zodat van het door [X.] gevorderde bedrag van € 800,--, in totaal € 650,-- toewijsbaar is bevonden.
Geerlingshof heeft bij grief 5 in incidenteel appel gesteld dat de rechtbank ten onrechte de vordering tot een bedrag van
€ 650,-- heeft toegewezen. Geerlingshof herhaalt zijn stelling uit de eerste aanleg dat het aan [X.] te wijten is dat de kabel voor de videofoon slechts tot aan de perceelgrens werd aangelegd, aangezien – kort gezegd - [X.] weigerde de graafwerkzaamheden in zijn, zonder toestemming reeds opgehoogde en aangelegde tuin te laten uitvoeren tenzij een borgsom in contanten zou worden betaald voor eventuele schade.
Hetgeen Geerlingshof bij de grief heeft aangevoerd leidt het hof niet tot een ander oordeel dan de rechtbank in het beroepen vonnis. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat, nu Geerlingshof niet op een adequate manier heeft gereageerd op de door [X.] aangekondigde aanleg van zijn tuin, de omstandigheid dat onderhavig opleveringsgebrek uiteindelijk niet is opgelost voor haar rekening en risico dient te komen. De toewijzing van een bedrag van € 650,-- in verband met het ontbreken van de videofoon met de vereiste bekabeling zal derhalve worden bekrachtigd. De grief treft derhalve geen doel.
(6.1 maatvoering toilet begane grond in strijd met ontwerp, geen wijzigingen gedeponeerd bij uitvoerder)
8.5.13 Het hof stelt vast dat het onderhavige gebrek samenhangt met de wijziging van het trapplateau als vermeld onder 5.1 van de schadelijst d.d. 1 maart 2002, waarover het hof hiervoor in r.o. 8.5.10 reeds heeft geoordeeld. De toelichting op de onderhavige deelgrief is geheel identiek aan hetgeen bij punt 5.1 is aangevoerd. Nu [X.] aan het gestelde gebrek geen verdere onderbouwing heeft gegeven dan het ten aanzien van punt 5.1. vermelde, zal de gevorderde schade met betrekking tot het onderhavige gebrek worden afgewezen. De grief faalt dus.
(7.2 versleping afvoer afzuigkap keuken)
8.5.14 Naar het oordeel van de rechtbank zijn termen aanwezig om een deskundige te benoemen teneinde de in het beroepen vonnis geformuleerde vragen te laten onderzoeken. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat indien terzake de luchtafvoer, ventilatie e.d. sprake is van meerwerk [X.] zal dienen te bewijzen dat het desbetreffende meerwerk door Geerlingshof is geaccordeerd.
Geerlingshof heeft zich bij grief 6 in incidenteel appel op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte tot benoeming van een deskundige zal overgaan. Zij heeft er in dit verband slechts op gewezen dat [X.] de oorspronkelijk voorziene keukenopstelling heeft gewijzigd en dat de verantwoordelijkheid voor in verband daarmee verminderde afzuigcapaciteit bij [X.] of diens keukenleverancier dient te blijven. Nu Geerlingshof zijn bezwaar tegen het bestreden oordeel van de rechtbank voor het overige niet van een (relevante) toelichting heeft voorzien, behoeft de grief geen verdere bespreking. De grief faalt derhalve.
4-voudig wcd inbouw, i.p.v. opbouw)
8.5.15 [X.] heeft onder verwijzing naar grief VI terecht geklaagd dat de rechtbank deze post niet als een opleveringsgebrek als bedoeld in artikel 15 van de algemene voorwaarden heeft aangemerkt. De post dient derhalve alsnog te worden besproken.
[X.] heeft in eerste aanleg gesteld dat in de berging twee verschillende soorten schakelmateriaal (wandcontactdozen) zijn geplaatst, hetgeen als een constructiefout dient te worden gekwalificeerd, en vordert van Geerlingshof als schadevergoeding een bedrag van € 200,--.
Geerlingshof heeft aangevoerd dat in de afwerkstaat niets is gesteld met betrekking tot de vraag of de WCD opbouw of inbouw moet zijn, dat gelet op de functie van de ruimte als berging WCD opbouw zonder meer aanvaardbaar is en voor zover er deels inbouw WCD is geleverd Donner geluk heeft gehad althans meer heeft gekregen dan waar hij recht op had.
Het hof volgt [X.] niet in zijn stelling dat het enkele feit dat in de berging twee verschillende soorten wandcontactdozen zijn geplaatst als een constructiefout dient te worden aangemerkt. Nu [X.] voorts niet heeft bestreden dat gelet op de bij de koop- en aannemingsovereenkomst voorziene bestemming van de ruimte als berging WCD opbouw in die ruimte aanvaardbaar is, zal de vordering worden afgewezen, waarmee de grief faalt.
(8.1 drie plafondspots in living niet evenwijdig en op onjuiste afstand geplaatst, 9.2 één spot op onjuiste afstand geplaatst boven keukenkast)
8.5.16 De rechtbank heeft in het beroepen vonnis overwogen dat het bij het aanbrengen van de bedoelde plafondspots om een meerwerkopdracht aan Bobema gaat, en nu door Geerlingshof niet voor akkoord is getekend, dit meerwerk niet onder de garantstelling van Geerlingshof valt. De rechtbank heeft het op dit punt gevorderde schadebedrag ad € 2.100,-- en € 700,-- afgewezen.
Nu [X.] ter bestrijding van dit oordeel slechts heeft verwezen naar het gestelde onder de grieven III, IV en V, en het hof in het tussenarrest van 9 december 2009 in r.o. 4.4 e.v. heeft geoordeeld dat deze grieven falen, behoeft de grief geen bespreking meer.
(8.2 en 8.3 afstellen deuren en speling buitendeur)
8.5.17 De rechtbank heeft in het vonnis overwogen dat [X.] het gevorderde schadebedrag van € 300,-- kennelijk vordert vanwege het feit dat deze post pas na de drie-maandentermijn (als voorzien in art. 15 van de algemene voorwaarden, hof) is hersteld, en heeft geoordeeld dat zonder toelichting, die ontbreekt, niet begrijpelijk is dat een dergelijke schade is geleden door het enkele feit dat de posten niet binnen drie maanden na oplevering zijn hersteld, zodat deze post wordt afgewezen.
[X.] stelt in de toelichting op de grief dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat het gebrek uiteindelijk is hersteld.
Geerlingshof stelt bij memorie van antwoord dat volgens de heer[B.] de deuren inmiddels zijn bijgesteld.
Nu Geerlingshof zich er op beroept dat het litigieuze gebrek inmiddels is verholpen, zal zij hiervan bewijs dienen bij te brengen. In afwachting daarvan dient een beslissing over de vordering te worden aangehouden. In zoverre treft de grief doel.
(8.7 tochtprofiel binnenzijde buitendeur lapmiddel 5x) en 10.6 tochtprofiel binnenzijde buitendeur lapmiddel)
8.5.18 De rechtbank heeft overwogen dat blijkens punt 46 van het opleveringsrapport bij de oplevering op 7 februari 2001 door partijen slechts is geconstateerd dat er bij de garage, achterzijde deur, een deurprofiel moest worden aangebracht, en dat in het opleveringsrapport van andere ontbrekende (deur)profielen geen melding is gemaakt. De rechtbank heeft ter zake het ontbrekende deurprofiel (punt 10.6) een bedrag van € 275,-- toegewezen.
Met grief 7 in incidenteel appel voert Geerlingshof aan dat het plaatsen van deurprofielen niet behoorde tot het overeengekomen werk, zodat voormeld bedrag ten onrechte is toegewezen. De grief faalt reeds hierom omdat, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, partijen immers bij de oplevering hebben vastgelegd dat sprake was van een opleveringsgebrek dat diende te worden hersteld.
Voorts heeft [X.] in het principaal appel gegriefd tegen het afwijzen door de rechtbank van de vordering terzake de tochtprofielen aan de deuren van de living (punt 8.7). Hij heeft in de toelichting op de grief gesteld dat pas enige tijd na de oplevering is geconstateerd dat de toegepaste kierdichtingsprofielen aan de deuren beneden de maat waren, zodat dit gebrek (lapmiddel) als een verborgen gebrek dient te worden aangemerkt; de gevorderde schadevergoeding heeft betrekking op het herstel van dit lapmiddel.
Het hof stelt vast dat [X.] het gestelde gebrek aan de aangebrachte tochtprofielen heeft onderbouwd met verwijzing naar het rapport van de deskundige [J.] (prod. 23 eerste aanleg) en de daarin op pagina 8 opgenomen foto. De deskundige [J.] heeft als onderschrift bij die foto gezet dat de toegepaste profielen en de sluiting van de deuren ver beneden de maat zijn, zowel uit oogpunt van geluidwering als van tochtwering. Het hof acht het gestelde verborgen gebrek hiermee genoegzaam onderbouwd. Het hof begrijpt voorts dat [X.] zich wenst te beroepen op het bepaalde in artikel 16 lid 2 sub c van de algemene voorwaarden (zoals hiervoor in r.o. 8.2 weergegeven). Nu in rechte vaststaat dat [X.] het gestelde gebrek in elk geval bij de door [Z.] opgestelde schadelijst d.d. 1 maart 2002 ter kennis van Bobema is gebracht, zal er, nu niet anders is gesteld of gebleken, van worden uitgegaan dat de mededeling binnen een redelijke periode na de ontdekking van het gebrek is gedaan.
Voor zover Geerlingshof in zijn algemeenheid heeft gesteld dat het aanbrengen van profielen niet tot het overeengekomen werk behoorde, wordt dit verworpen, nu immers in rechte vaststaat dat de profielen in kwestie wèl door Bobema zijn aangebracht, en deze stelling ook niet te rijmen is met het opnemen door[B.] van een ontbrekend profiel in nr. 46 van het opleveringsrapport. De slotsom is dan ook dat de grief slaagt en de vordering ad € 1.375,-- met betrekking tot de profielen aan de deuren van de living eveneens dient te worden toegewezen.
(9.1 luchtafvoer wasemkap)
8.5.19 De rechtbank heeft overwogen dat deze p.m. post geen beoordeling behoeft, nu [X.] terzake niets heeft gevorderd.
[X.] heeft bij memorie van grieven slechts gesteld zich het recht voor te behouden met betrekking tot dit gebrek nog een schadebedrag te vorderen, zodra de oorzaak volgens de door de rechtbank te benoemen deskundige is vastgesteld. Het aldus gestelde behoeft geen verdere bespreking.
(9.3 wandcontactdoos niet aangebracht 1x)
8.5.20 De rechtbank heeft de vordering ad € 115,-- afgewezen, overwegende dat – nog afgezien van de omstandigheid dat Geerlingshof gemotiveerd heeft aangegeven dat er sprake is van meerwerk - van dit beweerdelijke gebrek in het opleveringsrapport geen melding is gemaakt.
[X.] heeft zich met verwijzing naar grief VI (waarover hiervoor in r.o. 8.1.8) terecht tegen het niet aanmerken als opleveringsgebrek verzet. Het gestelde gebrek behoeft derhalve alsnog bespreking.
Het hof overweegt dat door Geerlingshof ten verwere gemotiveerd is aangevoerd dat het bij de (alsnog) aangebrachte wandcontactdoos om meerwerk ging, hetgeen door [X.] niet is weersproken. Bijgevolg is de vordering gelet op hetgeen het hof in het tussenarrest in r.o. 4.4 e.v. heeft overwogen, niet voor toewijzing vatbaar. Aan de grief komt derhalve in rechte geen gevolg toe.
(10.1 75 liter boiler i.p.v. 120 liter boiler in strijd met de overeenkomst, aangepast ontwerp)
8.5.21 Met betrekking tot het door [X.] gevorderde bedrag van € 2.600,-- terzake de boiler heeft de rechtbank overwogen dat gelet op de afwerkstaat waarin staat vermeld dat een 120 liter boiler zou worden geplaatst alsmede gelet op het feit dat partijen nadien in het opleveringsrapport als opleveringsgebrek hebben vermeld “boiler is 75 liter” terwijl geen minderwerkfactuur in het geding is gebracht, Geerlingshof haar stelling dat tussen partijen ten aanzien van de boiler sprake is geweest van een overeenkomst tot minderwerk onvoldoende heeft onderbouwd, zodat die vordering wordt toegewezen.
Geerlingshof heeft bij grief 8 in het incidenteel appel voormeld oordeel van de rechtbank betwist. Zij heeft gesteld dat de boiler met een geringere capaciteit uitdrukkelijk met toestemming en in overleg met [X.] is geplaatst, zulks in verband met het feit dat [X.] ervoor had gekozen om de garage in twee bergingen om te zetten. Om te zorgen dat ondanks de kleinere boiler toch een even grote hoeveelheid warm water geleverd kon worden is een zwaardere HR-ketel geleverd, aldus Geerlingshof.
Nu [X.] bij memorie van antwoord in incidenteel appel gemotiveerd heeft betwist dat de litigieuze boiler met zijn toestemming en in overleg is geplaatst, en Geerlingshof op dit punt uitdrukkelijk en gespecificeerd bewijs heeft aangeboden, zal Geerlingshof tot bewijslevering dienen te worden toegelaten, zodat het oordeel over de vordering vooralsnog dient te worden aangehouden.
Aangezien Geerlingshof bij de grief voorts (subsidiair) de hoogte van de gestelde kosten van het plaatsen van een nieuw boiler van 120 liter betwist, acht het hof het geraden dat de door de rechtbank te benoemen deskundige zich ook over die kosten zal uitlaten.
De grief treft derhalve doel.
(10.2 garagepoortmotor ontbreekt)
8.5.22 De rechtbank heeft het door [X.] ter zake het ontbreken van de garagepoortmotor gevorderde bedrag van € 450,-- afgewezen, aangezien [X.] ten tijde van de oplevering wist dat de motor ontbrak, en het gestelde gebrek niet in het opleveringsrapport is vermeld.
De grief slaagt voor zover het beweerde, in de lijst van constateringen van 31 januari 2001 opgenomen gebrek door de rechtbank niet als opleveringsgebrek is aangemerkt. Het gebrek dient derhalve alsnog te worden besproken.
[X.] heeft in eerste aanleg gesteld dat uit de afwerkstaat (prod. 2 akte overlegging producties van 25 april 2002, pagina 8) volgt dat de garage diende te worden voorzien van een elektrisch aangedreven kantelpoort met afstandsbediening, hetgeen niet is gebeurd. Geerlingshof heeft het gestelde gebrek betwist, stellende dat de uiteindelijke uitvoering van de deur er mee te maken heeft dat [X.] de garage in twee bergingen wilde omzette, en dat dat ook uitdrukkelijk tussen [X.] en Bobema is overeengekomen. Het hof stelt vast dat Geerlingshof op dit punt een gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan, zodat Geerlingshof alsnog tot bewijslevering op dit punt zal worden toegelaten. Dit betekent dat een oordeel over de vordering vooralsnog moet worden aangehouden. In zoverre treft de grief dan ook doel.
(10.9 kiezel met staptegels voor glaswassen ontbreekt)
8.5.23 De rechtbank heeft overwogen dat nu het onderhavige gebrek in het opleveringsrapport onder punt 50 is vermeld, Geerlingshof zich nadien niet kan beroepen op de omstandigheid dat haars inziens het gebrek niet zou voortvloeien uit de overeenkomst. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat in de afwerkstaat weliswaar onder het onderdeel dakconstructie een andere soort dakafwerking staat vermeld, maar dat gelet op het feit dat door partijen in onderling overleg opleveringsgebrek 50 is vastgesteld – waarbij zij er kennelijk van zijn uitgegaan dat de desbetreffende dakbedekking niet naar behoren is uitgevoerd - [X.] Geerlingshof aansprakelijk kan houden voor de schade die voorvloeit uit het feit dat Bobema nadien in gebreke is gebleven met het herstel van dit opleveringsgebrek. De rechtbank heeft, gelet op het feit dat de hoogte van het schadebedrag verder onvoldoende gemotiveerd door Geerlingshof is weersproken, en deze de rechtbank verder niet onredelijk voorkomt, de gevorderde schadevergoeding ad € 225,-- toegewezen.
Geerlingshof heeft met grief 9.1 in incidenteel appel de toewijzing van de vordering bestreden. Zij herhaalt primair haar stelling uit de eerste aanleg dat het aanbrengen van kiezelpakket en staptegels niet tot het op 13 april 2000 aangenomen werk behoorde. Voorts voert zij aan dat nu de dakbedekking losliggend is, geen dakgrind en tegels behoefden te worden aangebracht, en dat bij het gekozen type dakbedekking zelfs geen grind mag worden geplaatst.
Het hof vindt in het aldus aangevoerde geen reden om van het oordeel van de rechtbank af te wijken. Het hof verenigt zich met de beslissing tot afwijzing van de vordering en met hetgeen aan die beslissing door rechtbank ter motivering ten grondslag is gelegd. De grief treft derhalve geen doel.
(10.10 veren poort te licht voor gewicht poort in verband met houten bekleding)
8.5.24 De rechtbank heeft overwogen dat partijen het er over eens zijn dat dit gebrek is veroorzaakt doordat de poort, in het kader van meerwerk waarvoor Geerlingshof geen toestemming heeft gegeven, zwaarder is gemaakt dan bij de koop- en aannemingsovereenkomst was afgesproken, en heeft geoordeeld dat aldus het gebrek niet geacht kan worden onder de "instaansverplichting” van Geerlingshof te vallen, zodat het gevorderde zal worden afgewezen.
De door [X.] hiertegen opgeworpen grief, inhoudende een verwijzing naar het gestelde bij de grieven III t/m V in principaal appel dient te falen ingevolge hetgeen het hof in het tussenarrest in r.o. 4.4 e.v. ten aanzien van die grieven heeft overwogen en beslist.
(14.1 afschot douchebak niet evenwijdig)
8.5.25 De door [X.] met verwijzing naar grief VI opgeworpen grief treft doel. Het gestelde gebrek behoeft derhalve alsnog bespreking.
[X.] heeft gesteld dat de onderste tegelrand van het mozaïek aan de linkerzijde beduidend smaller – minder dan de helft van de tegel aan de rechterzijde – is. Geerlingshof heeft dit niet betwist, maar heeft zich in eerste aanleg op het standpunt gesteld dat de uitvoering aan de eisen voldoet. Bij memorie van antwoord vervolgens heeft Geerlingshof (onder verwijzing naar een als productie 3 overgelegde verklaring van[B.]) gesteld dat het afschot juist op verzoek van [X.] zo zou zijn gemaakt. Het hof zal deze laatste stelling passeren, nu Geerlingshof op dit punt geen bewijs heeft aangeboden, en de enkele verklaring van[B.] onvoldoende is om dit in rechte te doen vaststaan. Het hof acht het geraden, nu partijen verdeeld zijn over de vraag of de uitvoering van het afschot aan de daaraan te stellen eisen voldoet, dat de door de rechtbank te benoemen deskundige ook dit punt in zijn onderzoek zal betrekken. Het oordeel over deze post dient derhalve vooralsnog te worden aangehouden, waarmee de grief in zoverre slaagt.
(14.2 mozaïek tegen wand bevat contourlijnen van de matjes)
8.5.26 De rechtbank heeft overwogen dat daar waar partijen in onderling overleg op 7 februari 2002 melding hebben gemaakt van dit te herstellen opleveringsgebrek, Geerlingshof zich nadien niet kan beroepen op de omstandigheid dat het gebrek niet zou voortvloeien uit de overeenkomst en zij derhalve niet aansprakelijk is voor de in dit kader door [X.] geleden schade. Gelet op het gemotiveerde verweer van Geerlingshof terzake de hoogte van het schadebedrag (geen € 1.000,-- maar een flinke wasbeurt) heeft de rechtbank beslist dat de in deze zaak te benoemen deskundige zal worden gevraagd om te onderzoeken op welke eenvoudige manier het opleveringsgebrek 14.2 kan worden verholpen en wat een redelijke prijs daarvoor is.
Het hof stelt vast dat Geerlingshof bij grief 9.2 in incidenteel appel, gericht tegen de inschakeling van een deskundige op dit punt, slechts haar stellingen uit de eerste aanleg heeft herhaald. Deze stellingen geven het hof geen aanleiding om van het oordeel van de rechtbank af te wijken, zodat dit oordeel in stand blijft en de grief faalt.
(14.4 porseleinen handgrepen kranen ontbreken bij de wasbakken)
8.5.27 In het beroepen vonnis is geconstateerd dat gelet op punt 58 van het opleveringsrapport Geerlingshof op 7 februari 2001 heeft erkend dat foute handgrepen bij de wasbakken zijn geplaatst. Aangezien Geerlingshof voorts heeft gesteld dat inmiddels wel de goede handgrepen op de kranen zitten, heeft de rechtbank Geerlingshof bewijs van zijn stelling opgedragen.
Het hof vindt in het door Geerlingshof bij de incidentele grief 10 aangevoerde geen aanleiding om van het oordeel van de rechtbank af te wijken. Het hof verenigt zich derhalve met de beslissing van de rechtbank op dit punt, waarmee de grief faalt.
(14.5 rand ligbad is beschadigd)
8.5.28 De rechtbank heeft geoordeeld dat nu het beweerde gebrek in punt 60 van het opleveringsrapport is vermeld en de hoofdregel is dat bij de oplevering alle gebreken door de aannemer voor zijn rekening worden genomen, en vervolgens Geerlingshof niets heeft aangevoerd waarom hiervan afgeweken zou moeten worden, Geerlingshof voor de schade dient in te staan aangezien ook voor deze post geldt dat bij opname in het opleveringsrapport voor Geerlingshof het recht is komen te vervallen om te stellen dat dit niet onder de “garantstelling” zou vallen. Nu het door [X.] gevorderde bedrag ad € 4000,-- niet, en in elk geval niet voldoende is betwist, heeft de rechtbank deze post toewijsbaar geoordeeld.
Geerlingshof is met grief 11 in incidenteel appel tegen dit oordeel opgekomen. Zij heeft daarbij primair gesteld dat er van beschadiging geen sprake zou zijn. Deze stelling kan haar niet baten, nu immers vaststaat dat[B.] onder punt 60 van het opleveringsrapport van de beschadiging melding heeft gemaakt. Dat achter die vermelding een vraagteken is geplaatst maakt dit niet anders. Geerlingshof heeft voorts gesteld dat er bij het sanitair sprake is van een volledig gewijzigde levering; het bad is (blijkens prod. 2 memorie van antwoord, pagina 2) geleverd door Cema te [vestigingslaats] en is vóór de oplevering door Sjef Ubachs B.V. in opdracht van [X.] geplaatst. Het hof begrijpt dat Geerlingshof zich hiermee beroept op niet in de koop- en aannemingsovereenkomst opgenomen meerwerk, dat niet door haar is geaccordeerd, en dat derhalve niet onder de garantstelling van Geerlingshof valt. [X.] heeft bij memorie van antwoord in incidenteel appel uitvoerig, en met overlegging van bescheiden, betwist dat het onderhavige ligbad in zijn opdracht is geleverd en geplaatst, en derhalve dat er sprake van meerwerk zou zijn. Nu partijen hierover van mening verschillen ligt het ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op de weg van Geerlingshof om van haar stelling bewijs bij te brengen. Het hof is van oordeel dat Geerlingshof alsnog tot bewijslevering dient te worden toegelaten. Het hof overweegt voorts dat Geerlingshof bij de grief ook de hoogte van de schadepost betwist. Hoewel de vraag naar de omvang van de schade eerst aan de orde is indien komt vast te staan dat er in casu geen sprake van meerwerk is, acht het hof het geraden dat dit punt ook (reeds) in het onderzoek van de door de rechtbank te benoemen deskundige wordt betrokken.
Het voorgaande betekent dat een oordeel over de vordering vooralsnog dient te worden aangehouden, en de opgeworpen grief in zoverre doel treft.
(15.1 douchegordijnring leveren en monteren)
8.5.29 De rechtbank heeft geoordeeld dat nu [X.] niet heeft aangetoond dat Geerlingshof de desbetreffende meerwerkopdracht heeft geaccordeerd en er ter zake dit punt in het opleveringsrapport geen gebrek is opgenomen, de in dit kader gevorderde schadevergoeding ad € 680,-- niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Het hof onderschrijft dit oordeel van de rechtbank, en verwerpt, onder verwijzing naar r.o. 4.4 e.v. van het gewezen tussenarrest het bij de grief aangevoerde beroep op het gestelde bij de grieven III t/m V. Het oordeel van de rechtbank blijft derhalve in stand.
(16.2 lichtpunt niet in het midden)
8.5.30 De rechtbank heeft de post afgewezen, nu het een zichtbaar gebrek betreft dat niet in het opleveringsrapport is vermeld. [X.] heeft zich onder verwijzing naar grief VI terecht tegen de afwijzing op die grond verzet. De post behoeft derhalve alsnog bespreking.
[X.] heeft in eerste aanleg gesteld dat het lichtpunt op de overloop niet conform de uitvoeringstekening (prod. 32 conclusie van repliek in conventie) is aangebracht, en bijgevolg van een uitvoeringsfout sprake is. Geerlingshof heeft zich verweerd met te stellen dat [X.] de plaats in het werk had moeten aanwijzen, en bij voldoende toezicht een eventuele foutieve plaatsing had kunnen voorkomen.
Het hof overweegt dat uit de stellingen van partijen niet valt op te maken in welke mate de plaats van het aangebrachte lichtpunt afwijkt van de situering in de door [X.] overgelegde uitvoeringstekening. Het hof acht het aangewezen dat de door de rechtbank te benoemen deskundige ook dit punt in zijn onderzoek zal betrekken. De grief treft derhalve in zoverre doel dat een oordeel over deze schadepost vooralsnog dient te worden aangehouden.
(18.6 rubber onder badpootjes t.v.v. roest ontbreekt)
8.5.31 In het beroepen vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat dit gebrek niet als opleveringsgebrek in het oplevering- rapport is vermeld en dat, nu verder geen sprake is van een verborgen gebrek, [X.] wordt geacht zijn rechten dienaangaande te hebben prijsgegeven, en is de op dit punt gevorderde schadevergoeding ad € 680,-- afgewezen.
[X.] heeft tegen de afwijzing van de vordering gegriefd, stellende dat de uitvoering van de poten van de badkuip niet dusdanig was dat het ontbreken van rubber onder de poten bij de oplevering kon worden gezien.
Geerlingshof heeft bij memorie van antwoord nogmaals (zo als ook hiervoor bij punt 14.5) gesteld dat het bad in opdracht van [X.], en buiten Geerlingshof om is geleverd.
Het hof volgt [X.] in zijn stelling dat het in casu om een niet zichtbaar gebrek gaat. Het hof overweegt evenwel dat indien in rechte komt vast te staan dat het bad, zoals door Geerlingshof gesteld, in opdracht van [X.] zelf door derden is geleverd en geplaatst, dit gebrek niet tot aan Geerlingshof toerekenbare schade kan leiden. Nu het hof hiervoor in r.o. 8.5.2 heeft geoordeeld dat Geerlingshof tot bewijslevering ter zake dient te worden toegelaten, zal een beslissing op de onderhavige post moeten worden aangehouden.
(19.5 verrekenen; herstel verdichting grondwerk voor- en achterzijde huis)
8.5.32 De rechtbank heeft overwogen dat door Geerlingshof niet is weersproken dat de werkzaamheden waarop deze kostenpost betrekking heeft, verricht moesten worden om een gebrek waarvoor Geerlingshof krachtens de "garantstelling” (ex artikel II.b van de overeenkomst, hof) aansprakelijk is, te herstellen. Dat een dergelijke kostenpost onder die garantstelling valt is naar het oordeel van de rechtbank zo evident dat dit geen nadere toelichting vergt. De rechtbank heeft, nu de hoogte van het gevorderde schadebedrag door [X.] niet is weersproken, deze post toewijsbaar geoordeeld.
Geerlingshof is met grief 12 in incidenteel appel tegen dit oordeel opgekomen. Het daarbij aangevoerde geeft het hof geen aanleiding om van het oordeel van de rechtbank af te wijken. Bijgevolg blijft de beslissing van de rechtbank tot toewijzing van het terzake dit gebrek gevorderde bedrag ad € 350,-- in stand, waarmee de grief faalt.
8.6 Het hof komt op basis van het hiervoor onder 8.5.1 t/m 8.5.32 overwogene tot het oordeel dat:
(a) gelet op r.o. 8.5.2, 8.5.3, 8.5.5, 8.5.6, 8.5.7, 8.5.8, 8.5.11, 8.5.18, 8.5.21 en 8.5.28 het bedrag van de reeds thans voor toewijzing vatbare schadevergoeding, anders dan de rechtbank in r.o. 3.13 en het dictum van het beroepen vonnis heeft geoordeeld, op een bedrag van (€ 24.486,10 + € 10.715,-- minus € 22.986,10 =) € 12.215,-- dient te worden gesteld;
(b) gelet op r.o. 8.5.4, 8.5.5, 8.5.7, 8.5.21, 8.5.25, 8.5.28 en 8.5.30 de door de rechtbank te benoemen deskundige ook ten aanzien van de in die overwegingen genoemde punten bericht dient uit te brengen;
(c) gelet op r.o. 8.5.17, 8.5.21, 8.5.22 en 8.5.28 Geerlingshof tevens bewijs zal mogen leveren ten aanzien van de in die overwegingen genoemde punten.
8.7 Het onder (a) genoemde bedrag van € 12.215,-- zal worden toegewezen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2002. Grief 13 in incidenteel appel zal worden gepasseerd, nu Geerlingshof haar klacht ter zake de ingangsdatum van de wettelijke rente niet, althans niet begrijpelijk, heeft geconcretiseerd.
8.8 Met grief IX in principaal appel komt [X.] op tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering terzake de beschadiging van twee bloembakken, welke beschadiging tijdens de werkzaamheden van Bobema op 4 mei 2001, derhalve na de oplevering, is veroorzaakt. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat [X.] zijn stelling dat de bloembakken onherstelbaar zijn beschadigd en niet kunnen worden hersteld, niet verder heeft onderbouwd.
Het hof stelt vast dat [X.] ook thans in appel geen nadere onderbouwing geeft voor zijn stelling dat reparatie van de bloembakken – waartoe Geerlingshof zich bereid heeft verklaard - niet mogelijk is. Reeds hierom dient het oordeel van de rechtbank, dat door het hof overigens wordt onderschreven, in stand te blijven. Het overige bij de grief aangevoerde behoeft daarmee geen bespreking meer.
8.9 Grief X in principaal appel is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering ter zake het ontbreken van ventilatie in de kelder en de oorspronkelijke garage (omgebouwd tot twee bergingen, en thans deels in gebruik als kantoor).
De rechtbank heeft overwogen dat blijkens de stukken ten aanzien van de kelder en de garage door partijen is overeengekomen dat in die ruimten een natuurlijke ventilatie aanwezig dient te zijn, en dat uit de bouwtekening 90682-330 verder blijkt dat in de kelder een kruipgat dient te zitten en dat alle ventilatieopeningen moeten worden voorzien van muisdichte roosters. Van het ontbreken van een overeengekomen, afdoende mechanische ventilatie zoals [X.] kennelijk bedoelt te stellen, is dan ook geen sprake, aldus de rechtbank.
Het hof verwerpt allereerst de stelling van [X.] in de toelichting op de grief dat met betrekking tot de (door [X.] als kantoor in gebruik genomen) berging wèl een mechanische ventilatie was overeengekomen. Dat dit zou volgen uit de bepaling op pagina 7 laatste alinea van de afwerkstaat, zoals [X.] heeft gesteld, wordt door het hof gepasseerd. Immers is de bedoelde berging (thans kantoorruimte) in overleg tussen partijen aangebracht in de oorspronkelijk conform het ontwerp en de koop- en aannemingsovereenkomst geplande inpandige garage, en is in bedoelde passage voor wat betreft de garage niet bepaald dat deze op mechanische wijze zou worden geventileerd. Voor zover [X.] heeft gesteld dat de gehoudenheid tot het aanleggen van een mechanische ventilatie (voorts) zou voortvloeien uit de omstandigheid dat Geerlingshof wist van het voorgenomen gebruik als kantoorruimte wordt dit door het hof niet gevolgd, omdat een dergelijke eenzijdige keuze van de opdrachtgever niet tot extra verplichtingen van de aannemer kan leiden.
Nu van een afwijking van de technische omschrijving en/of tekening en/of eventuele staten van wijziging als door [X.] gesteld, in rechte niet is gebleken, dient reeds hierom het beroep van [X.] op het bepaalde in artikel 16 lid 2 sub a van de toepasselijke algemene voorwaarden te falen. Dit geldt evenzeer voor de gestelde strijdigheid met het bouwbesluit. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat, nu in rechte niet is gebleken dat voor de (thans als kantoorruimte in gebruik zijnde) berging extra voorzieningen ter zake de ventilatie zijn overeengekomen, [X.] de beweerdelijke schade wegens vochtproblemen niet op Geerlingshof kan verhalen.
8.10 [X.] heeft zich bij grief X tenslotte op het standpunt gesteld dat er met betrekking tot de kelder van een deugdelijke natuurlijke wijze van ventilatie geen sprake is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de in de kelder gemaakte opening (“het kruipgat”) is voorzien van een gesloten deurtje zonder ventilatieopeningen, en dat voor het overige geen voorzieningen zijn getroffen om tot een natuurlijke circulatie te komen. Voorts zijn de muisdichte roosters niet in de kelder doch uitsluitend in de kruipruimte geplaatst.
Nu [X.] aan zijn vordering ter zake de vochtproblemen in de kelder thans ook een gebrekkige natuurlijke ventilatie ten grondslag legt, acht het hof het geraden dat de door de rechtbank te benoemen deskundige ook dit gebrek in zijn beoordeling zal betrekken, zodat de beslissing van de rechtbank tot integrale afwijzing van de gevorderde schadevergoeding wegens vochtproblemen zal dienen te worden heroverwogen. De grief treft in zoverre voorshands doel.
8.11 Met grief XI in principaal tenslotte komt [X.] op tegen het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de gestelde schade wegens verontreiniging van het metselwerk aan de gevel van de woning. De vordering ter zake heeft de rechtbank afgewezen, overwegende dat het gestelde gebrek door [X.] onvoldoende is onderbouwd.
[X.] heeft als productie 8 bij memorie van grieven een aanvullend rapport van deskundige [J.] d.d. 16 mei 2007 met betrekking tot de gestelde gevelverontreiniging overgelegd, in welke rapport voorts nog een drietal aanvullende gebreken/uitvoerings- fouten als oorzaak van de gestelde gevelverontreiniging zijn vermeld. De betreffende gebreken zijn door [X.] in de toelichting op de grief onder A. B en C omschreven, en met verwijzing naar aanvullende rapporten van ing. [H.] en natuursteen- deskundige [E.] (prod. 9 en 6 memorie van grieven) nader onderbouwd. [X.] heeft voorts zijn schadevordering in verband met de gestelde gevelverontreiniging nog vermeerderd met bedragen ad € 4.802,--, € 6.592,60 en € 11.252,08.
Geerlingshof heeft de vermeerderde vordering en de door [X.] overgelegde rapporten gemotiveerd betwist.
Het hof is van oordeel dat, nu [X.] de gestelde gebreken aan de gevel en de daardoor beweerdelijk ontstane schade (alsnog) nader heeft onderbouwd, de afwijzing van vordering op grond van onvoldoende onderbouwing niet in stand kan blijven. Ook op dit punt acht het hof het, mede gezien de aard van de materie, aangewezen dat hierover een deskundigenbericht wordt uitgebracht. De grief treft derhalve in zoverre doel.
8.12 Het hof komt op grond van het vooroverwogene tot het volgende oordeel:
het beroepen vonnis zal worden vernietigd:
(i) voor zover daarbij het bedrag van de door Geerlingshof aan [X.] te betalen schadevergoeding wegens opleveringsgebreken vooralsnog op € 24.486,10 is bepaald. Het hof zal opnieuw rechtdoende dit bedrag vaststellen op
€ 12.215,--, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2002, en
(ii) voor wat betreft de in r.o. 8.5.2, 8.5.3, 8.5.4, 8.5.5, 8.5.6, 8.5.7, 8.5.8, 8.5.11, 8.5.17, 8.5.18, 8.5.21, 8.5.22, 8.5.25, 8.5.28, 8.5.30 en 8.5.31 door het hof niet gevolgde beslissingen van de rechtbank;
het beroepen vonnis voor het overige zal worden bekrachtigd, met dien verstande:
(i) dat Geerlingshof in aanvulling op het dictum zal dienen te worden toegelaten tot bewijslevering als hiervoor in r.o. 8.5.17, 8.5.21, 8.5.22 en 8.5.28 bedoeld, en
(ii) dat in het uit te brengen deskundigenrapport tevens de punten/gebreken als in r.o. 8.5.4, 8.5.5, 8.5.7, 8.5.21, 8.5.25, 8.5.28, 8.5.30, 8.10 en 8.11 vermeld dienen te worden betrokken.
8.13 Aangezien het bij het beroepen vonnis om een tussenvonnis gaat, en dit vonnis voor het overgrote deel wordt bekrachtigd, zal het hof de zaak terugverwijzen naar de rechtbank Maastricht teneinde daar verder te worden beslist.
8.14 Nu partijen zowel in principaal als incidenteel appel over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten in het principaal en het incidenteel appel compenseren, als in het dictum bepaald.
5. De uitspraak
Het hof:
op het principaal en incidenteel appel
vernietigt het beroepen in conventie gewezen vonnis:
(i) voor zover daarbij het bedrag van de door Geerlingshof aan [X.] te betalen schadevergoeding wegens opleveringsgebreken vooralsnog op € 24.486,10 is bepaald,
en opnieuw rechtdoende: stelt dit bedrag vooralsnog vast op € 12.215,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2002, en
(ii)voor wat betreft de in r.o. 8.5.2, 8.5.3, 8.5.4,
8.5.5, 8.5.6, 8.5.7, 8.5.8, 8.5.11, 8.5.17, 8.5.18,
8.5.21, 8.5.22, 8.5.25, 8.5.28, 8.5.30 en 8.5.31 door
het hof niet gevolgde beslissingen van de rechtbank;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige, met dien verstande:
(i) dat Geerlingshof in aanvulling op het dictum van het vonnis zal dienen te worden toegelaten tot bewijslevering als hiervoor in r.o. 8.5.17, 8.5.21, 8.5.22 en 8.5.28 bedoeld, en
(ii) dat in het aan de rechtbank uit te brengen deskundigenrapport tevens de punten/gebreken als in r.o. 8.5.4, 8.5.5, 8.5.7, 8.5.21, 8.5.25, 8.5.28, 8.5.30, 8.10, en 8.11 vermeld dienen te worden betrokken;
compenseert de proceskosten van het principaal en incidenteel appel, in dier voege dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verwijst de zaak terug naar de rechtbank Maastricht teneinde aldaar verder te worden beslist.
Dit arrest is gewezen door mrs. Begheyn, Hendriks-Jansen en Feddes, en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 februari 2010.