4.1 Geen expliciete grieven zijn gericht tegen de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld in rechtsoverweging 2.1 van het beroepen vonnis. Het hof zal derhalve van dezelfde feiten uitgaan. Voorts staan nog enkele andere feiten tussen partijen onbetwist vast. Het hof zal voor de leesbaarheid van dit arrest hierna een overzicht van de relevante feiten geven.
[geïntimeerde] heeft vanaf 1997 tot eind 2006 gewoond in het appartementencomplex [appartementencomplex] in [plaats] (hierna: het appartementencomplex). In deze periode heeft [geïntimeerde] twee periodes zitting gehad in het bestuur van de Vereniging van Eigenaren van het appartementencomplex.
[geïntimeerde] was van 31 januari 2003 tot en met 14 maart 2006 lid van de gemeenteraad van de gemeente [gemeente].
[X] is uitgever van Dagblad [X], met verschillende edities in [provincie]. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] waren ten tijde van de na te melden artikelen van 25 augustus en 15 november 2005 in dienst van [bedrijf 1], die alle aandelen houdt in [X].
Op 17 augustus 2005 heeft [appellant sub 2] [geïntimeerde] een aangetekende brief gestuurd (bijlage 6 bij prod. 5 inl. dagv.), waarin onder andere wordt vermeld:
"Ons telefoongesprek van heden noopt mij tot het maken van de volgende opmerkingen. Gistermiddag heb ik u gebeld met het verzoek een afspraak met mij te maken. Aanleiding is een artikel dat dagblad [X] in voorbereiding heeft over problemen in wooncomplex [wooncomplex] in [plaats]. Er zijn problemen tussen bewoners onderling, met de Vereniging van Eigenaren, de Woningstichting [woningstichting] en de gemeente [gemeente]. Naast deze bronnen heeft Dagblad [X] openbare bronnen geraadpleegd, zoals vonnissen van rechters.
Uw persoon speelt een belangrijke rol in het artikel dat in voorbereiding is. De reden om te vragen om een persoonlijke afspraak is dat de kwestie te belangrijk en complex is om af te doen met een telefoontje waarin u wordt gevraagd uw zienswijze te geven. Ik heb u in een ongeveer half uur durend telefoongesprek geprobeerd ervan te overtuigen dat het van belang is dat u uw mening kenbaar maakt. Ik wil u in een persoonlijk gesprek exact voorleggen wat uit andere bronnen is voortgekomen. Bovendien heb ik aangeboden - omdat u twijfelde aan de eerlijkheid van de journalist - een te produceren artikel aan u voor te leggen met deze restrictie dat u alleen gevraagd wordt te kijken naar feitelijke onjuistheden in passages waarin u wordt aangehaald. Bovendien heb ik nadrukkelijk gesteld dat er geen tijdsdruk is en dat u alle tijd krijgt om te reageren. Uw opmerking dat u wordt overrompeld, snijdt dus geen hout.
Het spijt mij te moeten constateren dat u ondanks herhaald aandringen van deze mogelijkheid geen gebruik wenst te maken.
(..)"
Bij tot [X] gerichte e-mail van 16 augustus en brief van 19 augustus 2005 (bijlage 4 bij prod. 5 inl. dagv.) heeft [geïntimeerde] aangegeven enkel tot het geven van een weerwoord en/of commentaar bereid te zijn, wanneer aan zekere voorwaarden zou worden voldaan.
Op 25 augustus 2005 is in Dagblad [X], editie [editie], een door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] geschreven artikel (prod. 1a inl. dagv.) op de voorpagina geplaatst, met de volgende kop:
"Bewoners: raadslid 'terrorist' in wooncomplex"
De eerste alinea van het artikel luidt als volgt:
"Raadslid [geïntimeerde] gedraagt zich als "een psychologisch terrorist" en "querulant" in het penthouse in wooncomplex [wooncomplex] in [plaats]. Dat zeggen enkele bewoners uit het complex. Hij dreigt met rechtszaken en zorgt voor een stroom (dreig)brieven. Ook Woningstichting [woningstichting] en de gemeente [gemeente] zijn meer dan eens voor de rechter gedaagd door [geïntimeerde]."
Het artikel sluit af met de volgende alinea:
"[geïntimeerde] wil niet met deze krant praten zolang zaken onder de rechter zijn."
Op 15 november 2005 is in Dagblad [X], editie [editie], een door [appellant sub 2] geschreven artikel (prod. 2 inl. dagv.) geplaatst waarvan de tweede alinea als volgt luidt:
"Zoals eerder gemeld vinden bewoners van het complex dat [geïntimeerde] zich als een "psychologisch terrorist" en "querulant" gedraagt. Hij dreigt met rechtszaken en zorgt voor een stroom (dreig)brieven. Met als gevolg dat bewoners in angst leven en zijn opgestapt uit het bestuur van de Vereniging van Eigenaren."
Het artikel sluit af met de volgende alinea:
"[geïntimeerde] wil niet reageren zolang de zaken onder de rechter zijn."
[geïntimeerde] heeft naar aanleiding van voornoemde artikelen en twee artikelen van 13 april en 24 juni 2006 (prod. 3 en 4 inl. dagv.) een klaagschrift (prod. 5 inl. dagv.) ingediend tegen [appellant sub 2], [appellant sub 1] en de hoofdredacteur van Dagblad [X] bij de Raad voor de Journalistiek.
De Raad voor de Journalistiek heeft bij uitspraak van 28 september 2006 (prod. B cva) de klachten voor zover deze betrekking heeft op het artikel van 25 augustus 2005 niet ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De klachten terzake de overige artikelen zijn door de Raad beoordeeld aan de hand van de norm of de grenzen zijn overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van de journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. De Raad heeft de klacht ter zake het gebruik van de term 'terrorist' in het artikel van 15 november 2005 gegrond verklaard. De klachten dat in de artikelen ten onrechte was vermeld dat [geïntimeerde] (oud) raadslid was en dat geen wederhoor zou zijn toegepast heeft de Raad ongegrond verklaard.
Bij brief van 13 februari 2007 heeft [geïntimeerde] [X] gesommeerd een bedrag van € 10.613,70 vanwege immateriële schade vermeerderd met rente te voldoen. [X] heeft deze sommatie naast zich neergelegd.