ECLI:NL:GHSHE:2010:BM0058

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003876-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van toediening diazepam aan minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastelegging dat zij haar dochter, destijds anderhalf jaar oud, diazepam zou hebben toegediend in het weekeinde van 19 tot 22 januari 2008. Het hof bevestigt het eerdere vonnis met verbetering van de gronden. Het hof overweegt dat er in de tenlastegelegde periode meerdere personen in de woning aanwezig waren, waardoor het niet buiten redelijke twijfel is dat de verdachte als dader kan worden aangewezen. Het bewijsmateriaal sluit andere mogelijke daders niet uit.

De zaak kwam aan het licht toen de ouders van de dochter op 20 januari 2008 constateerden dat hun kind raar stond te kijken en niet kon lopen. Het kind werd naar het ziekenhuis gebracht, waar bloed werd afgenomen. Uit het toxicologisch onderzoek bleek dat er diazepam in het bloed van het kind aanwezig was. Tijdens een huiszoeking werden klysma-ampullen met diazepam aangetroffen, maar er was geen direct bewijs dat de verdachte deze aan haar dochter had toegediend.

Het hof concludeert dat, hoewel er aanwijzingen zijn dat de verdachte mogelijk betrokken was bij de toediening van diazepam, er onvoldoende bewijs is om haar als dader aan te wijzen. De verdachte heeft in alle verhoren ontkend dat zij haar dochter diazepam heeft toegediend. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan sluitend bewijs, moet de verdachte worden vrijgesproken. Het hof bevestigt derhalve het vonnis van de rechtbank, waarbij de verdachte eerder was vrijgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003876-08
Uitspraak: 1 maart 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 oktober 2008 in de strafzaak met parketnummer 01/825061-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres],
bij welk vonnis de verdachte is vrijgesproken van het haar tenlastegelegde.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met verbetering van de gronden waarop dit vonnis berust.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat zij in het weekeinde van 19 – 22 januari 2008 haar dochtertje [Naam dochter], destijds ongeveer anderhalf jaar oud, diazepam heeft toegediend.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [Naam dochter] op zondag 20 januari 2008 naar het ziekenhuis is gebracht door haar ouders, die hadden geconstateerd dat de ogen van [Naam dochter] raar stonden, dat haar hoofd telkens achterover viel en dat zij, als ze probeerde te lopen, door de benen zakte.
[Naam dochter] is die dag in het ziekenhuis opgenomen. Van haar is op die dag en in ieder geval ook op 21 januari en volgens verdachte ook de dagen erna, bloed afgenomen. Een van de afgenomen monsters bloed/serum – volgens de onderzoeksaanvraag van de politie aan het NFI het op 20 januari 2008 afgenomen monster, maar op het door NFI ontvangen buisje stond de datum 24 januari 2008 – is door het NFI onderzocht en bleek ongeveer 1,5 milligram diazepam per liter te bevatten (aldus het rapport van toxicologisch onderzoek van 6 mei 2008 van het NFI).
Bij onderzoek op 25 januari 2008 in de woning van verdachte en haar gezin, zijn klysma-ampullen bedoeld voor klysma’s met een diazepamvloeistof gevonden.
In de kamer van [Naam dochter] is een witkleurig ongebruikt klysma-ampul 5 mg diazepam en een leeg klysmaspuitje met balgreservoir aangetroffen. Het dossier meldt niet of hierop verdere sporen zijn aangetroffen. Deze ampul is aangetroffen in een medicijndoosje met het opschrift “[Apotheek], 12-09-2007,[Naam], zonodig ½ rektiool, 1 st. diazepam rekt 5 mg”.
In de badkamer zijn drie gebruikte klysma-ampullen aangetroffen: een witkleurige (diazepam 10 mg) en twee geelkleurige (beide Stesolid 10 mg; Stesolid is de merknaam voor het diazepamklysma). Deze drie ampullen zaten in een medicijndoosje met het opschrift “24-09-2007 [Naam zoon], 5 st. diazepam rekt. 10 mg”. [Naam zoon] is de toen zeven jaar oude zoon van verdachte, aan wie in het verleden diazepamklysma’s zijn voorgeschreven.
Van de witkleurige klysma-ampul zijn geen voor DNA-onderzoek geschikte sporen verkregen.
De ene gele ampul (NFI-zegel DKA603) bevat aan het spuituiteinde DNA van een mannelijk persoon, niet zijnde de vader van [Naam dochter]. Aan de onderkant (het knijpgedeeelte) zit een DNA-mengprofiel van minstens twee vrouwelijke personen, niet zijnde [Naam dochter], mogelijk wel verdachte.
De andere gele ampul (NFI-zegel DKA604) bevat aan het spuituiteinde DNA van [Naam dochter] en mogelijk nog van een of meer andere personen. Aan de onderkant (het knijpgedeelte) zit DNA van minstens twee vrouwen, niet zijnde verdachte en ook niet zijnde [Naam dochter 2] (de toen 11 jarige dochter van verdachte).
Een en ander blijkt uit het DNA-rapport van NFI van 4 juni 2008 alsmede van 12 januari 2010.
Uit de bovenstaande gegevens concludeert het hof dat niet kan worden uitgesloten dat aan [Naam dochter] in het weekeinde van 18 – 20 januari 2008 een diazepam-klysma is toegediend met een of meer van de in de badkamer aangetroffen klysma-ampullen, maar dat dit niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Enerzijds kan het DNA van [Naam dochter] op de gele ampul DKA604 niet worden gedateerd, anderzijds betekent het ontbreken van DNA van [Naam dochter] op de witte ampul niet met zekerheid dat de ampul in die tijdspanne niet met [Naam dochter] in contact is geweest.
Het dossier bevat slechts één gemeten gegeven: een bloed/serum monster van [Naam dochter] bevatte ongeveer 1,5 mg diazepam per liter. Het staat vooralsnog niet volstrekt vast dat dit een monster van 20 januari 2008 is.
Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat dit wel het geval is, overweegt het hof over de vraag wie de diazepam heeft toegediend het volgende.
Verdachte heeft in alle verhoren ontkend dat zij in de tenlastegelegde periode aan [Naam dochter] diazepam heeft toegediend. Er is geen direct bewijs dat zij dit wel heeft gedaan. In de tenlastegelegde periode waren meerdere personen in huis, in het bijzonder - naast verdachte en [Naam dochter] - de vader van [Naam dochter] en nog twee (bovengenoemde) kinderen. Het bewijsmateriaal sluit andere daders dan verdachte niet uit.
Dit alles betekent dat het hof niet buiten redelijke twijfel de verdachte als dader kan aanwijzen. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal en de raadsman van verdachte hebben op dezelfde grond vrijspraak gevorderd respectievelijk gepleit voor vrijspraak.
Het vonnis van de rechtbank, waarbij de verdachte is vrijgesproken, kan met verbetering van gronden worden bevestigd.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. C.M. Hilverda,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. van der Heijden, griffier,
en op 1 maart 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.