ECLI:NL:GHSHE:2010:BM1426
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- M. Meulenbroek
- D. den Hartog Jager
- K. Kleijngeld
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte en de toepassing van artikel 7:290 BW in een kort geding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. Appellanten [X.] en [Y.] hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen geïntimeerde [Z.] om te bevestigen dat het gehuurde pand aan de [vestigingsadres A.] te [vestigingsplaats] door [Z.] aan hen wordt verhuurd voor het gebruik als kapsalon. [Z.] betwistte de huurovereenkomst en stelde dat deze op 1 januari 2009 was geëindigd, en vorderde in reconventie ontruiming van het pand. De kantonrechter heeft de vorderingen van [X.] en [Y.] afgewezen en die van [Z.] toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof oordeelt dat de huurovereenkomst langer dan twee jaar heeft geduurd en dat de bepalingen van artikel 7:290 BW van toepassing zijn. Het hof stelt vast dat er geen tijdelijke huurovereenkomst is en dat de bestemming van het gehuurde niet specifiek is overeengekomen. De appellanten voeren aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst is geëindigd en dat [Y.] geen medehuurder is. Het hof concludeert dat de huurovereenkomst nog steeds van kracht is en dat [Y.] niet als medehuurder kan worden aangemerkt zonder instemming van de verhuurder.
De vorderingen van [X.] en [Y.] worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat het gebruik van het gehuurde als kapsalon onder de bestemming valt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter voor zover de vorderingen van [X.] en [Y.] zijn afgewezen, maar vernietigt het vonnis voor het overige en wijst de vorderingen van [Z.] af. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.