ECLI:NL:GHSHE:2010:BM1480
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- H. Harmsen
- J.H.M. Westenbroek
- H.P. Vonhögen
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met gewoontewitwassen en geldwisseltransacties
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde wordt aangesproken op het wederrechtelijk verkregen voordeel uit gewoontewitwassen. De veroordeelde had eerder een straf opgelegd gekregen voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en gewoontewitwassen. De ontnemingsvordering is gebaseerd op geldwisseltransacties van Engelse en Schotse ponden die aan de veroordeelde zijn toegerekend.
De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de ontnemingsvordering te laat was ingediend. Het hof oordeelde echter dat de vordering tijdig was ingediend, aangezien deze binnen de termijn van twee jaar na de uitspraak in eerste aanleg was gedaan. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en verklaarde het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vordering.
Het hof heeft de ontnemingsvordering beoordeeld aan de hand van verklaringen van getuigen en de resultaten van een ontlastend onderzoek. Het hof concludeerde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten van in totaal EUR 3.017.411,73, dat was verkregen uit de geldwisseltransacties. Na beoordeling van de omstandigheden, waaronder de redelijke termijn van berechting, heeft het hof het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op EUR 743.177,33. De veroordeelde werd verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.