ECLI:NL:GHSHE:2010:BM8953

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.057.208
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brants
  • J. Lamers
  • A. Vlaardingerbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bewindvoerder in hoger beroep met betrekking tot de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbenden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de benoeming van een bewindvoerder na het overlijden van de vader van de betrokken kinderen. De moeder en de vader, appellanten in deze zaak, hadden verzocht om de benoeming van de heren [E.] en [F.] als bewindvoerders, maar de rechtbank had mevrouw [D.] benoemd. De kinderen van appellanten, als verweerders, hebben bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de voorgestelde bewindvoerders, omdat zij van mening zijn dat deze heren een negatieve invloed hebben op de relatie tussen hen en hun ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2010 is vastgesteld dat de vader op 10 maart 2010 is overleden, waardoor de zaak nu uitsluitend betrekking heeft op het appel van de moeder. Het hof heeft de argumenten van de kinderen en de moeder gehoord en is tot de conclusie gekomen dat er gegronde redenen zijn om de voorkeur van de moeder niet te volgen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij mevrouw [D.] als bewindvoerder is benoemd. Het hof oordeelt dat mevrouw [D.] een onafhankelijke beroepsbewindvoerder is en dat de benoeming in het belang van de betrokkenen is. De beslissing van het hof is op 22 juni 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF
Sector civiel recht
Uitspraak: 22 juni 2010
Zaaknummer: HV 200.057.208/01
Zaaknummer eerste aanleg: 633309 / 09-517 en 639060 / 09-614
in de zaak in hoger beroep van:
[X.], en [F.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: de moeder respectievelijk de vader,
advocaat: mr. E.P.M. Smit.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton ’s-Hertogenbosch van 12 november 2009.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 februari 2010, hebben appellanten verzocht voormelde beschikking te vernietigen doch uitsluitend voor zover het betreft de benoeming van mevrouw [D.] tot bewindvoerder en te bepalen dat de heren [E.] en [F.] zullen worden benoemd tot bewindvoerders.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 maart 2010, hebben:
- [dochter 1.], wonende te [woonplaats],
- [dochter 2.], wonende te [woonplaats],
- [dochter 3.], wonende te [woonplaats],
de kinderen van appellanten en hierna te noemen respectievelijk [dochter 1.], [dochter 2.] (roepnaam: [roepnaam]) en [dochter 3.], als verweerders, verzocht het beroep af te wijzen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 26 augustus 2009;
- de brief met bijlagen van de advocaat van verweersters d.d. 22 april 2010.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2010. Ter zitting is komen vast te staan dat de vader op 10 maart 2010 is overleden, hetgeen met zich brengt dat de onderhavige appelzaak thans nog uitsluitend betrekking heeft op het door de moeder ingestelde appel.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. E.P.M. Smit;
- verweerders [dochter 1.] en [dochter 2.], bijgestaan door mr. R.J. Hoff;
- mevrouw [D.], de door de rechtbank benoemde bewindvoerder;
- de heren [E.] en [F.], de door appellanten voorgedragen bewindvoerders.
2.5. Verweerster [dochter 3.] is behoorlijk opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.
3. De beoordeling
3.1. Appellanten hebben bij hun op 15 januari 2009 ter griffie van voornoemde rechtbank een verzoek ingediend strekkende tot onder bewindstelling van de goederen die aan hen toebehoren of zullen gaan toebehoren, zulks met benoeming van de heren [E.] en [F.] tot bewindvoerders.
3.2. Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank van even genoemd verzoek hebben eerder genoemde verweerders (zijnde drie van de vier dochters van appellanten) uitdrukkelijk verklaard bezwaren te hebben tegen de door appellanten voorgestelde bewindvoerders.
3.3. De rechter dient in zaken als de onderhavige overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:435 lid 3 Burgerlijk Wetboek in beginsel de uitdrukkelijk door de rechthebbenden uitgesproken voorkeur bij de benoeming van de bewindvoerders te volgen, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten.
3.3.1. De eerste rechter heeft ingevolge de bestreden beschikking zodanige gronden aanwezig geacht en nodig geoordeeld dat een onafhankelijke derde wordt benoemd tot bewindvoerder.
3.3.2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan appellanten en mevrouw [D.] benoemd tot bewindvoerder.
Appellanten zijn tegen deze laatste benoeming opgekomen.
3.4. Nu vaststaat dat de vader op 10 maart 2010 is overleden hoeft thans nog uitsluitend te worden geoordeeld en beslist op het door de moeder ingestelde appel.
3.5. Uit de inhoud van de voorhanden gedingstukken en uit hetgeen ter zitting van het hof door en namens de aanwezigen naar voren is gebracht ziet het hof, evenals de rechtbank, gegronde redenen de uitdrukkelijke voorkeur van appellante niet te volgen bij de benoeming van de bewindvoerder.
Het hof stelt vast dat de relatie tussen appellante en verweerders al enige jaren onder druk staat dit tot verdriet van verweerders. Ook de moeder betreurt de slechte relatie met haar kinderen en zou die graag anders zien. Zij typeert de huidige situatie als ‘verschrikkelijk’. Verweerders wijten de verstoorde familierelatie tussen ouders en kinderen met name aan de negatieve invloed die de heren [E.] en [F.] uitoefenen op het denken en handelen van appellanten. In de lange periode dat de heren [E.] en [F.] appellanten kennen hebben zij steeds tussen ouders en kinderen gestaan. Zij hebben in de ogen van verweerders een actieve rol gespeeld in de ontstane verwijdering. De testamentaire vastlegging door appellanten om een belangrijk deel van het door hen opgebouwde vermogen ter beschikking te stellen van het Projectenfonds van het Tilburgs Byzantijns Koor, van welke organisatie de heer [E.] voorzitter is en bij welk koor ook [F.] betrokken is, als ook de benoeming van [E.] tot executeur testamentair getuigen, aldus verweerders, van een grote invloed op appellanten en het op afstand houden van de kinderen.
Ook het meest recente voorval na een ziekenhuisopname van de vader waar de heren [E.] en [F.] zich onbetwist hebben opgeworpen als contactpersonen en – zulks ten onrechte – als bewindvoerders van de vader tengevolge waarvan verweerders door de verpleegkundigen van het ziekenhuis werden verstoken van iedere actuele informatie betreffende de gezondheidstoestand van de vader, typeert het eigengereide optreden van de heren.
Wat er ook zij van al het vorenstaande het hof ziet in hetgeen van de zijde van verweerders is opgeworpen voldoende aanleiding de heren [E.] en [F.] ongeschikt te achten om als bewindvoerders te fungeren.
Het hof is derhalve van oordeel dat de rechtbank op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, mevrouw [D.] heeft benoemd tot bewindvoerder. Mevrouw [D.] is een beroepsbewindvoerder die in geen relatie staat tot de in de onderhavige procedure verwikkelde personen.
3.6. Uit hetgeen ter zitting van het hof door en namens de aanwezigen naar voren is gebracht is gebleken, dat de moeder een goed contact heeft met de door de rechtbank benoemde bewindvoerder en dat ook verweerders de contacten met de bewindvoerder waarderen.
3.7. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van de moeder faalt en dat moet worden beslist op de hierna aangegeven wijze.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton ’s-Hertogenbosch, gegeven beschikking van 12 november 2009, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Brants, Lamers en Vlaardingerbroek en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2010.