4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [appellante] dreef in 2007 een onderneming onder de naam [X]. Zij hield zich onder meer bezig met de verkoop van exclusieve glassculpturen. Zij was deelneemster aan het project Topshops, een activiteit van een reclamebureau, te Maastricht.
b. Mecc drijft een onderneming die zich toelegt op het doen exploiteren van het congres- en beurscentrum Mecc te Maastricht, het organiseren van tentoonstellingen, beurzen, congressen etcetera.
c. In de periode van 12 tot en met 14 januari 2007 zijn in het tentoonstellingscomplex van Mecc de gecombineerde klassieke automobielbeurzen InterClassic en TopMobielbeurs gehouden. Op donderdag 11 januari 2007 is een relatieontvangst georganiseerd en een preview-avond. Het concept InterClassic is eigendom van Mecc, het concept TopMobiel is eigendom van [Y] B.V. De beurzen werden georganiseerd in samenwerking tussen Mecc en [Y] B.V. [persoon 1] was in dienst van [Y] B.V. en nauw bij de organisatie van het evenement betrokken.
d. Aan de beurzen werd ook deelgenomen door een collectief genaamd TopShops Holland, verder te noemen: TopShops, dat ieder jaar exposeert op de TopMobiel beurs. Via TopShops nam [appellante] met haar bedrijf deel aan de beurs. Ook [bedrijf 4] nam via TopShops deel aan de beurs. De contactpersoon van TopShops was voor Mecc [persoon 2]. In de westhal van het complex van Mecc was een paviljoen ingericht dat werd gedeeld door bij TopShops aangesloten standhouders enerzijds en Chapeau!Magazine anderzijds. Centraal in die hal was een afsluitbare opbergruimte gecreëerd voor de standhouders van Topshops en Chapeau!Magazine. Tussen de voor ieder van hen bestemde delen bevond zich een gesloten tussenwand. De opbergruimte was aan de bovenkant open. Mecc heeft de betrokkenen geadviseerd waardevolle spullen 's nachts in de opbergruimte te stallen, om deze aan het oog van derden te onttrekken en de toegang tot die spullen te bemoeilijken.
e. De stroomvoorziening in de stands werd in opdracht van Mecc verzorgd door ExpoTech, die de door haar aan de standhouders geleverde elektrische voorzieningen aansloot op de elektrotechnische installatie in de expositiehal.
f. [appellante] exposeerde in haar stand 18 glassculpturen. Aan het eind van donderdag 11 en vrijdag 12 januari 2007 werden deze sculpturen opgeslagen in de hiervoor genoemde opbergruimte. [appellante] had vier sculpturen verkocht en één sculptuur weggeschonken.
g. In de nacht van vrijdag 12 op zaterdag 13 januari 2007 is brand uitgebroken in de opbergruimte. De brand werd via een pieper om 01.46 uur gemeld bij het personeel van Securitas, dat de beveiliging van het beurscentrum verzorgde. Het beveiligingspersoneel is begonnen met bluswerkzaamheden. Toen de brandweer om 01.49 uur arriveerde behoefde deze nog slechts na te blussen.
h. Omstreeks 02.30 hebben medewerkers van Mecc [persoon 1] van [Y] B.V. gebeld. Deze arriveerde omstreeks 03.00 uur ter plekke. Daar was ook aanwezig de inmiddels op verzoek van de brandweer door de Verzekeringshulpdienst ingeschakelde salvagecoördinator [persoon 3]. [persoon 1] heeft een kwartier na zijn aankomst [persoon 2] gebeld en haar van de brand op de hoogte gesteld. [persoon 2] kwam niet onmiddellijk naar de expositiehal, zij arriveerde op zaterdagmorgen na het ontbijt. Kort na de brand heeft op advies van [persoon 3] het brandreconditioneringsbedrijf [Z] B.V. te [vestigingsplaats] de brandresten opgeruimd en afgevoerd naar haar opslagruimte in Heerlen.
i. Alle glassculpturen die zich in de opbergruimte bevonden zijn door de brand verloren gegaan.
j. Naar de oorzaak van de brand zijn diverse onderzoeken gedaan, van deze onderzoeken zijn rapporten opgesteld.
In opdracht van [bedrijf 1], namens de verzekeraar van Mecc, is een onderzoek gedaan door [bedrijf 2]. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een voorlopig rapport van 2 februari 2007, een rapport van 1 maart 2007, een aanvullend rapport van 5 juni 2007 en een aanvullend rapport van 25 februari 2008. In het rapport van 1 maart 2007 is onder meer het volgende vermeld:
4. BRANDBEELD
4.1 Algemeen
Het brandbeeld kon door ons niet meer beoordeeld worden daar alles direct na blussing al geruimd was. Door personeel van het MECC waren enkele situatiefoto's gemaakt die ter beschikking werden gesteld. Voorts werden door de salvage-coördinator foto's gemaakt die eveneens ter beschikking werden gesteld. (...) Op basis van de ter beschikking gestelde foto's kan nauwelijks een goed beeld gevormd worden van de situatie na blussing.(...)
4.2. Onderzoek restanten bij [Z]
Bij [Z] werd een onderzoek ingesteld aan de veiliggestelde restanten (...). De portable elektrische verdeelinrichting werd door ons veilig gesteld voor nader onderzoek. Dat gold ook voor een grote bundel kabels en snoeren e.d. Bij het onderzoek in de restanten werd een groot rose-kleurig doek aangetroffen dat zwaar naar benzine rook (...). Het doek was nog grotendeels intact, doch er kleefden wel brandresten en gesmolten glazen sculptuurresten aan. Een kleiner deel was al door brand aangetast. (...)
Ook bevond zich tussen de restanten een snoerhaspel. Deze vertoonde slechts een zeer oppervlakkige vuuraantasting van de buitenste windingen (...) en heeft kennelijk in het randgebied van de brand gelegen. Deze haspel kan dan ook zonder meer als veroorzaker voor de brand worden uitgesloten.
4.3 Nader onderzoek veiliggestelde restanten.
(...) De elektrische verdeelinrichting (...) vertoonde duidelijk het beeld van een vuuraantasting van buitenaf. Na demontage bleek de binnenzijde met componenten en bedrading geheel gaaf te zijn en op geen enkele wijze door vuur of hitte te zijn aangetast(...). Ook de voedingskabel vanuit de tunnel van de hal naar de verdeelinrichting vertoonde slechts een zeer geringe aantasting van buitenaf (...). De zekeringen, schakelaars en aardlekbeveiligingen waren onaangetast (...). De bundel kabels en snoeren werd minutieus onderzocht. Deze bundel bevatte zowel door vuur aangetaste bekabeling als gave bekabeling (...) Nergens werden aan de bekabeling en snoeren sporen van (kort)sluiting en/of overmatige hitte-in-werking (ten gevolge van overbelasting of overgangsweerstanden) geconstateerd.
5. OORZAAKONDERZOEK
5.1. Uitsluiting elektra als oorzaak
Op basis van het bovenstaande kan een brand ontstaan vanuit de verdeelinrichting en/of de voedende bekabeling geheel uitgesloten worden. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dan ook een elektrische oorzaak in de afgaande bekabeling als oorzaak worden uitgesloten. Daarbij wordt opgemerkt dat de dagstroom was uitgeschakeld en er op de nachtstroom alleen maar een koelkastje in een keukenmeubel was aangesloten.(...)
5.2. Vermist geldkistje.
Feitelijk staat vast dat er een geldkistje van Chapeau weg is. Dit kon niet door het vuur verbranden. Bovendien werd ook geen muntgeld aangetroffen tussen de restanten bij [Z].
5.3. Aanwezigheid motorbenzine
In een doek tussen de veiliggestelde brandresten werden overduidelijk de restanten van motorbenzine aangetoffen. (...)
5.4. Beschouwingen m.b.t. de oorzaak
(...) Op basis van het bovenstaande mag dan ook zeker niet uitgesloten worden dat er sprake is geweest van diefstal van het geldkistje (...) en dat er vervolgens brand is gesticht met gebruikmaking van motorbenzine.
k. In opdracht van [bedrijf 1] is tevens een onderzoek ingesteld door [bedrijf 3], resulterend in een rapport van 26 juni 2007. Het onderzoek was met name gericht op de elektrische verdeelkast. De conclusie van het onderzoek is dat met een grote mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de oorzaak van de brand niet is gelegen in de verdeelkast.
l. In opdracht van de verzekeraar van [appellante], Delta Lloyd, is een onderzoek ingesteld door Expertise Service Center Team Speciale Zaken, in de persoon van [persoon 4]. Daarvan is rapport uitgebracht op 9 juni 2007. Volgens dit rapport mag geen conclusie worden verbonden aan het onderzoek door [bedrijf 2], gezien de wijze waarop de brandresten (door een ander dan [bedrijf 2]) zijn veiliggesteld en opgeruimd en de onduidelijkheid over de vraag hoe het personeel van [Z] daarmee is omgegaan. [persoon 4] heeft de elektrische verdeelkast en kabels onderzocht en vermeldt daarover: Er waren geen sporen in deze kast aanwezig die wijzen op een ontstaan van brand vanuit deze kast. Of de brand is ontstaan door elektrische (voedings-)kabels die op deze kast waren aangesloten, kan niet worden uitgesloten.(...) Door [bedrijf 2] waren een groot aantal elektrische kabels in de brandresten bij [Z] aangetroffen. (...) Door [bedrijf 2] werden deze kabels aan mij, rapporteur, getoond(...). [bedrijf 2] stelt dat er nergens sporen van (kort-)sluiting en/of overmatige hitte-inwerking (ten gevolge van overbelasting of overgangsweerstanden) werd geconstateerd. Hierin heeft hij slechts gedeeltelijk gelijk. Sporen van (kort-)sluiting werden ook door mij niet aangetroffen. Doch [bedrijf 2] moet weten dat bij een overbelasting van een spanningvoerende kabel er geen kortsluitsporen ontstaan evenmin hoeven er versmeltingen van koperen delen plaats te vinden. Toch kan er sprake zijn geweest van een overbelasting. Zeker gezien de staat waarin enkele van de getoonde kabels, na de brand, verkeren.
[persoon 4] acht het rapport van [bedrijf 2] niet voldoende onderbouwd om een elektrische brandoorzaak uit te sluiten noch om te veronderstellen dat sprake is geweest van brandstichting. Volgens hem is aannemelijk en zijn daarvoor ook aanwijzingen dat sprake is van een elektrisch opgetreden gebrek aan de door het Mecc gefaciliteerde stroomvoorziening, gezien de staat waarin de vele elektrische kabels verkeren en na de brand zijn aangetroffen.
m. De verzekeraar van [appellante], Delta Lloyd, heeft aan haar, na inhouding eigen risico, een bedrag uitgekeerd van € 110.239,44.