4.2. In dit hoger beroep – zoals enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist – dient het volgende tot uitgangspunt.
(a) [X.] is geboren in [geboortedatum] 1946 en heeft tot omstreeks zijn 40e jaar (1986) in dienstbetrekking pensioen opgebouwd. Vanaf 1986 is hij zelfstandig ondernemer/manager geworden en heeft hij via (de rechtsvoorgangster van) [Y.] in eigen beheer pensioen opgebouwd. Tot het jaar 2000 werd hij begeleid door de heer [Z.] (voornamelijk binnen [A.] assurantiën) en daarna na overname binnen [Y.] door verschillende medewerkers.
(b) [X.] heeft na bemiddeling door [A.] in maart 1988 een lijfrente Verzekerd Groeifonds afgesloten bij Equity & Law (thans AXA) met polisnummer [polisnummer 1.] (productie 1 bij conclusie van antwoord). Volgens de polis was sprake van een uitkering bij in leven zijn op 28 maart 2008 en bij overlijden voordien alsmede bij arbeidsongeschiktheid ingetreden voor de 60e verjaardag van [X.].
Bij deze verzekering kon worden gekozen uit verschillende fondsen, variërend van defensief tot risicovol. [X.] heeft (aanvankelijk) gekozen voor het Combinatiefonds, een fonds met een gematigd risico.
Jaarlijks werden door de verzekeringsmaatschappij rechtstreeks aan [X.] waardeopgaven verstrekt (productie 5 bij conclusie van antwoord).
(c) Bij brief van 4 februari 1993 (productie 6 bij conclusie van antwoord) heeft [Z.] [X.] gewezen op wijzigingen in de WAO-regeling, waardoor voor [X.] een nieuw WAO-gat zou ontstaan, en heeft hij gevraagd of hij voor aanvullende voorziening diende zorg te dragen.
(d) Bij brief van 8 november 1994 (productie 7 bij conclusie van antwoord) heeft [Z.] meegedeeld de pensioensituatie van [X.] en diens echtgenote nogmaals te hebben nagerekend. In de brief wordt onder meer opgemerkt:
"Indien wij dit bedrag netto gaan budgetteren dan ziet u dat indien u op uw 62-ste levensjaar uit het arbeidsproces zou wensen te treden, er toch nog een stukje A.O.W.-premie betaald dient te worden. () Uitgaande van het feit dat uw inkomens in de loop der jaren nog zullen stijgen, zal er een klein tekort ontstaan op 62-jarige leeftijd. ( ) Om deze lijfrentevoorziening toch nog enigszins aan te vullen, en het tekort op te vangen, zou u bij uw werkgever kunnen informeren of men meedoet aan de zogenaamde Spaarloonregeling, welke in 1994 is geïntroduceerd."
(e) In januari 1995 sluit [X.] opnieuw een lijfrenteverzekering in het Verzekerd Groeifonds van AXA, nu met nummer [polisnummer 2.] (productie 8 bij conclusie van antwoord), ingaande 28 januari 1995 en eindigend 28 december 2009. De polis is nadien gewijzigd. Ook in dit geval was sprake van een beleggingsverzekering en kon gekozen worden uit verschillende fondsen variërend van defensief tot risicovol. In dit geval heeft [X.] gekozen voor belegging in het Garandement- fonds (productie 10 bij conclusie van antwoord). Dit is een fonds met vastrentende waarden. Ook van deze lijfrente ontving [X.] rechtstreeks van AXA waardeoverzichten (productie 12 bij conclusie van antwoord).
(f) Bij (niet compleet overgelegde) brief van 14 augustus 1996 (productie 13 bij conclusie van antwoord) bericht [Z.] aan [X.] en diens echtgenote onder meer het volgende:
"Naar aanleiding van ons gesprek van donderdagmiddag jongstleden, hebben we samen kunnen concluderen dat het arbeidsongeschiktheidsrisico en het overlijdensrisico voldoende verzekerd is, ook binnen het kader van de nieuwe Algemene Nabestaandenwet.
De oudedagsituatie is echter minder gunstig. Indien zowel u als uw echtgenote op 62 jarige leeftijd willen stoppen met werken, dan zal pensioentoezegging van de PGGM lager geworden. U heeft dan namelijk 5 pensioenjaren minder. Uitgaande van de lopende voorzieningen, te weten de pensioenpolis bij AXA Equity & Law, de spaarloonregeling bij AXA en de spaarloonregeling bij De Amersfoortse, ontstaat er een tekort."
In de brief wordt vervolgens een aantal suggesties gedaan om dit tekort op te heffen, waaronder verhoging van het spaarloon en koop van de huurwoning.
(g) In 1996 sluit [X.] per 1 september 1996 een kapitaalverzekering bij AXA in het Verzekerd Spaarfonds (nummer [polisnummer 3.]) (productie 14 bij conclusie van antwoord), met een verzekerd kapitaal van het totaal van de op het moment van beëindiging aan de verzekering toegewezen eenheden, alsmede fl. 100.000 bij overlijden voordien. Ook bij deze lijfrenteverzekering kon worden gekozen voor verschillende fondsen, variërend van defensief tot risicovol. Blijkens brief van 6 november 1996 aan [X.] (productie 15 bij conclusie van antwoord) zullen de beleggingen plaatsvinden in het fonds Actief Beheer Depot; het beleggingsprofiel van het Actief Beheer Fonds is neutraal, circa 50% wordt belegd in aandelen en 50% in obligaties.
Deze verzekering is ingericht volgens het universal-life principe.
(h) Bij brief van 11 maart 1997 (productie 18 bij conclusie van antwoord) heeft [Z.] aan [X.] en diens echtgenote onder meer meegedeeld:
"( ) In onze offerte van 8 november 1994 constateerden wij bij een gemiddelde rendementsontwikkeling van 10% dit tekort en dit tekort is bijverzekerd middels de spaarloonregelingen.
Om uw doelstellingen te realiseren hebben we dus een hoger rendement nodig dan op dit moment in het Combinatiefonds gerealiseerd wordt.
Gezien het bovenstaande lijkt het me zeer raadzaam de investeringen vanaf de eerstkomende betaaldatum te doen in Actief Beheer, waar een gemiddeld rendement van 13,7% gerealiseerd is ( )."
(i) Bij brief van 23 februari 1998 (productie 21 bij conclusie van antwoord) heeft [Z.] aan [X.] en diens echtgenote inzake de polissen [polisnummer 1.] en [polisnummer 2.] onder meer het volgende meegedeeld:
"( ) Beide polissen kenmerken zich door een behoudende fondskeuze, welke zich vertaald in een relatief gematigd rendement. De rendementsprognose tot de beoogde einddatum bedraagt ± 7% per jaar. Dit resulteert in een levenslange uitkering van plusminus fl. 48.570 per jaar.
Tijdens het gesprek met de heer [Z.] is dit beleggingsresultaat ter sprake gekomen. Het is uw wens de lijfrente-uitkering naar een aanvaardbaar niveau te tillen, zonder hierbij de beschikbare middelen drastisch te verhogen. Dit betekent dat alleen de verhoging van het gemiddelde rendement tot een hoger eindkapitaal kan leiden.
Verhoging van de rendementseis heeft echter ook gevolgen voor de risicofactor. Dit betekent dat uw kans in enig jaar op een lager rendement toeneemt. Gezien de relatief korte duur adviseren wij u uw fondskeuze voor 100% te wijzigen naar het Actief Beheer Fonds. Dit fonds combineert een uitstekend rendement met een veilige spreiding over een aantal verschillende beleggingsfondsen.( )"
(j) De onder ?(b) genoemde polis met nummer [polisnummer 1.] is per 1 januari 2000 omgezet naar een doorlopende premievrije polis, genummerd [polisnummer 4.] (productie 27 bij conclusie van antwoord). Op deze verzekering wordt geen premie betaald. Deze polis vermeldt onder meer
"In verband met inbreng van de waarde van de verzekering met polisnummer [polisnummer 1.] bedraagt de eenmalige investering per 28 januari 2001 fl. 270.968,81."
Belegd wordt in het Combinatiefonds (voor 79,73%) en het Actief Beheerfonds (voor 20,27%). Jaarlijks ontvangt [X.] waardeoverzichten, rechtstreeks van AXA (productie 28 bij conclusie van antwoord).
(k) De premie van fl. 1.187,48 per maand die eerst werd aangewend voor polis [polisnummer 1.] wordt vervolgens op verzoek van [X.] aangewend voor een nieuwe lijfrentepolis Privé Lijfrente onder nummer [polisnummer 5.]. [X.] heeft blijkens het aanvraagformulier d.d. 11 december 2000 (productie 29) uit de daarin aangegeven keuzemogelijkheden gekozen voor 100% Actief Beheer Depot.
Deze verzekering is ingericht volgens het universal-life principe.
(l) Bij (niet volledig overgelegde) brief van 7 juli 2000 heeft [Z.] aan [X.] en diens echtgenote onder meer meegedeeld:
"Refererend aan ons gesprek van enige tijdgeleden doe ik bijgaand in opstelling toekomen van hetgeen we besproken hebben in het kader van de nieuwe belastingwetgeving 2001.( )
Op 65-jarige leeftijd zijn er twee premievrije pensioenen die tot uitkering komen, van PGGM en van DMP, aangevuld met de AOW voor een gehuwde. Gezien uw leeftijd keert op 65-jarige leeftijd de AOW nog als gehuwde AOW uit. De totale uitkering bedraagt fl. 37.924 bruto per jaar. Aanvulling uit de ingegane lijfrente van beide lijfrentepolissen geeft een bedrag van
fl. 3.049,36 per maand, zodat het totale jaarinkomen vanaf 65 jaar fl. 74.516 bedraagt.
U ziet dat dit een pensioentekort oplevert van fl. 18.920 per jaar. Ik moet hier redelijkerwijs wel bij zeggen dat ik ben uitgegaan van percentages van 8%. Bij een gemiddeld rendement van 10% ziet de situatie er natuurlijk veel beter uit.
Bereken ik de jaaraftrekmogelijkheid vanaf 01.01.2000 dan blijkt u gezien het inkomen een lijfrente te mogen aftrekken van\ fl. 19.111. Derhalve adviseer ik u om vanaf 1 januari 2001 de lijfrente als jaarpremie te verhogen. ( ) Op deze manier verhogen de verzekerde kapitalen waardoor de mogelijkheid bestaat om vanaf 62 jaar op basis van 70% uit te gaan keren.( )"
(m) Bij brief van 16 december 2000 (productie 25 bij conclusie van antwoord) heeft AXA aan [X.] meegedeeld dat op diens verzoek het investeringsdeel van de premie inzake de onder (e) genoemde polis met nummer [polisnummer 2.] in die zin is gewijzigd dat voor 100% werd deelgenomen in het fonds Actief Beheer.
(n) Bij brief van 13 november 2001 (productie 32 bij conclusie van antwoord) heeft [B.], medewerker bij [Y.], aan [X.] een financiële rapportage toegezonden waarin de bestaande situatie, de situatie bij aankoop van een woning van fl. 800.000 en de situatie bij aankoop van een woning van fl. 600.000 is uiteengezet.
In de brief is onder meer opgenomen:
"U heeft aangegeven dat u vanaf 62-jarige leeftijd, gelijktijdig met uw vrouw, stopt met werken. Verder wenst u minimaal een netto-inkomen te ontvangen van fl. 5.000 per maand. In alle situaties is dit inkomen mogelijk. Echter, als u een hypotheek opneemt van fl. 878.500 kunt u uw inkomen niet aanvullen tot een bedrag van meer dan fl. 5.000 netto per maand. Indien in een lager hypotheekbedrag opneemt, heeft u wel de mogelijkheid om uw maandelijks inkomen aan te vullen boven een bedrag van fl. 5.000.
Graag ontvang ik van u een telefoontje om het rapport te bespreken.( )"
(o) Bij brief van 17 april 2002 (productie 34 bij conclusie van antwoord) heeft [C.], medewerker bij [Y.], aan [X.] hypotheekberekeningen toegezonden met de opmerking dat het niet onverstandig zou zijn om eens rond de tafel te gaan zitten om een en ander door te nemen.
(p) Bij brief van 25 februari 2003 (productie 35 bij conclusie van antwoord) heeft [D.] van [Y.] aan [X.] meegedeeld dat hij op diens verzoek een jaarruimteberekening heeft gemaakt om te beoordelen of er nog mogelijkheden zijn om extra stortingen in de lijfrentepolissen te doen.
(q) Bij schrijven van 1 september 2003 (productie 37 bij conclusie van antwoord) heeft [C.] suggesties gedaan aan [X.] inzake de financiering van de aankoop van een woning, mede gelet op de koppeling met de lopende lijfrentepolissen en de wens van [X.] om op zijn 62e te kunnen stoppen met werken.
(r) Bij email van 26 maart 2004 (productie 38 bij conclusie van antwoord) heeft [D.] van [Y.] – naar aanleiding van een email van [X.], waarin wordt opgemerkt "uitgangspunt bij het afsluiten van polissen is altijd geweest dat we dan 70% van ons beider bruto-inkomen aan inkomen zouden hebben" – aan [X.] gevraagd om recente gegevens, dit "om een exacte inschatting van uw pensioenvoorzieningen te kunnen maken".
(s) Bij brief van 22 oktober 2004 (productie 41 bij conclusie van antwoord) heeft [C.] aan [X.] een eerste opzet van diens pensioensituatie doen toekomen, waarbij drie scenario's worden geschetst; daaronder is een scenario waarbij [X.] stopt op zijn 65e jaar en een scenario waarbij deze stopt op zijn 62e jaar. In de brief wordt onder meer geconcludeerd:
"Kortom het beeld om op uw 62e met behoud van uw huidig netto-inkomen te stoppen en een levenslange pensioenvoorziening op basis van 70% te behouden is niet (volledig) haalbaar. Indien we de doelstelling echter aanpassen naar de oorspronkelijke uitgangspunten van fl. 5.000 netto per maand en een redelijke oudedagsvoorziening naar uw 65e komen we goed in de buurt, maar ik zal dan wel deels een stukje van hun privé vermogen moeten aanspreken."
(t) [X.] heeft in 2006 de relatie met [Y.] beëindigd.
(u) Bij de rechtbank Maastricht is een voorlopig getuigenverhoor gehouden waarbij als getuigen zijn gehoord [X.] en diens echtgenote, [Z.] voornoemd, alsook de – al dan niet voormalige – medewerkers van [Y.] [B.], [C.] en [D.]. Het proces-verbaal van deze verhoren bevindt zich bij de processtukken.
Bij conclusie van repliek heeft [X.] als productie 12 een aanvullende schriftelijke (niet onder ede afgelegde) verklaring van [Z.] overgelegd.