4.8.1. Het hof oordeelt als volgt.
4.8.2. Ten aanzien van het concurrentiebeding
Vast staat dat [X.] na 18 maart 2009 werkzaamheden voor Daxxa heeft verricht.
Vast staat tevens als niet betwist dat [X.] namens “Daxxa Polish People” een tweetal uitzendovereenkomsten heeft getekend te [vestigingsplaats 2.] ten name van een tweetal Polen, te weten [Z.] op 27 april 2009 en [A.] op 28 augustus 2009 (prod. 6 inl dgv).
Dit moet voorshands als overtreding van het concurrentiebeding worden aangemerkt.
Volgens de site van Daxxa is [X.] contactpersoon voor “Polish People” (prod. 8 inl dgv). Dit volgt ook uit het visitekaartje van [X.] (prod. 9 inl dgv).
Het komt er op aan hoe het concurrentiebeding uitgelegd moet worden. De betekenis van een beding als het onderhavige moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daaruit volgt dat de redelijkheid en billijkheid hierbij een rol spelen. Partijen hebben omtrent een en ander evenwel niets gesteld. Het hof ziet gelet op met name de zojuist genoemde feiten, maar ook de overige omstandigheden zoals deze blijken uit de feiten, aanleiding om onder de in het concurrentiebeding bedoelde zinsnede “op welke wijze en in welke vorm dan ook, in de regio [vestigingsplaats 1.] en binnen een straal van 20 kilometer rondom [vestigingsplaats 1.] betrokken te zijn bij activiteiten” voorshands te begrijpen de werkzaamheden die [X.] voor Daxxa verrichtte en verricht. Het hof verwerpt daarmee het verweer van [X.] dat hij zijn werkzaamheden voor Daxxa van huis uit in België – en dus buiten de straal van 20 kilometer rondom [vestigingsplaats 1.] – verricht(te). Het hof is derhalve voorshands van oordeel dat een redelijke uitleg van het concurrentiebeding meebrengt, dat de (hoofd)vestigingsplaats van Daxxa ([vestigingsplaats 2.]) heeft te gelden als de plaats waar de werkzaamheden voor Daxxa door [X.] worden verricht. Niet van belang is dus waar [X.] zich feitelijk bevindt terwijl hij die werkzaamheden uitvoert. Het maakt daarbij overigens geen verschil of [X.] de werkzaamheden als werknemer van Daxxa of als zelfstandige in opdracht van Daxxa verricht.
4.8.3. Het hof ziet geen aanleiding de reconventionele vordering van [X.] tot schorsing van het concurrentiebeding en/of het boeteding toe te wijzen. [X.] heeft in het geheel niet gesteld en evenmin is aannemelijk geworden dat hij in verhouding tot het te beschermen belang van Greenpol BV onbillijk wordt benadeeld en zo ja, op welke wijze.
4.8.4. Het hof zal [X.] verbieden om werkzaamheden voor Daxxa te verrichten op de wijze als hierna in het dictum is weer- gegeven. Voor een verbod aan [X.] om (alle) werkzaamheden voor Daxxa neer te leggen voor onbepaalde duur ziet het hof geen aanleiding, mede gezien het constitutieve karakter van de eventuele toewijzing van die vordering. Het gaat immers maximaal om de duur van het concurrentiebeding en het moet gaan om werkzaamheden die activiteiten betreffen die Greenpol BV ook verricht. Het zal daarbij gezien de stellingen van partijen in deze procedure met name gaan om activiteiten voor Daxxa met betrekking tot Poolse mensen. Vertaalwerkzaamheden behoren daar naar het voorlopig oordeel van het hof ook toe, nu voorshands aannemelijk is dat dergelijke vertaalwerkzaamheden plaatsvinden in het kader van het uitzendwerk.
4.8.5. Gezien het vorenoverwogene is in het kader van deze procedure slechts in twee gevallen, het tekenen van de twee uitzendovereenkomsten, voorshands voldoende duidelijk dat de boete van artikel 17 (zie hiervoor onder 4.1. sub b.) is verbeurd. Mede gelet op het door [X.] in eerste aanleg gevoerde verweer, waarin [X.] wijst op zijn financiële positie als kleine zelfstandige, ziet het hof aanleiding om het te betalen voorschot te bepalen op € 5.000,=. Overigens zou dit voorschot ook toewijsbaar geweest zijn als ervan zou zijn uitgegaan dat [X.] sedert 1 mei 2007 niet meer in dienst was van Greenpol BV. In dat geval immers zou het concurrentiebeding van kracht zijn gebleven tot 1 mei 2010, derhalve tot ruim na de hiervoor voorshands geconstateerde overtredingen.
4.8.6. Ten aanzien van het relatiebeding
Greenpol BV heeft gesteld dat [X.] in strijd met het relatiebeding relaties of klanten van Greenpol BV heeft benaderd.
Zij heeft daarbij gewezen op de e-mail van mevrouw [B.], de personeelsfunctionaris van Gamko Holding BV te [vestigingsplaats 1.], van 20 mei 2009, waarin laatstgenoemde meedeelt dat zij op 18 mei 2009 door [X.] (uitzendbureau Daxxa) is benaderd dat hij een aantal uitzendkrachten beschikbaar had om bij Gamko te laten werken. Deze uitzendkrachten hadden reeds eerder bij Gamko gewerkt via Greenpol BV (prod. 13 inl dgv). [X.] heeft geen verklaring hiervoor en betwist dat hij contact heeft gezocht met Gamko.
Greenpol BV heeft ook gewezen op de verklaring van [Z.] (gezien de opgegeven geboortedatum kennelijk dezelfde persoon als bedoeld in 4.8.2.) van 14 december 2009, waarin staat vermeld dat [X.] geruime tijd bij Meubelfabriek [C.] in België, naar zijn weten een relatie van Greenpol BV, komt en gesprekken aangaat met uitzendkrachten van Greenpol BV om over te stappen naar Daxxa (prod. 14 inl dgv). Hiertegen heeft [X.] niets concreets ingebracht.
Greenpol BV heeft verder een verklaring d.d. 10 november 2009 van [D.] van 10 november 2009 overgelegd. Spyrka, voor Greenpol BV werkzaam bij La Bohème te [vestigingsplaats], heeft verklaard dat [X.] regelmatig voor Daxxa nieuwe uitzendkrachten naar
La Bohème brengt (prod. 15 inl dgv). [X.] heeft betoogd dat hij heeft vernomen dat deze verklaring onder druk zou zijn afgelegd.
4.8.7. Het hof is van oordeel dat vorenstaande verklaringen in onderlinge samenhang voldoende aanleiding geven om [X.] te gebieden om aan Greenpol BV een lijst te verstrekken van namen van klanten van Greenpol BV en aan haar gelieerde ondernemingen waarmee [X.] ten behoeve van Daxxa sinds 18 maart 2009 contact heeft gehad. [X.] heeft tegen deze vordering als zodanig geen verweer gevoerd.
4.8.8. Greenpol BV heeft geen belang bij een bevel aan [X.] om niet te handelen in strijd met het relatiebeding, nu een dergelijk bevel aan het overeengekomen relatiebeding niets zou toevoegen.
4.8.9. Het gevorderde gebod, weergegeven onder 4.2. sub 5. wordt afgewezen, nu zonder nadere toelichting onduidelijk is wat Greenpol BV hiermee precies beoogt.
4.8.10. De hiervoor in 4.8.6. genoemde verklaringen zijn onvoldoende concreet – niet duidelijk is om hoeveel benaderde relaties/uitzendkrachten het zou gaan en nadere bewijslevering is nodig om te bepalen of daadwerkelijk sprake is geweest van overtreding van het relatiebeding – om in het kader van dit kort geding ter zake van het relatiebeding een voorschot op verbeurde boetes te bepalen. De stellingen van Greenpol BV met betrekking tot de firma’s [E.], [F.], [G.], La Bohème en [H.] treffen hetzelfde lot. Deze zijn – mede gezien het verweer van [X.] – te vaag om hem thans op grond daarvan te veroordelen tot betaling van een voorschot op verbeurde boetes.
4.8.11. Voor schorsing van het relatiebeding, zoals door [X.] in reconventie verzocht, ziet het hof thans, hoewel niet uit te sluiten valt dat een onderbouwde vordering tot matiging/aanpassing in een bodemprocedure zal worden toegewezen, geen aanleiding om dezelfde redenen als vermeld ten aanzien van het concurrentie- en boetebeding.
4.8.12. Ten aanzien van het geheimhoudingsbeding
Greenpol BV heeft niets gesteld dat wijst op overtreding door [X.] van het geheimhoudingsbeding. De vordering terzake dient dan ook te worden afgewezen.
4.8.13. Voor een schorsing van het geheimhoudingsbeding, zoals door [X.] in reconventie verzocht, ziet het hof geen aanleiding om dezelfde redenen als vermeld ten aanzien van het concurrentie- en boetebeding.