ECLI:NL:GHSHE:2010:BO1027

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002966-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de behandeling in eerste aanleg en terugwijzing naar de rechtbank Maastricht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht van 23 juli 2010. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de verdachte, geboren in 1959 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd geconfronteerd met bewijs dat onrechtmatig was verkregen. De rechtbank had vastgesteld dat een onbevoegde hulpofficier van justitie ambtshandelingen had verricht, wat leidde tot de conclusie dat het bewijs dat bij de verdachte was aangetroffen, uitgesloten diende te worden van het bewijs. Dit leidde tot een vooringenomenheid van de rechtbank in de afdoening van de zaak, waardoor het hof besloot de behandeling in eerste aanleg nietig te verklaren.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die had verzocht om vernietiging van het vonnis en terugwijzing naar de rechtbank. Het hof oordeelde dat het recht op een eerlijke rechtsgang en de mogelijkheid tot een berechting in twee feitelijke instanties in het geding waren. Gezien de gang van zaken en de ernst van het verzuim, heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Maastricht voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen. De beslissing om de zaak terug te verwijzen is een belangrijke stap in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang voor de verdachte, die nu de kans krijgt om zijn zaak opnieuw te laten beoordelen door de rechtbank.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002966-10
Uitspraak : 28 september 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 23 juli 2010 in de strafzaak met parketnummer 03-700212-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1959],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de behandeling in eerste aanleg nietig zal verklaren en de zaak zal terugwijzen naar het gerecht in eerste aanleg.
Geldigheid van de behandeling in eerste aanleg
Het hof gaat bij de beoordeling uit van de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 juli 2010. Uit het betreffende proces-verbaal blijkt – onder meer – het volgende.
Nadat ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren is gebracht dat in deze zaak een onbevoegde hulpofficier van justitie ambtshandelingen heeft verricht, heeft de rechtbank, na beraad, aan de procespartijen medegedeeld dat, nu door een onbevoegde hulpofficier van justitie is bepaald dat verdachte aan zijn lichaam en kleding moest worden onderzocht, het bewijs dat bij verdachte is aangetroffen bij dat onderzoek aan zijn lichaam en kleding en bij de daarop gevolgde doorzoeking in zijn woning, onrechtmatig is verkregen en derhalve uitgesloten dient te worden van het bewijs en dat de rechtbank daarom voornemens is meteen uitspraak te doen.
De rechtbank heeft de officier van justitie en de raadsman vervolgens verzocht een standpunt in te nemen ten aanzien van het beslag.
De officier van justitie is derhalve niet meer in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de eventuele gevolgen die aan het vorengenoemde gebrek verbonden zouden moeten worden tegen de achtergrond van het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor zou zijn veroorzaakt. Het hof verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van strafvordering en het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2004, NJ 2004, 376.
Door het standpunt in te nemen zoals verwoord in het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 23 juli 2010 en het openbaar ministerie niet de mogelijkheid te geven te requireren en zich daarbij over het voorgaande nader uit te laten, heeft de rechtbank blijk gegeven van vooringenomenheid met betrekking tot de afdoening van de zaak.
Gelet op deze gang van zaken, het belang van het recht op een berechting in twee feitelijke instanties alsmede de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de raadsman om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, zal het hof op grond van nietigheid van de behandeling in eerste aanleg het vonnis waarvan beroep vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Maastricht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Maastricht opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. T.A. de Roos,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx-van Roosmalen, griffier,
en op 28 september 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.