ECLI:NL:GHSHE:2010:BO4033

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.018.932
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Etten
  • M. Meulenbroek
  • A. Keizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigheid huurovereenkomst door bewindvoering en bewijslevering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geldigheid van een huurovereenkomst. De appellante, [X.], had een huurovereenkomst gesloten met mevrouw [Z.], wiens goederen onder bewind stonden. Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst ongeldig was, omdat er geen bewijs was dat de bewindvoerder, [A.], de overeenkomst had bekrachtigd. Het hof constateerde dat [X.] geen bewijsmiddelen had ingebracht die aantoonden dat [A.] de huurovereenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend had bekrachtigd. De stellingen van [X.] dat [A.] op de hoogte was van de huurbetalingen en dat hij geen bezwaar had gemaakt tegen de huurovereenkomst, werden door het hof verworpen. Het hof benadrukte dat [X.] op de hoogte was van het bewind en dat zij een onderzoeksplicht had om te verifiëren of [A.] de huurovereenkomst daadwerkelijk wilde bekrachtigen. Aangezien [X.] niet in haar bewijsopdracht was geslaagd, werd de huurovereenkomst ongeldig verklaard en werd [X.] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.018.932
arrest van de zevende kamer van 9 november 2010
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. M.G. Spijker,
tegen:
[Y.],
kantoorhoudende te [kantoorplaats],
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen van mevrouw [Z.] (hierna: [Z.]),
geïntimeerde,
hierna te noemen: [Y.],
advocaat: mr. A.H.G. Vermeulen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 29 juni 2010 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo, onder zaaknummer 209750/CV EXPL 08-945 gewezen vonnis van 10 september 2008.
6 Het tussenarrest van 29 juni 2010
Bij genoemd arrest heeft het hof [X.] toegelaten tot bewijslevering en iedere verdere beslissing aangehouden.
7 Het verdere verloop van de procedure
7.1. [X.] heeft afgezien van enquête en ter uitvoering van haar bewijsopdracht een akte genomen en daarbij één productie overgelegd. [Y.] heeft daarna een antwoordakte genomen.
7.2. Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
8 De verdere beoordeling
8.1. [X.] is in het tussenarrest toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat [A.] de huurovereen- komst tussen [Z.] en [X.] met betrekking tot woonruimte in de woning van [Z.] aan de [adres] te [plaatsnaam] (stilzwijgend) heeft bekrachtigd.
8.2. Het hof constateert dat [X.] geen bewijsmiddelen heeft ingebracht waaruit blijkt dat [A.] de huurovereenkomst uitdrukkelijk heeft bekrachtigd. Voor de beantwoording van de vraag of [A.] de huurovereenkomst stilzwijgend heeft bekrachtigd, is van belang in hoeverre [X.] de verklaringen en/of gedragingen van [A.] of het achterwege blijven daarvan heeft opgevat als een bekrachtiging van de huur- overeenkomst, overeenkomstig de zin die zij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen. [X.] voert in dat kader onder meer aan dat [A.] de door haar toegezonden factuur voor het ontstoppen van de riolering in het gehuurde heeft voldaan. Zij heeft bij akte de betreffende orderbon en factuur overgelegd, echter deze kunnen geen bewijs opleveren, reeds omdat [X.] niet heeft aangetoond dat zij de factuur aan [A.] heeft verzonden en dat deze vervolgens door [A.] is voldaan. Ook de stelling van [X.] dat mevrouw [B.] eerder huurster van de woonruimte was en dat [A.] hiervan op de hoogte was, kan [X.] niet baten, reeds omdat niet gesteld of gebleken is dat de huurverhouding tussen [Z.] en [B.] pas na instelling van het bewind is ontstaan.
[X.] voert voorts aan dat [A.] op de hoogte was van de verhuur aan haar, dat hij de huurpenningen heeft geaccepteerd en zich nimmer tegen een huurder van het pand heeft verzet. Het hof leidt uit de als productie vier bij de dagvaarding in eerste aanleg overgelegde brief van [A.] van 21 januari 2008 af dat [A.] na een aantal maanden op de hoogte was van de huurovereenkomst. Niet duidelijk is geworden na hoeveel maanden [A.] op de hoogte was. Het hof stelt voorts vast dat [X.] maandelijks een bedrag heeft overgemaakt naar de bank- rekening van [Z.] onder vermelding van “huur en kosten internet”. [X.] heeft niet aangetoond dat [A.] van deze betalingen op de hoogte was. Het hof is van oordeel dat, zelfs indien [A.] op de hoogte was van de betalingen van [X.] aan [Z.], [X.] het achterwege blijven van een reactie van [A.] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet heeft mogen opvatten als een stilzwijgende bekrachtiging van de huurovereenkomst. Er is geen sprake van een uitdrukkelijke verklaring of gedraging van [A.], ten hoogste van een gedogen. Nu er in de onderhavige zaak sprake is van een bewind, bedoeld om de vermogensrechtelijke belangen van [Z.] te beschermen, en [X.] op de hoogte was van dit bewind, rustte naar het oordeel van het hof op [X.] een onderzoeksplicht. Van haar had verwacht mogen worden dat zij bij [A.] informeerde of het werkelijk zijn bedoeling was de huurovereenkomst te bekrachtigen.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat [X.] niet is geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs. Dit betekent dat de huurovereenkomst tussen [X.] en [Z.] ongeldig is en dat [X.] zonder recht of titel in de betreffende woonruimte in de woning van [Z.] verblijft.
8.3. In r.o. 4.6. van haar tussenvonnis van 29 juni 2010 heeft het hof reeds vastgesteld dat alleen [Y.] als formele procespartij kan worden beschouwd, en niet [Z.]. Het hof zal derhalve [X.] in haar hoger beroep jegens [Z.] niet-ontvankelijk verklaren. Voorts zal het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigen, met dien verstande dat het hof het vonnis zodanig leest dat [Z.] de materiële procespartij is en [Y.] de formele procespartij. Het hof zal [X.] als de in het ongelijk gestelde persoon veroordelen in de kosten van dit hoger beroep van zowel [Y.] als [Z.].
9 De uitspraak
Het hof:
verklaart [X.] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover ingesteld tegen [Z.];
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [Y.] en [Z.] tot op heden begroot op € 254,- aan vast recht en € 1.341,- aan salaris advocaat, op de voet van het bepaalde in artikel 234 Rv te voldoen aan de griffier van dit hof;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Etten, Meulenbroek en Keizer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 november 2010.