4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. MGG legt zich toe op de productie en handel in alle soorten metalen.
- [X.], geboren op [geboortedatum] 1957, is van 1 januari 2005 tot 31 juli 2006 op basis van twee achtereenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in dienst geweest van MGG in de functie van kernmaker. Daarvoor heeft [X.] gedurende een half jaar via een uitzendbureau bij MGG gewerkt. Het laatstverdiende salaris van [X.] bedroeg € 1.760,50 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten.
b. [X.] werkte bij MGG onder andere met een kernschietmachine van Vogel & Schemmann AG, genummerd K13, bouwjaar 1990. Deze machine wordt gebruikt om zandkernen - dat zijn hulpstukken voor het gietproces - te maken.
c. Uit de stellingen van partijen en het naar aanleiding van het ongeval opgemaakte, in zoverre niet bestreden Ongevallenboeterapport van de Arbeidsinspectie van 11 juli 2006 (prod. 1 inl dgv) heeft het hof het volgende gedestilleerd met betrekking tot de werking van voormelde machine en de toedracht van het ongeval.
• De machine bestaat uit een uitwendig en een inwendig deel. In het inwendige deel vindt het kernschieten plaats. Het uitwendige deel dient ervoor om de kern na afloop van het proces uit de mal te kunnen halen (met behulp van de zgn. uitstoters). Deze machine werkte ten tijde van het ongeval als volgt. Door op een tweehandenbediening te drukken wordt de slede aan de voorzijde van de machine over de onderplaat (het uitwendige deel) de machine in bewogen, waarna een rood scherm naar beneden komt en de machine afgeschermd is. Op dat moment wordt de tweehandenbediening losgelaten en werkt de machine automatisch in het inwendige deel het kernschietproces af; daarna opent het rode scherm automatisch alvorens de slede met daarop de mal eveneens automatisch over de onderplaat naar buiten beweegt tot deze zich geheel boven de uitwendige onderplaat, met daaronder de uitstoters, bevindt.
• Na het hierna te beschrijven ongeval is de besturing van de machine zodanig aangepast, dat de tweehandenbediening ook voor het van binnen naar buiten bewegen van de slede gebruikt moet worden.
• Op 4 mei 2006 heeft [X.] omstreeks 16.00 uur een arbeidsongeval met de hiervoor beschreven machine gekregen. Hij is, terwijl hij vormzand wegveegde, met de middelvinger en ringvinger van zijn rechterhand bekneld geraakt tussen de slede en de onderplaat op het moment dat de slede zich naar buiten bewoog. Terwijl de slede verder naar buiten bewoog heeft [X.] zich losgerukt, waarbij de toppen van genoemde vingers zijn achter gebleven en plat gedrukt tussen de uitrijdende slede en de onderplaat.
d. In het hiervoor genoemde Ongevallenboeterapport is onder meer het volgende opgenomen als waarneming van de rapporteur aan wie de werking van bewuste machine werd getoond (pag. 4) “(…..) en ik zag dat de mal op de slede uit de machine bewoog. Ik zag dat er bij het naar buiten bewegen van de slede mogelijk knelgevaar aanwezig was tussen de slede en de onderplaat, voordat de slede boven de onderplaat is. Op deze plaats zou volgens de heer [Y.] [ploegbaas van [X.], hof] het slachtoffer ook bekneld zijn geraakt.”
Als bevindingen van de rapporteur is onder meer het volgende vermeld (pag. 5):
“(….) hij [[X.], hof] [is] met de vingers van zijn rechterhand bekneld geraakt tussen de zich bewegende onderdelen van de machine. Hij is bekneld tussen de naar buiten bewegende slede en de plaat daarvoor, waaronder de uitstoters zich bevinden. Dit was mogelijk omdat de cyclus, nadat deze met een 2-handenbediening was gestart, verder automatisch liep. Hierbij sluit zich een rood scherm waarachter het kernschieten plaatsvindt. Daarna opent zich automatisch het scherm en loopt automatisch de slede naar buiten zonder dat daarbij schermen of beveiligingsinrichtingen aanwezig zijn die het gevaar van de bewegende delen van dit arbeidsmiddel zoveel mogelijk voorkomen zoals bedoeld in artikel 7.7 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. (….) Artikel 7.7 lid 1 luidt: “Indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, zijn zij van zodanige schermen of beveiligings-inrichtingen voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen.”
Onder “opmerkingen” van de rapporteur is onder meer vermeld (pag. 6):
“(…) Na het ongeval is de onderplaat, waaronder de uitstoters zich bevinden, aangepast. Deze zou opnieuw zijn gelast omdat deze gebroken was. Deze plaat zou ingedeukt zijn geweest omdat medewerkers daar wel eens op gingen staan. Als deze plaat inderdaad ingedeukt is geweest zouden er bij het naar buiten bewegen van de slede, tussen de slede en de deuken mogelijk knelplaatsen zijn geweest, afhankelijk van de grote van de deuken. In de deuken zou zich ook zand kunnen verzamelen. Wat mogelijk verklaart waarom het slachtoffer daar juist zijn hand had toen de slede naar buiten bewoog.(…) Tot de dag van het ongeval was de machine zodanig in- en afgesteld dat na het vullen met zand het rode scherm automatisch opende alvorens de slede automatisch naar buiten bewoog. Het slachtoffer was hiermee bekend omdat hij al bijna 2 jaar aan deze machine werkte. Het is dan ook onverklaarbaar waarom hij na het openen van het scherm zijn hand nog op die plaats hield.”
In bijlage 3 bij het Ongevallenboeterapport bevinden zich (zwart-wit kopieën) van foto’s van de machine met onderschriften, waaronder foto 2 met het onderschrift “Met rood is de ruimte aangegeven die tussen de onderplaat en de slede mogelijk aanwezig was op het moment van het ongeval. Bij het onderzoek, nadat de plaat was aangepast, was deze ruimte ongeveer 3 mm.” en foto 3 met het onderschrift “Knelgevaar bij het bereiken van de onderplaat door de slede bij aanvang van het naar buiten bewegen. (…)”
In bijlage 5 is als verklaring van [X.] onder meer het volgende opgenomen:
“Ik was daar kernen aan het maken (…) Ik weet niet precies meer wat er gebeurde. (…) Opeens zat ik met de vingers van mijn rechterhand onder de vorm (…).Maar ik kan dat niet begrijpen, want dat is niet mogelijk. Ik heb dat al 1000 keer gedaan, dat ging altijd goed. Ik was bezig om met de hand, wat zand weg te vegen. (…)Ik wist dat als de deur [ bedoeld zal zijn het rode scherm, hof] openging dat dan even later de slede naar voren zou komen. Ik heb het zelf ook niet begrepen. Dat kan normaal niet gebeuren, maar het is toch gebeurd. Je doet dat duizend maal, per dag wel 10-tallen keren en dat gaat altijd goed. (…) Het schoonmaken van de machine kan met perslucht, dat deed ik ook wel. Maar soms zit het zand zo vast dat dat niet werkt.”
e. Aan MGG is een boete opgelegd vanwege overtreding van artikel 16 lid 10 Arbeidsomstandighedenwet 1998 jo. artikel 7.7 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit. Hiertegen is door MGG geen beroep ingesteld.
f. [X.] is poliklinisch behandeld in het ziekenhuis in mei 2006 (zie prod. 7 inl dgv) en daarna in mei 2007 (prod. 8 inl dgv; het hof gaat ervan uit dat de vermelding van amputatie van de top van de pink (“dig 5”) in deze productie op een misverstand berust).
g. In opdracht van het UWV is op 13 november 2007 een re-integratieplan opgesteld door het re-integratiebedrijf Salto, waaruit blijkt dat [X.] indien mogelijk omgeschoold zal worden tot vrachtwagenchauffeur (prod. 13 cvr). Uit de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 17 januari 2008 (prod. 14 cvr) volgt, dat voor [X.] handgrepen waarbij de middel- en ringvinger noodzakelijk zijn (zoals bolgreep en cilindergreep) rechts niet mogelijk zijn, dat het zetten van veel kracht vanuit de rechterhand niet mogelijk is evenals zwaar tillen en dragen, dat rekening gehouden moet worden met gevoelsstoornissen in beide vingers en dat werken in een koude werkomgeving niet mogelijk is. De arbeidsdeskundige heeft op 12 februari 2008 het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 64,55%, hetgeen een arbeidsongeschiktheidsklasse oplevert van 35-80% (prod. 15 cvr). Aan [X.] is met ingang van 1 mei 2008 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend tot 1 februari 2011 van € 1.499,24 bruto per maand (75% van het WIA-maandloon), te vermeerderen met vakantiegeld gedurende de eerste twee maanden en met ingang van 1 juli 2008 70% van het WIA-maandloon (prod. 16 cvr).
h. In opdracht van de assuradeur van MGG is door de huisarts [Z.] op 19 december 2007 een schriftelijk “toestandsbepaling” gemaakt, waarin onder meer staat vermeld (prod. 18 cvr):
“2. Waaruit bestaan de huidige klachten? (…)
gevoelloosheid & paresthesieën in toppen dig III-IV, bij belastingspijn in hand/pols & onderarm. Kan dig III en IV niet functioneel gebruiken. Kan dig III & IV niet actief volledig gestrekt houden.
(…)
4. Ondervindt betrokkene beperkingen t.a.v. ADL, zelfwerkzaamheid, huishoudelijk werk of loonvormende arbeid?
Ja, op advies van UWV volgt meneer een omscholing tot vrachtwagenchauffeur in thuissituatie problemen met klussen/werken in de tuin.”