ECLI:NL:GHSHE:2010:BO6686

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.065.446
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Koens
  • M. Brants
  • J. Rutten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een beschikking op grond van bedrog en valsheid van stukken in een huwelijk tussen een man en een vrouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot herroeping van een eerdere beschikking. De appellant, de man, heeft verzocht om de beschikking te herroepen op basis van bedrog en valsheid van stukken die door de geïntimeerde, de vrouw, in het geding zijn gebracht. De man stelt dat hij na de eerdere uitspraak bewijs heeft gevonden dat de vrouw gebruik heeft gemaakt van valse documenten met betrekking tot hun huwelijk, dat in Nigeria is gesloten. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 november 2010, waarbij beide partijen werden bijgestaan door hun advocaten.

Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van de man in zijn verzoeken. Volgens artikel 390 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking worden herroepen op grond van bedrog of valsheid van stukken, mits dit na de uitspraak is ontdekt. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet in staat is geweest om overtuigend bewijs te leveren van het gestelde bedrog of de valsheid van de stukken, en dat deze kwesties reeds tijdens de eerdere procedure aan de orde zijn geweest. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat het verzoek van de man tot herroeping niet ontvankelijk is, en heeft het de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdigheid en de noodzaak om nieuwe feiten of bewijsstukken aan te voeren die niet eerder bekend waren. Het hof heeft ook opgemerkt dat de man andere rechtsmiddelen kan aanwenden indien in een andere procedure zou blijken dat de vrouw inderdaad valse stukken heeft gebruikt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters Koens, Brants en Rutten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 7 december 2010
Zaaknummer: HV 200.065.446/01
in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.J.M. Goltstein,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.P.F. Rober.
1. Het geding
Het hof verwijst naar de beschikking van dit hof van 13 januari 2005.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 mei 2010, heeft de man verzocht voormelde beschikking te herroepen en:
1. het verzoek van de vrouw om de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage te gelasten het register inzake buitenlandse huwelijken aan te vullen met een akte, inhoudende dat aan het tussen partijen te Nigeria gesloten huwelijk in Nederland de erkenning wordt onthouden, alsnog af te wijzen, en
2. opnieuw rechtdoende voor zoveel nodig de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage te gelasten het register inzake buitenlandse huwelijken aan te vullen met een akte, inhoudende dat aan het tussen partijen te Nigeria gesloten huwelijk in Nederland ten onrechte de erkenning wordt onthouden c.q. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage te gelasten de eerder bij de te herroepen beschikking bevolen aanvulling ongedaan te maken;
subsidiair het eerdere geding te heropenen, zodat verder kan worden geprocedeerd, al dan niet met verwijzing naar de rechter binnen wiens rechtsgebied de akte moet worden aangevuld of gewijzigd (’s-Gravenhage).
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 juni 2010, heeft de vrouw verzocht de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze verzoeken ongegrond en/of onbewezen te verklaren.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2010. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. J.J.M. Goltstein;
- de vrouw, bijgestaan door mr. R.P.F. Rober.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 29 juni 2010;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 11 oktober 2010.
3. De beoordeling
3.1. Partijen zijn op 15 december 1997 te Oleh (Nigeria) met elkaar gehuwd. De man heeft de Nigeriaanse nationaliteit en de vrouw de Duitse nationaliteit.
3.2. Op 17 oktober 2002 heeft de vrouw de rechtbank verzocht de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten dat het Register inzake buitenlandse huwelijken wordt aangevuld met een akte, inhoudende dat het huwelijk tussen partijen nietig wordt verklaard c.q. dat hieraan de erkenning in Nederland wordt onthouden.
3.3. Bij beschikking van 17 december 2003 heeft de rechtbank Maastricht conform het verzoek van de vrouw de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage gelast het Register inzake buitenlandse huwelijken aan te vullen met een akte, inhoudende dat aan het tussen partijen te Nigeria gesloten huwelijk in Nederland de erkenning wordt onthouden. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de vrouw door middel van het overleggen van een origineel schrijven van het ‘Federal Ministry of Internal Affairs, Marriage Registry Division Lagos’ d.d. 6 augustus 2003 en een ‘Certified Copy of an entry of Marriage’ d.d. 6 augustus 2003 en een ‘Certified Copy of an entry of Marriage’d.d. 28 juli 1999 aannemelijk heeft gemaakt dat de man op 14 maart 1986 te Nigeria met een andere vrouw is gehuwd en dat dit huwelijk nog altijd in stand is. De man is van deze beschikking bij dit hof in beroep gekomen.
3.4. Bij beschikking van 17 juni 2004 heeft dit hof de man in het kader van tegenbewijs toegelaten door alle middelen rechtens aan te tonen dat de door de vrouw overgelegde huwelijksakte van het eerder gesloten huwelijk van de man op 14 maart 1986 en de door de vrouw overgelegde brief van mevrouw [Z.] van het Federal Ministry of Internal Affairs van 6 augustus 2003 vals zijn.
Bij beschikking van 13 januari 2005 heeft dit hof de beschikking van 17 december 2003 van de rechtbank Maastricht bekrachtigd. Het hof heeft daartoe overwogen dat de man er niet in is geslaagd om in het kader van tegenbewijs aan te tonen dat de door de vrouw overgelegde huwelijksakte van zijn eerder gesloten huwelijk op 14 maart 1986 en de door de vrouw overgelegde brief van mevrouw [Z.] van het Federal Ministry of Internal Affairs te Lagos van 6 augustus 2003 vals zijn.
3.5. De man voert thans – kort samengevat – het volgende aan.
Naar aanleiding van het beklag ex artikel 12 Sv is door het Openbaar Ministerie te Maastricht in opdracht van dit hof een verificatieonderzoek in Nigeria uitgevoerd betreffende het beweerdelijk eerdere huwelijk van de man. De resultaten van het in Nigeria uitgevoerde verificatieonderzoek ondersteunen de aangifte van de man dat de vrouw gebruik heeft gemaakt van valse documenten en zodoende artikel 224 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht heeft overtreden. Door de vrouw werd bedrog gepleegd alsook zijn door de vrouw valse en/of vervalste stukken in het eerdere geding gebracht. Tenslotte stelt de man dat de vrouw eerder gehuwd is geweest en in 1983 een buitenechtelijk kind kreeg. Dit bewijst volgens de man dat de vrouw contacten met andere Nigerianen had en dat die het haar kennelijk mogelijk hebben gemaakt om valse documenten uit Nigeria aan te leveren.
3.6. De vrouw voert – kort samengevat – het volgende aan. Het huwelijk tussen de man en [A.] was sedert maart 1986 tot 6 augustus 2003 geregistreerd in de Federal Marriage Register Ikoy. De nieuwe ambtenaar, de heer [B.], geeft aan dat het nummer [nummer] op een ander echtpaar ziet, hetgeen de vrouw merkwaardig vindt.
De man is pas in april 1999 naar Nederland gekomen. Een maand later ging hij weer terug naar Nigeria. In april 2000 is de man terug naar Nederland gekomen. Toen ontstonden de problemen, zeker omdat de vrouw hem geconfronteerd had met het feit dat zij ervan kennis had dat de man reeds eerder gehuwd zou zijn. Het is de vrouw duidelijk waarom partijen destijds in het plaatsje [plaatsnaam] in Nigeria gehuwd zijn: in [plaatsnaam], een klein dorpje, wist de burgerlijke stand niet dat de man reeds in Lagos gehuwd was. De man kon niet met de vrouw trouwen in Lagos omdat hij geen Bachelor Hood Certificat meer kon overleggen.
De vrouw is van mening dat de man niet tijdig, binnen drie maanden na het ontstaan van de grond voor de herroeping, een verzoekschrift heeft ingediend. In de beschikkingen van dit hof d.d. 13 januari 2005, alsmede bij tussenbeschikking d.d. 17 juni 2004, is door de man reeds naar voren gebracht dat hetgeen de vrouw aan het hof heeft overgelegd vals zou zijn.
De vrouw ontkent dat zij destijds gebruik heeft gemaakt van valse documenten.
3.7. Het hof overweegt als volgt.
3.7.1. Ingevolge artikel 390 Rv kan een beschikking op verzoek van de oorspronkelijke verzoeker of van een andere belanghebbende worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382, tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet.
De artikelen 382 tot en met 384 en 396 tot en met 389 zijn van overeenkomstige toepassing op de herroeping van beschikkingen, zo volgt uit artikel 391 Rv.
3.7.2. Artikel 384 lid 1 Rv bepaalt dat de vordering tot herroeping wordt gebracht voor de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld. Derhalve is het hof bevoegd om kennis te nemen van onderhavig verzoek.
3.7.3. Artikel 382 Rv bepaalt dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, op vordering van een partij kan worden herroepen indien:
a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd;
b. het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of
c. de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
3.7.4. Zoals het hof reeds tijdens de mondelinge behandeling heeft medegedeeld dient het hof zich eerst te buigen over de ontvankelijkheid van de man in zijn verzoeken.
In het arrest van 15 februari 2008, NJ 2008, 112 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het bedrog als bedoeld in artikel 382 onder a Rv eerst na de uitspraak moet zijn ontdekt. Een vordering tot herroeping kan niet met succes worden ingesteld tegen een uitspraak die mede berust op door de wederpartij gepleegd bedrog, indien het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt. Het hof is van oordeel dat het voorgaande analoog van toepassing is op artikel 382 onder b Rv, waar het betreft de valsheid van stukken.
Zowel bij de rechtbank als het hof is de zaak inhoudelijk behandeld. In beide instanties heeft de man zich beroepen op bedrog en valsheid van de door de vrouw in het geding gebrachte stukken. Door het hof is de man in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Daarin is hij echter niet geslaagd, zodat het hof het verzoek van de man in hoger beroep heeft afgewezen. Het hof is van oordeel dat het gesteld bedrog of de valsheid derhalve niet eerst na de uitspraak ontdekt zijn, zodat het verzoek van de man tot herroeping niet met succes kan worden ingesteld.
Het voorgaande leidt ertoe dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoeken.
3.7.5. Ten overvloede overweegt het hof dat het voorgaande niet wegneemt dat de man andere rechtsmiddelen kan aanwenden indien alsnog in de strafzaak of een andere gerechtelijke procedure zou komen vast te staan dat de vrouw gebruik heeft gemaakt van valse stukken.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Koens, Brants en Rutten en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2010.