• Een proces-verbaal d.d. 18 september 2008, ondertekend door buitengewoon opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] en inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
‘Op 16 mei 2008 voerde ik tijdens mijn dienst een vervoersbewijzencontrole uit. In een afdeling 2e klasse trof ik een reiziger aan, die desgevraagd niet ter controle aan mij als toezichthouder een geldig vervoersbewijs toonde of overhandigde.
Op grond van artikel 48, eerste lid, Besluit personenvervoer 2000, vorderde ik van de reiziger mij de vervoersprijs te voldoen. De reiziger voldeed niet aan deze vordering. Daarnaar gevraagd gaf hij mij op te zijn: [verdachte], geboren op [1974] te [geboorteplaats].
(…)
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 48, lid 5 is verdachte in de gelegenheid gesteld de vervoerprijs inclusief de verhoging alsnog binnen een week te betalen. Verdachte heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Vervolgens is verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 48, lid 6, van dat Besluit alsnog in de gelegenheid gesteld om binnen de daarvoor gestelde termijn de vervoerprijs, inclusief de verhoging en vermeerderd met administratiekosten te voldoen. Verdachte heeft ook hiervan geen gebruik gemaakt.’
• Een proces-verbaal d.d. 25 augustus 2008, ondertekend door buitengewoon opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] en inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
‘Op 8 juni 2008 voerde ik tijdens mijn dienst een vervoersbewijzencontrole uit. In een afdeling 2e klasse trof ik een reiziger aan, die desgevraagd niet ter controle aan mij als toezichthouder een geldig vervoersbewijs toonde of overhandigde.
Op grond van artikel 48, eerste lid, Besluit personenvervoer 2000, vorderde ik van de reiziger mij de vervoersprijs te voldoen. De reiziger voldeed niet aan deze vordering. Daarnaar gevraagd gaf hij mij op te zijn: [verdachte], geboren op [1974] te [geboorteplaats].
(…)
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 48, lid 5 is verdachte in de gelegenheid gesteld de vervoerprijs inclusief de verhoging alsnog binnen een week te betalen. Verdachte heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Vervolgens is verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 48, lid 6, van dat Besluit alsnog in de gelegenheid gesteld om binnen de daarvoor gestelde termijn de vervoerprijs, inclusief de verhoging en vermeerderd met administratiekosten te voldoen. Verdachte heeft ook hiervan geen gebruik gemaakt.’
• Een proces-verbaal d.d. 1 september 2008, ondertekend door buitengewoon opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] en inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
‘Op 15 juni 2008 voerde ik tijdens mijn dienst een vervoersbewijzencontrole uit. In een afdeling 2e klasse trof ik een reiziger aan, die desgevraagd niet ter controle aan mij als toezichthouder een geldig vervoersbewijs toonde of overhandigde.
Op grond van artikel 48, eerste lid, Besluit personenvervoer 2000, vorderde ik van de reiziger mij de vervoersprijs te voldoen. De reiziger voldeed niet aan deze vordering. Daarnaar gevraagd gaf hij mij op te zijn: [verdachte], geboren op [1974] te [geboorteplaats].
(…)
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 48, lid 5 is verdachte in de gelegenheid gesteld de vervoerprijs inclusief de verhoging alsnog binnen een week te betalen. Verdachte heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Vervolgens is verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 48, lid 6, van dat Besluit alsnog in de gelegenheid gesteld om binnen de daarvoor gestelde termijn de vervoerprijs, inclusief de verhoging en vermeerderd met administratiekosten te voldoen. Verdachte heeft ook hiervan geen gebruik gemaakt.’
Artikel 48, vijfde en zesde lid, van het Besluit schrijft dwingend voor dat de vervoerder de reiziger die niet terstond in het openbaar vervoer, in casu de trein, de prijs van een ontbrekend vervoersbewijs voldoet, alsnog (twee maal) in de gelegenheid moet stellen het verschuldigde bedrag te voldoen. Artikel 48, zevende lid, van het Besluit bepaalt vervolgens dat het recht op strafvervolging vervalt zodra de reiziger alsnog binnen de gestelde termijn betaalt. Indien het recht op strafvervolging is vervallen betekent dit dat het openbaar ministerie, mocht het toch tot strafvervolging overgaan, niet-ontvankelijk is in die strafvervolging.