4.1.1. Het gaat, voor zover in dit hoger beroep van belang, om het volgende.
[A.] is zowel direct als indirect – via door hem gecontroleerde Nederlandse en Duitse vennootschappen – eigenaar van beleggingsobjecten, waaronder een aantal flatgebouwen met meerdere appartementen, bestemd voor de verhuur, in [vestigingsplaats] (Duitsland). [B.] en [C.] zijn - onder meer via de (indirect) door [B.] bestuurde vennootschappen Princehof Vastgoed B.V. (geïntimeerde sub 3) en Holland Property Investors B.V. (geïntimeerde sub 4) - eveneens actief op de onroerend goed markt.
4.1.2. In de zomer van 2009 is [A.] in contact gekomen met [B.] en [C.]. Zij hebben toen gesproken over de flats in [vestigingsplaats]. [A.] heeft informatie naar [B.] en [C.] gezonden. In december 2009 zijn partijen gaan onderhandelen over de verkoop van de flats door [A.] aan [B.] en [C.] c.q. aan een van de door [B.] gecontroleerde vennootschappen. Belangrijk punt bij deze besprekingen was dat de inkomsten uit de belegging in de flats moest komen uit de huuropbrengsten. De flats waren maar gedeeltelijk verhuurd en waren deels aan renovatie toe, welke door of namens [A.] ter hand zou worden genomen. Gesproken werd onder meer over de koopprijs, over nieuwe huurders en over de renovatie. Op 12 januari 2010 is er een vervolggesprek geweest en op 3 februari 2010 hebben partijen gezamenlijk de flats bezichtigd.
4.1.3. Op 9 februari 2010 hebben partijen een vervolgbespreking gehouden te [plaatsnaam]. Aan de zijde van [A.] was daarbij eveneens aanwezig [D.]. (In ieder geval) [D.] heeft van de bespreking aantekeningen gemaakt (prod. 4 inl. dagv.). Deze aantekeningen heeft [D.] op 7 maart 2010 aan [A.] gezonden. Deze heeft die aantekeningen op zijn beurt op 13 maart 2010 naar [B.] gezonden. [D.] heeft in zijn aantekeningen onder meer genoteerd:
“Doel bijeenkomst: Trachten tot een definitieve overeenkomst te komen inzake de verkoop/aankoop van de betreffende panden (..)
[A.]/[B.]:
Accoord op € 1.770.000,-- (..)
Het koopcontract wordt zo snel mogelijk doorgevoerd (..)
Finaal: [plaatsnaam] 9 februari 2010 (..)”
4.1.4. Op de site van Holland Property Investors, waarvan [B.] c.s. stellen dat deze toen nog in ontwikkeling was, stonden op 20 februari 2010 de flats in kwestie vermeld als behorende tot de portefeuille. Later zijn deze flats weer van de site gehaald.
4.1.5. Er heeft veel contact plaatsgevonden tussen partijen per email, waarbij de domeinnaam van [B.] en [C.] steeds was @hollandpropertyinvestors.nl. Het hof geeft thans een weergave van enkele voor deze zaak relevante passages.
Op 4 februari 2010 schreef [A.] aan [C.]:
“(..) Als jullie voor zaterdagmiddag 14.00 uur niet besluiten te kopen voor € 1840.000 dan hoef je mij niet meer te bellen (..). ik bied[t] het jullie aan voor een superprijs in een superstaat als het klaar is (..)”
Op 18 februari 2010 schreef [B.] aan [A.] onder meer:
“(..) Wij laten eerst het Vertrag-entwurf opstellen door onze notaris, hierop bespreken wij het met Stump [hun Duitse advocaat, hof] waarna wij jou het contract kunnen toesturen. (..) Ik laat nu notaris het contract opstellen, ik denk dat het dus beter is dat wij het hierop bespreken met dhr Jos Janssen [de advocaat van [A.], hof],” en vervolgens in een latere mail van die dag:
“De volgende gegevens heb ik nodig ter voorbereiding van het koopcontract: (..)”
Op 22 februari 2010 heeft [B.] aan [D.] per email met als onderwerp “Mietvertrag für das Objekt [vestigingsplaats]” allerlei vragen gesteld over de werving van huurders. Voorts schreef hij:
“Vandaag heb ik onze notaris alle stukken gestuurd zodat het contract wordt opgemaakt. Omdat wij de woningen individueel + werk willen beschrijven in het contract is het denk ik een goed plan wanneer wij de woningen stuk voor stuk ter plaatse nogmaals nalopen en het werk opnemen. (..)”
Op 7 maart schreef [D.] aan [A.]:
“Hierbij de uitwerking van het gespreksverslag betreffende verkoop van de panden in [vestigingsplaats] (Leine)”
In zijn email van 13 maart 2010 schreef [A.] aan [B.] met een cc aan [C.]:
“Bijgaand het gespreksverslag van [D.]. Jullie notaris heeft wel erg lang werk, dat was tegen de afspraak in die wij gemaakt hebben. Ik zou dan ook graag van Gerard te horen krijgen hoelang het nog gaat duren, en wanneer Frank en ik met de verhuur kunnen gaan beginnen?”
[B.] antwoordde hierop:
“Alles is volgens de richtlijnen met de afspraken, dit proces loopt zoals het gepland is. Gerard zal je een bevestiging geven. Aangaande de verhuur zijn wij ook duidelijk geweest, hier moet actief mee gestart worden (..)”
Waarop [A.] schreef eveneens op 15 maart 2010:
“Resteert de vraag, wanneer tekenen wij de overeenkomst? Dit duurt wel erg lang, en ik wil zekerheid.”
[B.] antwoordde nog diezelfde dag:
“Zodra deze definitief is, hier wordt hard aan gewerkt. Dit is een normale doorlooptijd. Wij doen onze uiterste best. Belangrijk is dat de verhuur nu snel wordt opgepakt (..)”
Vervolgens hebben partijen begin april 2010 gecorrespondeerd over werkzaamheden die [D.] moest verrichten aan de panden.
Op 7 april 2010 schreef [A.] aan [D.]:
“[D.], ik heb het hele dossier bij [onleesbaar gemaakt, hof] , die heeft een koper die meent dat [vestigingsplaats] niet leegloopt, (..)
Op basis van de huurlijsten bepalen zij of zij er zaterdag nog naar toe gaan of niet, en beslissen snel. [onleesbaar]
Ik sluit niet uit dat Gerard [[C.], hof] een claim krijgt van € [onleesbaar] en van € 40.000 van mij voor werk wat in zijn opdracht is uitgevoerd.
Het liefst heb ik uiteraard zekerheid, en zou ik graag met Gerard tekenen, maar dan heb ik [onleesbaar] voor schut gezet tegenover zijn opdrachtgever. (...)
Als Gerard genoeg wil betalen voor het meerwerk hebben wij nog een deal, want dan betaal ik [onleesbaar] wel een vergoeding voor zijn inzet.
Je hebt blanco volmacht van mij dit af te wikkelen, maar ik ga geen cent onder de koopprijs die is afgesproken (..)”
Nog diezelfde dag schreef [A.] vervolgens aan [D.]:
“(..) Ik dacht een deal gedaan te hebben met betrouwbare mensen, dus niet. Ik weiger te onderhandelen over iets wat al uitonderhandelt is. Jammer dat het zover moest komen”.