ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ2173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.070.472 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brants
  • J. Lamers
  • A. van Dijkhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en informatieregeling tussen vader en minderjarige dochter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Maastricht van 20 april 2010, waarin het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter werd afgewezen. De vader verzocht om omgang met zijn dochter gedurende een weekend per veertien dagen en om informatie over haar welzijn en ontwikkeling. De moeder verzocht de beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de vader af te wijzen, omdat omgang niet in het belang van het kind zou zijn. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de relatie tussen de ouders ernstig verstoord is, wat negatieve gevolgen heeft voor de dochter, die in behandeling is bij Mondriaan Zorggroep vanwege nachtmerries na een geweldsincident in 2008. De vader betwistte dat hij de geweldsincidenten bagatelliseert en vroeg om een nieuw raadsonderzoek, bij voorkeur niet door de raad te Maastricht. De moeder voerde aan dat omgang niet mogelijk is zolang er geen normale verhouding tussen de ouders is en dat zij niet wil meewerken aan een informatieregeling. De raad stelde voor om een nieuw onderzoek te verrichten door de raad te Roermond, wat door beide partijen werd geaccepteerd. Het hof besloot de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot de resultaten van het onderzoek bekend zijn, en verzocht de raad om tijdig rapport en advies uit te brengen. De beslissing om de verdere behandeling aan te houden werd genomen om het belang van de dochter te waarborgen en om te onderzoeken of omgang mogelijk is zonder dat dit haar welzijn schaadt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 2 november 2010
Zaaknummer: HV 200.070.472/01
Zaaknummer eerste aanleg: 136728/FA RK 09-44
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.L. Crutzen,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.D.G. Thissen-van Zwijndregt.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 20 april 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 juli 2010, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat de vader gedurende een weekend per 14 dagen, van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, en gedurende de helft van de (toekomstige) vakanties en feestdagen, zoveel mogelijk in onderling overleg overeen te komen, omgang kan hebben met het hierna te noemen minderjarige kind van partijen, althans een zodanige omgangsregeling als het hof juist en redelijk acht en de moeder op te dragen de vader iedere drie maanden te informeren over het welzijn en de ontwikkeling van het kind.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2010, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek tot omgang af te wijzen, nu dit, gelet op de gegeven omstandigheden, niet in het belang van het kind zal zijn. Ter zitting heeft de moeder dit verzoek aangevuld in die zin dat zij tevens verzoekt het verzoek van de vader tot het vaststellen van een informatieregeling af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2010. Gelet op de onderlinge samenhang is deze zaak gevoegd behandeld met het beroep van de vader onder zaaknummer: HV 200.070.472/02. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. J.L. Crutzen;
- de moeder, bijgestaan door mr. H.D.G. Thissen-van Zwijndregt;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door de heer W.A.J. Bekker.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 22 maart 2010;
- de brieven met bijlagen d.d. 29 juli 2010 en 27 augustus 2010 van de advocaat van de vader.
3. De beoordeling
3.1. Uit de moeder is geboren:
- [A.] (hierna: [dochter]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats].
De vader heeft het kind erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over het kind uit.
Het kind heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen.
3.3. De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. De vader voert, kort samengevat, aan dat zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling ten onrechte is afgewezen. De vader betwist dat hij de geweldsincidenten bagatelliseert en zelfs goedpraat. De rechtbank hecht echter ten onrechte geen waarde aan het feit dat zich na december 2008 geen incidenten meer hebben voorgedaan tussen de vader en de moeder. Verder kan de vader zich niet verenigen met het feit dat de rechtbank tijdens de zitting van 22 maart 2010 nagenoeg geen aandacht heeft besteed aan het rapport van de raad, terwijl de vader om deze tweede zitting verzocht had vanwege zijn kritiek op het onderzoeksverslag en het advies van de raad. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met de daadwerkelijke periode gedurende welke de vader geen omgang meer heeft met zijn dochter. Van 2006 tot 2008 is er omgang geweest tussen de vader en [dochter] bij [dochter] thuis. Sinds december 2008 heeft de vader [dochter] echter niet meer gezien. Verder wordt onvoldoende aandacht besteed aan de persoon van de moeder. Het belang van het kind maakt geen deel uit van de belangen die bij de moeder prevaleren. De vader verzoekt om een nieuw raadsonderzoek dat bij voorkeur niet door de raad te Maastricht wordt verricht. In de aanloop naar de vaststelling van een omgangsregeling zoals door de vader verzocht, is de vader bereid gedurende de eerste tijd gedurende maximaal 3 à 4 uur per keer omgang met [dochter] te hebben.
3.5. De moeder voert, kort samengevat, aan dat de grief van de vader dat geen rekening wordt gehouden met het belang van [dochter] van alle realiteit is ontbloot. [dochter] is in behandeling bij Mondriaan Zorggroep (hierna: Mondriaan) om haar af te helpen van haar nachtmerries waar zij veelvuldig aan bloot stond en staat sedert het geweldsincident dat op 17 oktober 2008 heeft plaatsgevonden. Dat er thans geen omgang plaats vindt, is in het belang van [dochter]. Alleen al om de reden dat er geen normale verhouding tussen de ouders is, kan geen omgang plaatsvinden tussen de vader en [dochter]. De vader laat hen immers nog steeds niet met rust. De ouders moeten een normale verhouding hebben wil de uitvoering van een omgangsregeling kunnen slagen. De moeder heeft voorts aangifte gedaan tegen de vader ter zake bedreiging en vernieling door de vader gepleegd op 10 juli 2010 en een klacht ingediend ter zake stalking door de vader in de periode 5 december 2008 tot 24 juli 2010. Gelet op deze recente aangiften is er nog geen sprake van een veranderende verhouding. Voorts is de grief van de vader waarin wordt gesteld dat er onvoldoende aandacht wordt besteed aan de persoon van de moeder ook van alle realiteit ontbloot. Verder wil de moeder niet meewerken aan een informatieregeling, omdat bij de vader de agressie op die manier verder kan worden aangewakkerd.
3.6. De raad heeft ter zitting verklaard dat het rapport van de raad gedateerd is (november 2009). De beslissing van de klachtencommissie op de door de vader ingediende klachten tegen het raadsrapport loog er niet om. De raad heeft steken laten vallen. In het raadsrapport van 2009 is een aantal zaken onderbelicht gebleven. Dat noopt de zittingsvertegenwoordiger van de raad thans tot terughoudendheid bij het geven van een advies. Uit het hele dossier komt wel naar voren dat de moeder en [dochter] niet te bewegen zijn tot omgang met de vader. De raad biedt aan om - indien partijen hiervoor openstaan - een nieuw raadsonderzoek te verrichten door de raad te Roermond. De raad zal hierbij wel het onderzoek van Mondriaan respecteren.
3.7. Het hof overweegt als volgt.
3.7.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de onderlinge relatie tussen partijen zeer ernstig is verstoord. Dit probleem is zo ernstig dat dit zijn weerslag op [dochter] heeft gehad. Dit heeft ertoe geleid dat bij Mondriaan voor [dochter] onderzoek en hulpverlening is opgestart. Uit de stukken blijkt dat er bij [dochter] sprake is van een verstoord vaderbeeld. Ter zitting heeft de raad - mede gezien het feit dat de vader tegen het raadsonderzoek een aantal klachten heeft ingediend en bijna al deze klachten gegrond zijn verklaard - aangeboden een nieuw raadsonderzoek te verrichten. Ter zitting hebben partijen zich hiermee akkoord verklaard. Het hof zal de raad te Roermond derhalve verzoeken een nieuw onderzoek in te stellen en te rapporteren en te adviseren omtrent de vraag of, en zo ja, in welke vorm en frequentie, omgang tussen [dochter] en de vader mogelijk is, en of een informatieregeling zoals door de vader verzocht niet tegen het belang van [dochter] ingaat. Indien in het kader van dit onderzoek contact tussen de vader en [dochter] noodzakelijk is, zal dit contact dienen plaats te vinden.
3.7.2. Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.7.3. Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aangaande het verzoek tot omgang en een informatieregeling aanhouden.
4. De beslissing
Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.7.1. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aangaande het verzoek tot omgang en een informatieregeling aan tot 8 maart 2011 PRO FORMA.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Brants, Lamers en Van Dijkhuizen en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2010.