ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ2269

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.026.409 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Rothuizen-van Dijk
  • A. Beekhoven van den Boezem
  • J. van Harinxma thoe Slooten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding na diefstal van een Range Rover

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] tegen ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V. inzake de schadevergoeding na de diefstal van zijn Range Rover. [X.] had zijn auto verzekerd bij ABN AMRO en deed op 19 juli 2007 aangifte van diefstal. Hij vorderde in eerste aanleg een schadevergoeding van € 50.500,=, maar de rechtbank wees zijn vorderingen af op grond van het verweer van ABN AMRO dat [X.] niet had voldaan aan zijn inlichtingenplicht. In hoger beroep heeft [X.] zijn eis gewijzigd en opnieuw om schadevergoeding gevraagd, waarbij hij stelde dat de verzekering hem dekking zou moeten bieden voor de diefstal van zijn voertuig.

Het hof heeft vastgesteld dat de verzekeringsovereenkomst op 7 maart 2006 is gesloten en dat de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. Het hof heeft de grieven van [X.] tegen het oordeel van de rechtbank gezamenlijk behandeld. Het hof oordeelde dat [X.] niet op voorhand was geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat zijn auto was gestolen, ondanks dat hij aangifte had gedaan. Het hof heeft [X.] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de diefstal, en ook ABN AMRO kreeg de kans om bewijs te leveren van hun verweer dat [X.] niet had voldaan aan zijn inlichtingenplicht.

De uitspraak van het hof houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor bewijslevering en dat partijen hun getuigen moeten opgeven. Het hof heeft verder bepaald dat de zaak naar de rolzitting van 30 maart 2010 wordt verwezen voor verdere procedurele stappen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 16 maart 2010.

Uitspraak

typ. JB
zaaknr. HD 200.026.409
ARREST VAN HET GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
zesde kamer, van 16 maart 2010,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 19 februari 2009,
advocaat: mr. M.M.S. Beek-Ehren,
tegen:
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert,
op het hoger beroep van het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 31 december 2008 tussen appellant – [X.] - als eiser en geïntimeerde – ABN AMRO - als gedaagde.
Het geding in eerste aanleg ( zaaknr. 165031/HA ZA07-1935)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het beroepen vonnis en de daaraan voorafgegane vonnissen van 6 februari, 2 april en 28 mei 2008.
2. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding in hoger beroep heeft [X.] onder overlegging van producties drie grieven aangevoerd, zijn eis gewijzigd en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en, kort gezegd, tot toewijzing van de (gewijzigde) vorderingen.
Bij memorie van antwoord heeft ABN AMRO de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
3. De gronden van het beroep
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1 Geen expliciete grieven zijn gericht tegen de feiten, zoals door de rechtbank in rechtsoverweging 2 van het beroepen vonnis vastgesteld. Het hof zal van dezelfde feiten uitgaan. Voorts staan nog enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist vast. Deze feiten komen kort gezegd op het volgende neer.
(a) [X.] heeft met ingang van 7 maart 2006 zijn Range Rover, merk Landrover, verzekerd bij ABN AMRO.
(b) Op deze personenautoverzekeringsovereenkomst (hierna: de Verzekeringsovereenkomst) zijn van toepassing het Gemeenschappelijke Voorwaarden Pakket 2006 (hierna: de Gemeenschappelijke Voorwaarden; prod. 1 cva) en de Voorwaarden Autoverzekering 4-05 2006 (hierna: de Voorwaarden Autoverzekering; prod. 2 cva).
(c) Artikel 3.B van de Gemeenschappelijke Voorwaarden bepaalt onder meer:
“Zodra verzekeringnemer/verzekerde kennis draagt van een gebeurtenis die voor verzekeraar tot een verplichting tot uitkering kan leiden, is verzekeringnemer/verzekerde verplicht de verzekeraar:
- (..)
- zo spoedig mogelijk alle gegevens en bescheiden te verstrekken
- (..)
- zijn volle medewerking aan de schaderegeling te verlenen en alles na te laten wat de belangen van de verzekeraar zou kunnen schaden
- (..)
(..)
3.B.1 Gevolgen niet nakoming
De verzekering geeft geen dekking indien de verzekeringnemer/verzekerde een van deze verplichtingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van de verzekeraar heeft geschaad.”
(d) Artikel 2.2 van de Voorwaarden Autoverzekering bepaalt onder meer:
“Artikel 2
Wat is niet verzekerd
Naast de uitsluitingen genoemd in de Algemene Voorwaarden Personenautoverzekering en eventueel op het verzekeringsbewijs genoemde uitsluitingen is van de dekking uitgesloten:
(..)
2.2 Personenautosleutels
Schade wegens diefstal of vermissing van de verzekerde personenauto:
- indien de verzekerde nadat bekend was geworden dat de autosleutels waren gestolen of vermist, geen adequate maatregelen heeft getroffen om diefstal of vermissing van de verzekerde personenauto door gebruikmaking van de gestolen of vermiste sleutels te voorkomen;
(..)”
(e) Op 19 juli 2007 om 21.16 uur heeft [X.] bij de Regiopolitie Brabant-Noord, district Den Bosch, aangifte gedaan van diefstal van zijn Range Rover. Ten overstaan van de politie heeft [X.] onder meer het volgende verklaard:
“Op maandag 16 juli 2007, omstreeks 17.30 uur, parkeerde ik mijn personenauto van het merk Landrover, type Range Rover, (..), afgesloten op de parkeerplaats aan de openbare weg, [straat] te [plaatsnaam A.].
(..)
Op donderdag 19 juli 2007, omstreeks 20.00 uur liep ik samen met een vriend terug naar de plaats waar ik eerder mijn personenauto geparkeerd had. Ik zag dat deze er niet meer stond.”
(f) [X.] heeft op 19 juli 2007 aan ABN AMRO medegedeeld dat zijn Range Rover was gestolen.
(g) Op 6 augustus 2007 is de dagwaarde van de Range Rover door een expert vastgesteld op € 50.500,= (inclusief BTW). [X.] is met deze waardebepaling akkoord gegaan.
(h) ABN AMRO heeft Schadeonderzoeksbureau Solutions opgedragen onderzoek te doen naar de claim van [X.]. Solutions heeft op 20 augustus 2007 rapport uitgebracht (hierna: het rapport van Solutions; prod. 4 cva).
(i) Bij brief van 24 augustus 2007 heeft ABN AMRO [X.] gevraagd een machtiging te ondertekenen voor informatie-uitwinning en/of verstrekking en hem verzocht een gespreksspecificatie te verstrekken van het telefoonverkeer met zijn mobiele telefoon in de periode van 14 juli 2007 tot en met 21 juli 2007. [X.] heeft geweigerd deze machtiging te ondertekenen.
(j) Bij brief van 20 september 2007 heeft ABN AMRO aan [X.] laten weten de diefstalclaim af te wijzen.
4.2.1 In eerste aanleg vordert [X.] ABN AMRO te gebieden (1) het schadebedrag van € 50.500,= (incl. BTW) te betalen, vermeerderd met rente en op straffe van boete van € 1000,= per dag dat ABN AMRO met uitvoering van dit gebod in gebreke blijft, en (2) het forensisch verzekeringsonderzoek te beëindigen.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen doet [X.] een beroep op de Verzekeringsovereenkomst, en stelt dat ABN AMRO gehouden is tot vergoeding van zijn schade als gevolg van de diefstal van de Range Rover.
4.2.2 ABN AMRO voert allereerst het verweer dat het recht van [X.] op uitkering is vervallen omdat hij niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht en ABN AMRO hierdoor in een redelijk belang is geschaad. Verder betwist ABN AMRO dat de Range Rover zou zijn gestolen.
4.2.3 De rechtbank heeft het verweer van ABN AMRO dat [X.] niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht gehonoreerd en de vorderingen van [X.] afgewezen.
4.3 Na eiswijziging in hoger beroep vordert [X.]:
- ABN AMRO te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 50.500,= (incl. BTW), vermeerderd met wettelijke rente;
- ABN AMRO te gebieden het forensisch verzekeringsonderzoek te beëindigen.
Het hof zal recht doen op de gewijzigde eis van [X.].
4.5 De grieven I, II en III richten zich tegen het honoreren door de rechtbank van het verweer van ABN AMRO dat [X.] niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan, en tegen het (impliciete) voorbijgaan door de rechtbank aan het bewijsaanbod van [X.]. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
Nu de Verzekeringsovereenkomst op 7 maart 2006 is gesloten, is de op 1 januari 2006 in werking getreden titel 17 (Verzekering) van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
4.6 [X.] vordert betaling door ABN AMRO van een bedrag van € 50.500,= en een gebod het forensisch verzekeringsonderzoek te beëindigen.
Ter onderbouwing van de vordering van € 50.500,= stelt [X.] dat zijn Range Rover is gestolen en dat ABN AMRO op grond van de Verzekeringsovereenkomst is verplicht zijn hiermee gemoeide schade te vergoeden.
Nu ABN AMRO over voldoende informatie beschikt om zijn claim te kunnen beoordelen, dient daarnaast het gebod tot beëindiging van het forensisch verzekeringsonderzoek te worden toegewezen, aldus [X.].
4.7 ABN AMRO voert tegen de vordering van € 50.500,= in de eerste plaats het verweer dat [X.] niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht en dat ABN AMRO hierdoor in een redelijk belang is geschaad, zodat het recht op uitkering van [X.] is vervallen (art. 3.B van de Gemeenschappelijke Voorwaarden; art. 7:941 leden 2 en 4 BW). Verder betwist ABN AMRO dat de Range Rover zou zijn gestolen. Ten derde voert ABN AMRO aan niet tot uitkering te zijn gehouden omdat [X.] geen maatregelen heeft genomen toen hij ontdekte dat de reservesleutel van zijn Range Rover kwijt was.
Tegen de vordering tot beëindiging van het forensisch verzekeringsonderzoek voert ABN AMRO het verweer dat zij haar onderzoek heeft gestaakt, zodat [X.] geen belang heeft bij toewijzing van de vordering.
4.8.1 ABN AMRO voert onder meer het verweer dat de Range Rover niet zou zijn gestolen.
[X.] stelt dat hij zijn Range Rover op 16 juli 2007 heeft geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] te [plaatsnaam A.], en dat hij de Range Rover daar niet meer aantrof toen hij deze op 19 juli 2007 omstreeks 20.00 uur wilde ophalen. Ter onderbouwing van deze stelling voert [X.] onder meer aan dat hij direct op 19 juli 2007 aangifte van diefstal heeft gedaan, en dat hij de diefstal ook direct op 19 juli 2007 bij ABN AMRO heeft gemeld. [X.] heeft niet zelf de hand gehad in de diefstal van de Range Rover, nu hij - om een vriend aldaar te bezoeken - van 16 tot 19 juli 2007 in een hotel in [plaatsnaam B.] verbleef. Het stelen van dit soort grote auto’s is wanneer men niet beschikt over een originele sleutel mogelijk door gebruikmaking van een takelwagen. Dit ziet er zo professioneel uit dat derden niet verwachten dat een diefstal plaatsvindt, ook niet wanneer het alarm afgaat, aldus [X.].
4.8.2 Ter onderbouwing van haar betwisting van de diefstal voert ABN AMRO onder meer aan dat één van de sleutels van de Range Rover kwijt was en dat [X.] over het zoekraken van deze sleutel niet consistent heeft verklaard. Daarbij valt een Range Rover als de onderhavige - met een anti carjack systeem en alarm - zonder gebruikmaking van een originele sleutel niet eenvoudig te stelen, ook niet met een takelwagen, zo blijkt volgens ABN AMRO uit het rapport van Solutions. Het meest reële scenario is derhalve dat de Range Rover is verplaatst en weggereden onder gebruikmaking van een originele sleutel. Bovendien is [X.] in gebreke gebleven een gespreksspecificatie van het telefoonverkeer van zijn mobiele telefoon over de periode van 14 juli 2007 tot met 21 juli 2007 over te leggen, aldus nog steeds ABN AMRO.
4.8.3 Het hof constateert dat de stelling van [X.] dat de Range Rover is gestolen door ABN AMRO gemotiveerd wordt betwist, zodat [X.] – op wie in deze de bewijslast rust - de diefstal dient te bewijzen. Aan het bewijs door een verzekerde van de diefstal van een geparkeerde auto mogen echter niet al te zware eisen worden gesteld en kan de verzekerde in de regel volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden (HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 141; HR 11 april 2003, NJ 2004, 568). Ondanks dit uitgangspunt is het hof van oordeel dat [X.] niet op voorhand is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat zijn Range Rover tussen 16 en 19 juli 2007 is gestolen. De aangifte is weliswaar een aanwijzing voor de diefstal, maar het enkele feit dat de aangifte is gedaan – overigens door [X.] zelf -, lijkt in het onderhavige geval niet voldoende. Immers viel de Range Rover volgens het rapport van Solutions zonder gebruikmaking van een originele sleutel niet eenvoudig te stelen, terwijl volgens ditzelfde rapport [X.] over het zoekraken van één van de originele sleutels niet consistent heeft verklaard.
4.8.4. Het hof zal [X.] in de gelegenheid stellen het bewijs alsnog te leveren. Wanneer [X.] niet er-in slaagt het bewijs te leveren, zal het hof de vordering tot betaling van € 50.500,= afwijzen.
4.9.1 Verder voert ABN AMRO het verweer niet tot uitkering te zijn gehouden omdat [X.] geen maatregelen heeft genomen toen hij ontdekte dat de reservesleutel van zijn Range Rover kwijt was.
Ter onderbouwing van dit verweer beroept ABN AMRO zich op art. 2.2 van haar Voorwaarden Autoverzekering (zie rechtsoverweging 4.1 sub d), op grond waarvan schade wegens diefstal is uitgesloten in het geval de verzekerde - nadat hij ermee bekend is geworden dat zijn autosleutels zijn gestolen of vermist - geen adequate maatregelen heeft genomen om diefstal of vermissing van de verzekerde personenauto door gebruikmaking van deze sleutels te voorkomen. ABN AMRO voert aan dat uit de verschillende door [X.] afgelegde verklaringen blijkt dat één van de twee sleutels van de Range Rover is zoekgeraakt en dat [X.] zulks heeft bemerkt voordat de Range Rover was gestolen, zonder echter maatregelen te nemen, aldus ABN AMRO.
4.9.2 [X.] erkent dat één van de twee sleutels van de Range Rover is zoekgeraakt en weerspreekt niet dat hij geen maatregelen heeft genomen (nrs. 20 en 21 appeldagvaarding). [X.] ontkent echter dat hij het zoekraken van de sleutel zou hebben opgemerkt voordat de Range Rover was gestolen. Derhalve gaat het beroep op art. 2.2 van de Voorwaarden Autoverzekering niet op, aldus [X.].
4.9.3 Eén van de aspecten van het verweer van ABN AMRO is of feitelijk klopt dat [X.] vóór de diefstal had opgemerkt dat de sleutel was zoekgeraakt of vermist. Uit proceseconomische overwegingen gaat het hof reeds in dit arrest op dit aspect van het verweer in (zonodig zal het hof op de overige aspecten van het verweer ingaan in een later stadium).
Het hof constateert dat ABN AMRO stelt dat [X.] vóór de diefstal had opgemerkt dat de sleutel was zoekgeraakt of vermist, maar dat [X.] dit gemotiveerd weerspreekt. De stel- en bewijslast dat [X.] – vóórdat de Range Rover werd gestolen - ermee bekend was dat één van de twee sleutels van de Range Rover was vermist of gestolen, rust op ABN AMRO. Het hof is van oordeel dat ABN AMRO niet op voorhand in het bewijs hiervan is geslaagd. Weliswaar zijn in de weergave van hetgeen [X.] hieromtrent heeft verklaard in het rapport van Solutions aanwijzingen te vinden voor de juistheid van de stelling van ABN AMRO, maar anderzijds heeft [X.] volgens het procesverbaal van de comparitie in eerste aanleg verklaard dat hij pas ontdekte dat de sleutel was gestolen nadat de Range Rover was gestolen.
4.9.4 Het hof zal ABN AMRO alsnog in de gelegenheid stellen het bewijs te leveren.
4.10 Voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.
5. De uitspraak
het hof:
laat [X.] toe tot het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de Range Rover van [X.] tussen 16 en 19 juli 2007 is gestolen;
laat ABN AMRO toe tot het leveren van bewijs van haar stelling dat [X.] - vóórdat de Range Rover werd gestolen – had opgemerkt dat één van de twee sleutels van de Range Rover was vermist of gestolen ;
bepaalt, voor het geval partijen of één van hen bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Van Harinxma thoe Slooten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te
‘s-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 30 maart 2010 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op de donderdagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de advocaat van [X.] bij zijn opgave op genoemde rolzitting een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat partijen tevoren overleg zullen plegen over het aantal en de persoon van de getuigen dat tegen deze datum zal worden opgeroepen en de volgorde waarin getuigen zullen worden voorgebracht;
bepaalt dat de advocaten tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zullen opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rothuizen-van Dijk, Beekhoven van den Boezem en Van Harinxma thoe Slooten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 maart 2010.