4.9. De grief van [X.] in incidenteel appel heeft betrekking op de afwijzing door de kantonrechter van de vordering om de stichting te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat. Ook zijn voorwaardelijke vordering, hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 4.3 onder 2) heeft hierop betrekking. Volgens [X.] is de stichting verantwoordelijk voor een reeks misdragingen jegens hem en zijn medewerkers waardoor hij schade heeft geleden en nog lijdt.
Het hof zal de door [X.] in concreto gestelde misdragingen hierna achtereenvolgens beoordelen.
a) Het verwijderen van hekwerk e.d. op 30 juni 2007.
De kantonrechter heeft in het kort gedingvonnis d.d. 27 september 2007 als vaststaand aangenomen dat de stichting op 30 juni 2007 het door [X.] geplaatste en bekostigde hekwerk, de door hem geplaatste poorten, de bordjes "Verboden Toegang", het aan hem in eigendom toebehorende uithangbord evenals de barbecueplaats heeft verwijderd. In de onderhavige procedure is door de stichting niet naar voren gebracht dat die vaststelling onjuist is. Naar het oordeel van het hof staat hiermee vast dat de stichting jegens [X.] onrechtmatig heeft gehandeld. De stichting heeft immers eigendommen van [X.] verwijderd zonder dat zij daartoe gerechtigd was. Na het kort gedingvonnis van 27 september 2007 zijn de eigendommen van [X.] weer teruggeplaatst door de stichting.
Door [X.] is niet gesteld dat er als gevolg van de voormelde verwijdering van eigendommen schade voor hem is ontstaan. De stichting heeft ontkend dat er als gevolg van de verwijdering van het hekwerk en dergelijke schade is veroorzaakt; volgens de stichting is de bedrijfsvoering van [X.] normaal doorgegaan. [X.] heeft dit niet weersproken.
Naar het oordeel van het hof betekent dit dat er geen grond is voor verwijzing naar de schadestaatprocedure ter zake van deze gebeurtenis.
b) Op 9 mei 2007 is ’n medewerker van [X.] enige tijd in de speeltuin opgesloten geweest.
Het hof overweegt omtrent deze gebeurtenis dat door [X.] niet aannemelijk is gemaakt dat hij door deze gebeurtenis enige schade heeft geleden, zodat verwijzing naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is.
c) In juli of augustus 2007 is een "last minutegroep" door toedoen van de stichting niet toegelaten op het terrein van [X.].
Omtrent deze gebeurtenis is door de stichting als verweer gevoerd dat tussen partijen over de (tijdige) aanmelding bij de stichting van groepen van [X.], afspraken waren gemaakt die in dit concrete geval door [X.] niet zijn nagekomen. [X.] heeft dit niet weersproken. Gelet hierop moet worden geconcludeerd dat de stichting haar vordering op dit onderdeel onvoldoende heeft onderbouwd, zodat verwijzing naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is.
d) Een medewerker van [X.], de heer [Y.], is door de heer [Z.], bestuurder van de stichting, geïntimideerd .
Omtrent deze gebeurtenis overweegt het hof dat, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet valt in te zien dat een eventuele intimidatie van de heer [Y.] wanprestatie of een onrechtmatige daad jegens [X.] oplevert, nog afgezien daarvan dat niet is toegelicht dat er door deze gebeurtenis schade voor [X.] zou zijn ontstaan. Dit betekent dat ten aanzien van deze gebeurtenis verwijzing naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is.
e) De tokkeltoren is gestolen .
Hieromtrent overweegt het hof dat, nu niet gesteld of gebleken is dat de [X.] hiervoor verantwoordelijk is, geen aanleiding bestaat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure.
f) Door de stichting zijn paaltjes bij de Abseil verwijderd.
Hieromtrent overweegt het hof dat niet is toegelicht wat er met de paaltjes is gebeurd en in het bijzonder of ze al dan niet weer zijn teruggeplaatst en zo ja, door wie. Zonder nadere toelichting die ontbreekt valt niet in te zien dat de stichting op dit punt schadeplichtig zou zijn jegens [X.], zodat verwijzing naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is.
g) [X.] is op 5 mei 2007 geslagen door mevrouw [B.], bestuurslid van de stichting en op 30 juni 2007 door de heer [Z.], eveneens bestuurslid van de stichting.
[X.] heeft ten bewijze van de hier bedoelde gebeurtenissen, processen-verbaal van aangifte bij de politie in het geding gebracht.
Het hof overweegt hieromtrent dat de gebeurtenissen op zichzelf niet, of in ieder geval niet toereikend door de stichting zijn weersproken, maar desondanks is verwijzing naar de schadestaatprocedure ter zake van deze gebeurtenissen niet aan de orde, omdat door [X.] op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat hij schade heeft gelden als gevolg van deze gebeurtenissen.
h) Gasten van [X.] hebben geen toegang tot de Wc’s in de kantine van de speeltuin .
De stichting heeft met betrekking tot deze stelling van [X.] aangevoerd dat het gebruik van de Wc’s wel degelijk mogelijk is voor de gasten van [X.], maar slechts gedurende de openingstijden van de kantine, hetgeen nooit anders is geweest. De stichting wijst er verder op dat de Wc’s niet tot het gehuurde horen en dat de kantine bovendien niet door de stichting wordt geëxploiteerd zodat zij geen zeggenschap heeft over de openingstijden.
Dit verweer van de stichting is door [X.] niet (toereikend) weersproken, zodat niet is gebleken dat de stichting op dit punt onrechtmatig jegens [X.] heeft gehandeld. Een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod van [X.] op dit punt ontbreekt. Een ander betekent dat verwijzing naar de schadestaatprocedure op dit punt niet aan de orde is.
i) Door de stichting is de stroom naar het door [X.] gehuurde terrein afgesloten.
De stichting heeft deze stelling van [X.] betwist. Volgens de stichting is het [X.] zelf geweest die de meter heeft verwijderd, zodat hij geen stroom meer had. Ten bewijze hiervan heeft de stichting een schriftelijke verklaring van de elektricien in het geding gebracht.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de betwisting van de stichting, niet is gebleken dat de stichting op dit punt jegens [X.] onrechtmatig heeft gehandeld. Een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod van [X.] van zijn hier bedoelde stelling ontbreekt. Verwijzing naar de schadestaatprocedure ter zake van deze kwestie is niet aan de orde.
j) Op 5 of 6 oktober 2007 zijn medewerkers van [X.] door een "knokploeg" opgewacht en geïntimideerd .
De stichting heeft in reactie op deze stelling van [X.] aangevoerd dat zij niets met deze gebeurtenis te maken heeft.
Bewijs dat de stichting wél verantwoordelijk zou zijn voor deze gebeurtenis ontbreekt, evenals een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod, zodat verwijzing naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is.
k) Op 6 juli 2008 werd een groep klanten van [X.], vergezeld van een TV-ploeg, geconfronteerd met een afgesloten hek zodat zij het terrein van [X.] slechts konden bereiken door over het hek te klimmen .
De stichting heeft hieromtrent aangevoerd dat de groep klanten en de TV-ploeg niet conform de tussen partijen gemaakte afspraken waren aangemeld bij de stichting. De stichting heeft verder aangevoerd dat in dit geval niet de stichting verantwoordelijk was voor het afsluiten van het hek maar de eigenaar van het paard dat op het terrein graasde.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op het verweer van de stichting, niet komen vast te staan dat de stichting op dit punt onrechtmatig jegens [X.] heeft gehandeld. Een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod ontbreekt. Gelet hierop is verwijzing naar de schadestaatprocedure ter zake van deze kwestie niet aan de orde.
l) Personeelsleden van [X.] zijn in de maanden juni en juli 2008 meermalen door bestuurders van de stichting uitgescholden en bedreigd .
Omtrent deze gebeurtenissen overweegt het hof dat, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet valt in te zien dat een eventuele intimidatie van de hier bedoelde personeelsleden wanprestatie of een onrechtmatige daad jegens [X.] oplevert, nog afgezien daarvan dat niet is toegelicht dat er door deze gebeurtenissen schade voor [X.] zou zijn ontstaan. Dit betekent dat ten aanzien van deze gebeurtenissen verwijzing naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is.
m) [X.] is op 17 april 2009 door de heer [Z.] geslagen. Daarvan is aangifte gedaan bij de politie .
Hetgeen hiervoor onder g) door het hof is overwogen is met betrekking tot deze gebeurtenis van overeenkomstige toepassing.
n) Bij gelegenheid van het pleidooi is namens [X.] aangevoerd dat het in 2010 meermalen is gebeurd dat de toegangspoort tot zijn terrein met een ketting was afgesloten, eenmaal was schrikdraad aangebracht en er hebben paarden op zijn terrein gelopen .
Het hof overweegt omtrent deze gebeurtenissen dat op basis van deze summiere mededelingen van [X.] zonder nadere toelichting, niet kan worden geconcludeerd dat de stichting jegens [X.] onrechtmatig heeft gehandeld, zodat verwijzing naar de schadestaatprocedure ter zake van deze gebeurtenissen niet aan de orde is.
o) Bij gelegenheid van het pleidooi is namens [X.] ook nog aangevoerd dat mevrouw [B.] op 27 maart 2010 de tuinarchitecte van [X.] het werk onmogelijk heeft gemaakt door haar de toegang tot het door [X.] gehuurde terrein te ontzeggen.
[X.] heeft ten bewijze van deze stelling bij akte van 20 oktober 2010 als productie 33 een verklaring van de tuinarchitecte overgelegd.
Het hof acht voldoende aannemelijk dat de hier bedoelde gebeurtenis zich heeft voorgedaan zoals door [X.] beschreven.
Of hiermee door de stichting onrechtmatig jegens [X.] is gehandeld, hangt af van de vraag of [X.] in 2010 nog gerechtigd was om het terrein aan de [perceel] te exploiteren. De huurovereenkomst met de stichting was door opzegging geëindigd. Of [X.] al dan niet gerechtigd was het terrein te exploiteren op grond van een met Natuurmonumenten gesloten overeenkomst, hangt af van de uitspraak in het geding tussen Natuurmonumenten en [X.].
Gelet hierop zal het hof de beslissing op de schadeclaim op dit onderdeel aanhouden tot na de beslissing van het hof in de zaak tussen Natuurmonumenten en [X.].
p) Eveneens bij pleidooi is namens [X.] aangevoerd dat mevrouw [B.] op 14 april 2010 heeft verhinderd dat door [X.], samen met door hem ingehuurde mensen werkzaamheden werden uitgevoerd aan de trappen op het door [X.] gehuurde terrein .
Het hof overweegt hieromtrent dat ten aanzien van deze gebeurtenis hetgeen hiervoor onder o) is overwogen, van overeenkomstige toepassing is. Ook voor deze schadeclaim geldt dat het hof de beslissing zal aanhouden tot na de beslissing van het hof in de zaak tussen Natuurmonumenten en [X.].
q) In de pleitnota van de raadsman van [X.] wordt ook nog melding gemaakt van schade die op 7 maart 2009 zou zijn ontstaan doordat door hem materiaal was gehuurd voor het verrichten van werkzaamheden die vervolgens niet konden worden uitgevoerd, waardoor de huur moest worden verlengd.
Omtrent de gebeurtenissen op 7 maart 2009 is niet méér vermeld dan dat er sprake was van "kettingen" en er wordt verwezen naar een productie 35 A op een CDrom die is gevoegd bij de akte van 20 oktober 2010. Naar het oordeel van het hof is deze onderbouwing ontoereikend om aan te kunnen nemen dat op 7 maart 2009 door de stichting schade zou zijn toegebracht aan [X.].