4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Esso heeft ingevolge een met Peha Beleggingsmaatschappij N.V. gesloten huurovereenkomst van 1967 tot 1989 het perceel aan de [perceel] te [vestigingsplaats] in gebruik gehad voor de exploitatie van een benzinestation. Het benzinestation is op 14 juli 1989 gesloten. Esso heeft door Ingenieursbureau ‘Oranjewoud’ B.V. (hierna: Oranjewoud) een bodemonderzoek laten verrichten. Uit dit onderzoek bleek dat er lichte tot matige verontreiniging in de grond aanwezig was. Op grond van een door Oranjewoud opgesteld en met het bevoegde gezag besproken saneringsplan heeft de sanering van het perceel plaatsgevonden in de maanden november 1989 tot en met januari 1990. Esso heeft hierna het perceel weer ter beschik- king gesteld aan de verhuurster.
Op de naast genoemd perceel gelegen grond stond een gebouw dat in gebruik was als motel. Deze grond was eveneens in eigendom van Peha Ontwikkeling (of een tot hetzelfde concern behorende vennootschap).
b. In opdracht van Esso heeft Oranjewoud in februari 1990 een evaluatierapport opgesteld inzake de sanering van ESSO Selfservicestation [perceel]te [vestigingsplaats] (prod. 6 inl. dgv.). In dat rapport staat onder meer:
‘ Uit veiligheidsoverwegingen zou, ter voorkoming van stabiliteitsrisico’s, geen afgraving plaats vinden nabij de funderingen van het aangrenzende motel (...)
In verband met stabiliteitsrisico’s (korte funderingspalen) moest met name ter plaatse van de funderingspaal op de hoek van het gebouw enige afstand bewaard worden en hierom is een zekere hoeveelheid verontreinigde grond niet verwijderd. Door het uitvoeren van horizontale boringen bleek zintuiglijk verontreinigde grond aanwezig te zijn op 1,5 à 2 mm.v. tot 1 à 1,5 m onder het gebouw (...).
De onder en direct naast het gebouw achtergebleven hoeveelheid grond met verhoogde gehalten aromaten en minerale olie wordt geraamd op 10 m3’.
c. In een brief van Esso aan de gemeente Alkmaar van 6 mei 1991 schrijft Esso onder meer:
‘ De grond- en grondwatersanering kan als succesvol afgesloten worden beschouwd’.
d. Een brief van de gemeente Alkmaar van 20 mei 1996 aan Peha Beleggingen houdt onder meer in:
‘ Aan de saneringsdoelstelling, te weten de verwijdering van met minerale olie en aromaten verontreinigde grond en grondwater, is niet volledig voldaan. Onder de fundering van het aangrenzende motel is om funderingstechnische redenen verontreiniging achtergebleven. Het totale volume wordt geschat op 10 m3’.
e. Een brief van Peha Ontwikkeling aan Esso van 27 oktober 1999 behelst onder meer:
‘ In vervolg op ons telefonisch onderhoud van heden zenden wij u een tweetal rapporten waaruit moge blijken dat de indertijd om technische redenen “achtergelaten” grondvervuiling nog steeds aanwezig is op ons terrein.
Gezien het feit dat wij [X. Bouw opdracht hebben verstrekt tot het realiseren van de gebouwen dient het restant nog te worden verwijderd (...)’.
f. Met een factuur van Peha Ontwikkeling aan Esso van 29 mei 2000 brengt Peha Ontwikkeling een bedrag van ƒ 54.105,19, vermeerderd met 17,5% btw is ƒ 63.573,60 in rekening. De factuur vermeldt de navolgende omschrijving:
‘Hiermee berekenen wij u de restsaneringskosten mbt het voormalige Esso station [perceel] te [vestigingsplaats]’.
g. Mr. Roest heeft namens Peha Ontwikkeling op 15 december 2004 een aanmaning aan Esso gezonden, waarvan de tekst onder meer luidt:
‘ Na het beëindigen van uw bedrijfsactiviteiten ter plaatse heeft u een sanering uitgevoerd. Deze sanering heeft u alleen op het betreffende perceel uitgevoerd en u heeft de vervuiling op het aangrenzende in eigendom van cliënte zijnde perceel laten zitten. Cliënte heeft u in de gelegenheid gesteld om de zich op haar perceel bevindende vervuiling als nog te saneren. U bent dienaangaande echter in gebreke gebleven. Het gevolg daarvan was dat cliënte zelf de restsanering heeft laten uitvoeren. De kosten daarvan heeft zij onder toezending van de betreffende rapportage bij brief en factuur van 29 mei 2000 aan u in rekening gebracht’.
h. Peha Ontwikkeling vordert bij inleidende dagvaarding van 25 november 2005 de veroordeling van Esso, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van de navolgende bedragen:
€ 28.848,44 aan hoofdsom € 9.695,64 aan vervallen wettelijke rente over de hoofdsom van 29 juni 2000 tot en met 25 mei 2005 pro memorie de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 25 mei 2005 € 2.000,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, met veroordeling van Esso tot betaling van de proceskosten.
Peha Ontwikkeling legt aan haar vordering ten grondslag vervuiling van de grond naast het voorheen door Esso gehuurde terrein (o.a. inleidende dagvaarding onder 2 en conclusie van repliek onder no. 2.4, 3.1.1, 3.1.5 en 3.2.1).
i. Na door Esso gevoerd verweer heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 31 januari 2007 onder meer overwogen en beslist als volgt.
- Er kan op de gestelde feitelijke grondslag geen sprake zijn van onrechtmatig handelen jegens Peha Ontwikkeling. Peha Ontwikkeling heeft echter (subsidiair) onweersproken gesteld door Peha Beleggingsmaatschappij N.V. gerechtigd te zijn op eigen naam de vordering jegens Esso in te stellen (rov 3.4).
- De rechtbank maakt voor de gevorderde saneringskosten een onderscheid tussen twee locaties. Locatie I betreft de restverontreiniging onder het motel. De rechtbank oordeelde dat, behoudens door Peha Ontwikkeling te leveren tegenbewijs, de hierop betrekking hebbende vordering verjaard is. Peha Ontwikkeling werd toegelaten tot bewijslevering.
- Van verontreiniging op locatie II (onder de oprit) is pas in 2000 gebleken, zodat het beroep op verjaring van Esso werd afgewezen. De rechtbank overwoog vervolgens de vordering te zullen afwijzen omdat – kort gezegd – de vervuilde locatie zich volgens Peha Ontwikkeling op een perceel naast het door Esso destijds gehuurde perceel bevond en Peha Ontwikkeling onvoldoende met feiten en omstandigheden had onderbouwd door welke oorzaak deze verontreiniging zou zijn ontstaan.
j. Na het horen van getuigen heeft de rechtbank bij het eindvonnis van 7 januari 2009 Peha Ontwikkeling niet geslaagd geoordeeld in het leveren van tegenbewijs, waarna de rechtbank alle vorderingen van Peha Ontwikkeling heeft afgewezen met veroordeling van Peha Ontwikkeling in de proceskosten.