4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
(a) [X.] heeft bij schrijven van 7 maart 2003 aan de gemeente gevraagd om een reguliere bouwvergunning voor het vernieuwen van het balkon van de appartementen aan het adres [straat] [B.]/[C.] te [plaatsnaam], welke appartementen toen zijn eigendom waren.
(b) Bij besluit van 14 mei 2003 (productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft de gemeente de gevraagde bouwvergunning geweigerd wegens strijd met het geldende bestemmingsplan. Daartoe is overwogen dat het balkon "een bouwwerk, geen gebouw zijnde" is, boven de bestemming erf wordt gebouwd en niet voldoet aan de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde die geldt voor de bestemming "erf".
(c) Nadat [X.] tegen dit besluit bij brief van 23 juni 2003 bezwaar had gemaakt heeft B&W van de gemeente bij besluit van 19 december 2003 (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg) het bezwaar gegrond verklaard, maar in heroverweging beslist de gevraagde bouwvergunning opnieuw te weigeren.
Daartoe is onder meer (opnieuw) overwogen dat bij de bouwvergunning inzake het balkon sprake was van uitbreiding van een woongebouw met een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Geoordeeld werd dat de overgangsbepaling niet van toepassing was. Voorts is overwogen dat een aanvraag om een bouwvergunning tevens moet worden beschouwd als een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan, maar dat voor dit bouwplan geen vrijstelling op grond van artikel 19 lid 1 WRO kan worden verleend, terwijl vanwege het negatieve stedenbouwkundig advies niet de bereidheid bestaat om vrijstelling te verlenen met toepassing van artikel 19 lid 3 WRO. Daarom was de gemeente van oordeel dat de bouwvergunning ook na heroverweging diende te worden geweigerd wegens strijdigheid met de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan.
(d) [X.] is tegen deze beslissing in beroep gegaan bij de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft bij mondelinge uitspraak d.d. 14 oktober 2004, opgenomen in het proces-verbaal van deze zitting (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg), geoordeeld dat de beslissing op bezwaar niet deugdelijk was gemotiveerd, omdat een balkon moet worden aangemerkt als onderdeel van het hoofdgebouw en niet als bouwwerk, geen gebouw zijnde.
(e) De gemeente heeft hierop een nieuwe beslissing genomen op het bezwaarschrift van [X.]. In die beslissing d.d. 17 januari 2005 (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) is het bezwaarschrift gegrond verklaard, het bestreden besluit herroepen en in heroverweging de gevraagde bouwvergunning opnieuw geweigerd.
In de motivering van het besluit is geoordeeld dat het bouwplan moest worden getoetst aan de bepalingen omtrent hoofdgebouwen, zodat wat dat betreft het bezwaarschrift gegrond was. Vervolgens is opnieuw overwogen dat het overgangsrecht niet van toepassing was. Het bouwplan was in strijd was met de voorschriften van het bestemmingsplan, zodat de aanvraag om een bouwvergunning tevens diende te worden beschouwd als een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan. Volgens het door de gemeente gevraagd stedenbouwkundig advies tast een balkon als het onderhavige de historische bebouwingskarakteristieken aan. Omdat niet de bereidheid c.q. bevoegdheid bestond vrijstelling te verlenen met toepassing van de bevoegdheden op grond van de WRO is de bouwvergunning ook na heroverweging geweigerd.
(f) Bij uitspraak van 16 juni 2005 (productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft de rechtbank het beroep van [X.] tegen dit besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij onder meer overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat het balkon is geprojecteerd buiten het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak (boven het erfvlak), zodat het bouwplan in strijd is met het vigerende bestemmingsplan.
(g) [X.] is hiertegen in hoger beroep gegaan bij de Raad van State bij beroepschrift van 28 juli 2005 (productie bij dagvaarding in eerste aanleg). In het beroepschrift voert [X.] onder meer aan dat het pand [straat] bestaat uit een winkel en een drietal appartementen ([B.], [C.] en [D.]) deels boven elkaar gelegen. Blijkens het vigerende bestemmingsplan zijn de appartementen deels gelegen binnen de bebouwingsvlak, deels op het erfvlak. Voorts wijst hij erop dat met het beoogde balkon de bebouwing van het erfvlak niet wordt vergroot, omdat dit balkon is geprojecteerd boven het gedeelte van het hoofdgebouw van het onderliggende appartement [A.] dat gelegen is op het erfvlak, en uit dien hoofde ook ook onder het overgangsrecht valt. De gemeente heeft op 6 december 2005 hiertegen een verweerschrift ingediend.
(h) De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 5 juli 2006 (productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg) het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 juni 2005 vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde in beroep gegrond verklaard en het besluit van het college van B&W van 's-Hertogenbosch vernietigd.
De Raad van State heeft daartoe onder meer overwogen dat het bouwplan (het balkon) is voorzien buiten het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak (boven het erfvlak), zodat het bouwplan in strijd is met hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 2, deel 1, artikel 1, onder a van de plan voorschriften. Voorts heeft de Raad van State onder meer overwogen:
"2.4.1. De situering van het bestaande hoofdgebouw is in strijd met het bestemmingsplan, nu een belangrijk gedeelte daarvan buiten het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak is gesitueerd. Het in het bouwplan voorziene balkon, dat dient te worden aangemerkt als onderdeel van het hoofdgebouw, is logischerwijs eveneens buiten het bebouwingsvlak gesitueerd. Het bouwplan is derhalve in strijd met hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 2, deel 1, artikel 1, onder a, van de planvoorschriften. Niet in geschil is dat het overgangsrecht van toepassing is op het hoofdgebouw. Dit bouwwerk mag dan ook ingevolge hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 2, deel 2, onder a van de planvoorschriften, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of met ten hoogste 20% van de bestaande inhoud worden uitgebreid.
Niet in geschil is dat door realisering van het balkon het bouwwerk niet met meer dan 20% van de bestaande inhoud wordt uitgebreid. Nu voorts het balkon is bedoeld ter uitbreiding van de woonfunctie van het (hoofd)gebouw, dat voor een belangrijk gedeelte buiten het bebouwingsvlak is gesitueerd, heeft de rechtbank ten onrechte met het college aangenomen dat door realisering van het balkon de bestaande afwijking van het plan in kwalitatieve zin wordt vergroot. Het bouwplan is derhalve in overeenstemming met hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 2, deel 2, onder a van de planvoorschriften. De rechtbank heeft dit miskend.
Het betoog van appellant slaagt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit op bezwaar vernietigen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen."
(i) Bij besluit van 18 december 2006 (productie 8 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft B&W van 's-Hertogenbosch, mede gelet op de uitspraak van de Raad van State, het bezwaarschrift van [X.] gegrond verklaard, het bestreden besluit herroepen en in heroverweging de gevraagde bouwvergunning opnieuw geweigerd, nu wegens strijdigheid met redelijke eisen van welstand en het bouwbesluit.
[X.] heeft daartegen beroep ingesteld bij schrijven van 26 januari 2007 (productie 10 bij dagvaarding in eerste aanleg).
(j) [X.] heeft zijn woning eind 2005 verkocht.
4.3.1. In eerste aanleg heeft [X.] gevorderd de gemeente ‘s-Hertogenbosch te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan [X.], nader op te maken bij staat. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het besluit tot weigering van de bouwvergunning gelet op de uitspraak van de Raad van State van 5 juli 2006 onrechtmatig was. De onrechtmatige daad van de gemeente betreft volgens [X.] deels de weigering van de bouwvergunning zelf en deels het door het College aan [X.] kenbaar gemaakte standpunt dat uitbreiding van zijn appartement aan de achterzijde onmogelijk was wegens strijd met het bestemmingsplan, hetgeen onmiskenbaar een onjuiste mededeling was. [X.] heeft schade geleden door het standpunt van de gemeente dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen ruimte bood voor uitbouw van het appartement met een balkon en een of meerdere dakkapellen, hetgeen resulteerde in een (onrechtmatige) weigering van de bouwvergunning door het College.
4.3.2. De gemeente heeft de vordering weersproken. Weliswaar heeft de gemeente een onjuiste beslissing genomen voor zover de bouwvergunning werd geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan, maar daarmee staat nog niet vast dat er sprake was van causaal verband tussen de gestelde schade en de besluiten van de gemeente, omdat ook een rechtmatig besluit had kunnen worden genomen met dezelfde uitkomst, te weten weigering van het bouwplan. Ook is er geen onrechtmatige daad vanwege verstrekte informatie, nu niet zelfstandig inlichtingen zijn verstrekt. Wat betreft de dakkapellen voegt de gemeente daaraan toe dat [X.] geen bouwvergunning voor de dakkapellen heeft gevraagd en het realiseren van dakkapellen niet leidt tot enige uitbreiding van de oppervlakte van het appartement buiten het bebouwingsvlak, zodat van een standpunt van de gemeente over de mogelijkheid van het plaatsen van dakkapellen geen sprake is.
4.3.3. Tijdens de door de rechtbank gelaste comparitie heeft [X.] verklaard dat hij uit de vierde alinea van het B&W-voorstel heeft afgeleid dat ook uitbreiding met een dakkapel niet mogelijk zou zijn. De schade door een lagere verkoopprijs zou volgens hem € 20.000,-- bedragen. De gemeente heeft opgemerkt dat de schade inzake het balkon € 2.326,-- zou bedragen. Tevens heeft de gemeente opgemerkt dat in de laatste beroepsprocedure bij de rechtbank de rechtbank heeft geconstateerd dat aan de verkeerde tekening was getoetst; daarna heeft de gemeente een nieuw besluit genomen.
4.3.4. De rechtbank heeft de gemeente (inzake het balkon) veroordeeld tot betaling van € 2.326,-- vermeerderd met wettelijke rente en de proceskosten. Zij heeft daartoe onder meer overwogen dat met de vernietiging door de Raad van State van het besluit van de gemeente van 17 januari 2005 de onrechtmatigheid van dit besluit en het primaire besluit van 14 mei 2003 vast staat, en dat de onrechtmatige daad daarin bestaat dat de gemeente heeft geweigerd [X.] een bouwvergunning te verlenen voor een balkon wegens strijd met het bestemmingsplan, terwijl vast staat dat er geen strijd met het bestemmingsplan was. [X.] heeft niet gesteld dat door de gemeente los van de onrechtmatige besluiten mededelingen zijn gedaan over de strijdigheid van het balkon met het bestemmingsplan, en in zoverre heeft de gemeente dus geen belang bij haar verweer in dezen.
De rechtbank heeft de vordering inzake de dakkapellen afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat uit het B&W-voorstel en het verweerschrift niet logischerwijs kan worden afgeleid dat uitbreiding met één of meer dakkapellen niet zou zijn toegestaan. De gevolgtrekking van [X.] kan niet als een mededeling van de gemeente worden beschouwd. [X.] heeft derhalve onvoldoende onderbouwd dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door mee te delen dat uitbreiding met dakkapellen onmogelijk was.