ECLI:NL:GHSHE:2010:BT7619

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.061.894 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • F. Fikkers
  • A. Venhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanneming van werk en uitvoerbaarverklaring bij voorraad

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [X.] tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HANDELSONDERNEMING MDB B.V. De zaak betreft een geschil over de aanneming van werk en de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerder vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had in een tussenvonnis aan [X.] een bewijsopdracht verstrekt over de kwaliteit van de door MDB aan [X.] uitgeleende monteurs. In het eindvonnis heeft de rechtbank de vordering van [X.] in conventie grotendeels toegewezen, terwijl de vordering in reconventie door de rechtbank werd afgewezen. [X.] werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

In het hoger beroep vordert [X.] schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het eindvonnis in conventie. [X.] stelt dat de rechtbank ten onrechte de vordering van MDB in conventie heeft toegewezen en die van [X.] in reconventie heeft afgewezen. Hij betoogt dat de rechtbank foutief heeft beslist door uit te gaan van uitlening van personeel tegen een uurtarief, in plaats van aanneming van werk, en dat er geen rekening is gehouden met reeds door [X.] aan MDB betaalde bedragen en fouten van MDB.

MDB heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering in het incident. Het hof overweegt dat bij de beoordeling van een incidentele vordering de belangen van partijen moeten worden afgewogen. Het hof concludeert dat [X.] geen feiten heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat van het oordeel van de rechtbank wordt afgeweken. De enkele omstandigheid dat [X.] het vonnis onjuist acht, is onvoldoende om de uitvoerbaarverklaring te schorsen. Het hof wijst de vordering in het incident af en veroordeelt [X.] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.061.894
arrest van de tweede kamer van 6 juli 2010
in het incident in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. H.M.J. Offermans,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HANDELSONDERNEMING MDB B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 april 2010 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnissen van 8 april 2009 en 17 februari 2010 tussen appellant - [X.] - als gedaagde in conventie / eiser in reconventie en geïntimeerde - MDB - als eiseres in conventie / verweerster in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 157236 / HA ZA 07-700)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen, alsmede naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 30 mei 2007 waarbij een comparitie van partijen is gelast.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis, heeft [X.] onder overlegging van zeven producties acht grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van MBD in conventie en tot toewijzing van de gewijzigde vorderingen van [X.] in reconventie, zulks met veroordeling van MDB in de proceskosten in beide instanties.
2.2. [X.] heeft tevens op de voet van artikel 351 Rv. een incidentele vordering ingesteld.
2.3. MDB heeft geantwoord in het incident, zulks onder overlegging van twee producties.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd in het incident.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling van het incident
4.1. Partijen hebben overeenkomsten gesloten strekkende tot het tegen betaling uitlenen van personeel door MDB aan [X.]. Geschil is ontstaan over de hoogte van de aan [X.] gezonden facturen. MDB heeft in conventie veroordeling van [X.] gevorderd tot betaling van haar facturen tot een bedrag van € 35.073,73, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie heeft [X.], stellende dat MDB door ondeskundige monteurs aan hem uit te lenen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten en voorts dat MDB op onrechtmatige wijze ten laste van hem conservatoir beslag heeft gelegd, gevorderd voor recht te verklaren dat MDB aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade en MDB te veroordelen tot betaling van € 36.395,15, vermeerderd met rente, ter zake van schadevergoeding wegens wanprestatie en tot vergoeding van de bij staat op te maken en volgens de wet te vereffenen overige schade wegens onrechtmatige daad.
4.2. Nadat de rechtbank bij het bestreden tussenvonnis aan [X.] een bewijsopdracht had verstrekt met betrekking tot de kwaliteit van de door MDB aan [X.] uitgeleende monteurs, heeft de rechtbank bij het bestreden eindvonnis de vordering in conventie grotendeels toegewezen. Het vonnis in conventie is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De vordering van [X.] in reconventie heeft de rechtbank afgewezen. [X.] is als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld.
4.3. [X.] vordert in het incident schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden eindvonnis in conventie totdat in hoger beroep eindarrest zal zijn gewezen. [X.] voert ter onderbouwing van deze vordering aan, kort weergegeven, dat de rechtbank de vordering van MDB in conventie ten onrechte heeft toegewezen en die van [X.] in reconventie ten onrechte heeft afgewezen. Volgens [X.] heeft de rechtbank foutief beslist doordat zij uit is gegaan van uitlening van personeel tegen een uurtarief, in plaats van op de voet van aanneming van werk, en doordat zij geen rekening heeft gehouden met reeds door [X.] aan MDB betaalde bedragen, noch met door MDB gemaakte fouten. Een afweging van belangen moet daarom leiden tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het eindvonnis in conventie, aldus [X.].
MDB heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering in het incident.
4.4. Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv. de belangen van partijen moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval, waarbij het aan de eisende partij in het incident is aan haar vordering feiten en omstandigheden ten grondslag te leggen die bij de door de vorige rechter gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat deze zich eerst na de uitspraak van de vorige rechter hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Bij deze belangenafweging moet worden nagegaan of op grond van de gebleken omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoedeisendheid van het voldoen aan de veroordeling, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient hierbij in de regel buiten beschouwing te blijven (vgl. HR 30 mei 2008, NJ 2008/311).
4.5. Gezien deze maatstaf heeft [X.] naar het oordeel van het hof geen feiten en omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat van het oordeel van de rechtbank wordt afgeweken en die meebrengen dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden eindvonnis in conventie (de executie daarvan) dient te worden geschorst. De enkele omstandigheid dat het vonnis in de visie van [X.] zowel in conventie als in reconventie onjuist is, is daartoe onvoldoende. Gesteld noch gebleken is dat na de uitspraak van het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis bij [X.] een noodtoestand doet ontstaan waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet zou kunnen worden aanvaard of dat het vonnis kennelijk (op het eerste gezicht kenbaar) op een juridische of feitelijke misslag berust. Een afweging van de wederzijdse belangen van partijen valt in de gegeven omstandigheden derhalve niet in het voordeel van [X.] uit.
4.6. Gelet op het hiervoor overwogene moet de vordering in het incident worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [X.] in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt [X.] in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van MDB worden begroot op € 1.158,- ter zake van salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 17 augustus 2010 voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Fikkers en Venhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 juli 2010.