4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.2.1. De heer [appellant] heeft bij schriftelijke overeenkomst van 31 mei 2000 activa, goodwill en statutaire naam gekocht van [Y.] Dakbedekking en Installatietechniek B.V. voor een bedrag van ƒ 575.000,--, exclusief btw. De levering heeft eveneens op 31 mei 2000 plaatsgevonden. In de overeenkomst is opgenomen dat koper een besloten vennootschap onder de naam van verkoper zal oprichten en dat koper handelt namens de op te richten vennootschap. De verkopende partij heeft haar statutaire naam gewijzigd in Sano B.V., hierna Sano.
De koper heeft na oprichting van de besloten vennootschap de statutaire naam [Y.] Dakbedekking en Installatietechniek B.V. twee maal gewijzigd, eerst in [appellant] Dakbedekking en Installatietechniek B.V. en vervolgens in Installatiebedrijf B & D B.V..
4.2.2. In de koopovereenkomst van 31 mei 2000 zijn in de artikelen 7 en 9 garantie- en vrijwaringsverplichtingen voor Sano opgenomen. Over deze verplichtingen is tussen [appellant] en Sano een geschil gerezen.
4.2.3. Bij brief van 8 januari 2001 heeft [appellant] jegens Sano geklaagd over het niet-nakomen van de garantieverplichtingen.
4.2.4. Op 29 januari 2002 heeft [appellant] contact opgenomen met SR met het verzoek om rechtsbijstand in het kader van de met SR afgesloten rechtsbijstandsverzekering.
4.2.5. Bij brief van 30 januari 2002 en herinneringsbrieven van 12 februari 2002 en 6 maart 2002 heeft mr. Speelman namens SR verzocht om nadere informatie.
4.2.6. Bij brief van 7 maart 2002 heeft [appellant] SR nader geïnformeerd. Onderaan deze brief is vermeld dat als bijlage een kopie van de koopovereenkomst wordt meegezonden (productie 1 inleidende dagvaarding).
4.2.7. Op 22 april 2002 heeft mr. Speelman [appellant] bezocht teneinde de zaak te bespreken (vgl. productie 5 inleidende dagvaarding).
4.2.8. Bij brief van 12 juli 2002 heeft mr. Speelman [appellant] herinnerd aan het gesprek van 14 mei 2002 en verzoekt hij een gespecificeerde opgave van de door [appellant] geleden schade waarna zal worden bekeken of en welke claim ten laste van Sano kan worden ingesteld. Tevens heeft mr. Speelman geschreven dat hij er van uitgaat dat indien hij half augustus niets meer van [appellant] heeft vernomen, [appellant] geen behoefte meer heeft aan rechtsbijstand (productie 4 conclusie van antwoord).
4.2.9. Omdat SR niets meer van [appellant] vernam heeft zij het dossier in augustus 2002 gesloten.
4.2.10. Op 7 oktober 2003 heeft [appellant] opnieuw contact opgenomen met SR met het verzoek om rechtsbijstand. Het dossier is daarop heropend.
4.2.11. Bij brief van 21 oktober 2003 heeft mr. Speelman aan [appellant] geschreven dat tussen hen is afgesproken dat [appellant] een volledig overzicht van de door haar geleden schade zou opstellen waarna mr. Speelman zou bezien of de zaak aan een advocaat zou worden voorgelegd. Voorts schrijft mr. Speelman dat van belang is op welke wijze [appellant] Sano heeft aangesproken en dat mr. Speelman een aangetekende brief waarin Sano wordt gesommeerd tot nakoming niet heeft aangetroffen (productie 5 conclusie van antwoord).
4.2.12. Bij brief van 18 november 2003 heeft mr. Speelman [appellant] herinnerd aan hun gesprek van 7 oktober 2003 en de brief van 21 oktober 2003 gevraagd of nog behoefte bestaat aan rechtsbijstand.
4.2.13. Bij brief van 3 december 2003 heeft [appellant] mr. Speelman nader geïnformeerd over de ‘garantiegevallen’ die Sano niet wil oplossen (productie 7 conclusie van antwoord).
4.2.14. Bij brief van 26 januari 2004 (productie 3 inleidende dagvaarding) heeft mr. Speelman [appellant] onder meer als volgt bericht:
“Ingebrekestellingen en schriftelijke verzoeken
Tijdens ons gesprek in mei 2002 sprak ik al met u over de wijze waarop u de heer [Y.] al dan niet in gebreke heeft gesteld. U gaf aan dat u dat tot dan eigenlijk nooit heel expliciet had gedaan, maar wel per fax had gecommuniceerd. Bewijs hiervan ontbreekt echter. Ik adviseerde u om in ieder geval vanaf dat moment de heer [Y.] schriftelijk te benaderen zodra er zich weer problemen zouden voordoen. Gegevens hiervan trof ik niet aan bij uw brief, zodat ik ervan uitga dat verdere schriftelijke correspondentie niet aanwezig is. Juridisch levert dat mogelijk een groot bewijstechnisch probleem op indien [Y.] mocht bestrijden door u aansprakelijk te zijn gesteld of op de hoogte te zijn gesteld van alle door u vermelde klachten.”
4.2.15. Na verdere brieven van mr. Speelman aan [appellant] van 12 februari 2004 (met een voorstel tot aanpak van de zaak), 3 maart 2004, 22 april 2004 en 10 mei 2004 (met aankondiging het dossier te zullen sluiten indien SR geen bericht van [appellant] zou ontvangen) heeft SR het dossier eind mei 2004 wederom gesloten.
4.2.16. [appellant] heeft Sano bij dagvaarding van 6 april 2005 in rechte betrokken voor de rechtbank Arnhem en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Sano jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten door het niet-nakomen van de garantie- en vrijwaringsverplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst met veroordeling van Sano tot betaling van de door [appellant] als gevolg van die niet-nakoming geleden schade, op te maken bij staat, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten. Sano heeft zich in die procedure beroepen op verjaring ex art. 7:23 lid 2 BW.
4.2.17. De rechtbank Arnhem heeft bij vonnis van 25 januari 2006 het beroep op verjaring gehonoreerd en de vorderingen van [appellant] afgewezen.
4.2.18. Het Hof Arnhem heeft bij arrest van 14 november 2006 het vonnis van de rechtbank Arnhem bekrachtigd.