4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [X.], geboren op [geboortedatum] 1951, is op 1 augustus 1979 in loondienst gekomen van één van de rechtsvoorgangers van Brameco.Zon. Sinds 1980 was hij titulair directeur. [X.] vormde samen met [Y.] sedert de datum van de fusie tussen Brameco en de Landbouw-coöperatie Zuid Oost Nederland op 1 januari 2000 de directie van Brameco.Zon. De arbeidsovereenkomst van [X.] is door de kantonrechter per 1 augustus 2005 ontbonden. De arbeidsovereenkomst van [Y.] is door de kantonrechter per 1 april 2005 ontbonden. Voor [Y.] en [X.] geldt, dat na de fusie geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met Brameco.Zon is opgemaakt.
b. Voor alle werknemers van Brameco.Zon gold een collectieve pensioenregeling, gebaseerd op een eindloonregeling met ingang van de 65-jarige leeftijd. Deze is per 1 januari 2002 gewijzigd in een middelloonregeling (met indexering). De van toepassing zijnde pensioen-reglementen van 3 maart 2003, in werking getreden op 1 januari 2002, en 21 oktober 2004, in werking getreden op 1 januari 2003, zijn overgelegd (prod. 1a en 1b inl dagv).
c. Voor [X.] en [Y.] gold als directie een pensioenregeling op basis van een eindloonregeling met een levenslang ouderdomspensioen (LOP) met een afwijkende pensioenleeftijd met ingang van de 60-jarige leeftijd alsmede een tijdelijke ouderdomspensioenregeling (TOP) op basis van een eindloonregeling van 60 tot 65 jaar ter compensatie van het gemis aan een AOW-uitkering in die periode; deze regelingen worden door partijen aangeduid als de “directiepensioenregeling”. Ter gelegenheid van de pleidooien is gebleken dat er geen schriftelijk directiepensioenreglement is.
d. Verder gold voor [X.] en [Y.] een bij de Stichting Molenaarspensioenfonds verzekerde Flexibele Uittredingsregeling (hierna: FUR-regeling), die een uittredingsleeftijd van 62,5 jaar kende. Per 1 januari 2003 is de FUR-regeling omgezet in een prepensioenregeling met een ingangsdatum voor het prepensioen van 62,5 jaar.
e. De pensioenregeling van de werknemers van Brameco.Zon is verzekerd bij Interpolis. De heer [Z.], senior-accountmanager bij Interpolis, was het aanspreekpunt voor de directie van Brameco.Zon ten aanzien van de wijziging van de pensioenregeling en een eindloonregeling naar een geïndexeerde middelloonregeling.
f. Voorafgaand aan de wijziging van de collectieve pensioenregeling is bij Brameco.Zon een commissie in het leven geroepen om de wijziging van de pensioenregeling te realiseren. Deze commissie bestond uit [Y.], de heer [A.] (destijds voorzitter van de Ondernemingsraad (hierna: OR) en de heer [B.] (destijds hoofd van de financiële afdeling). Er zijn vergaderingen met de commissie en de OR geweest, waarbij ook [X.] meerdere keren aanwezig is geweest.
g. Bij brief van 23 april 2002 (prod. 23 cva) heeft [Y.] aan de OR (t.a.v. [A.]) onder meer het volgende geschreven: “Geachte heer/mevrouw, Bedankt voor de snelle reactie op de voorgestelde pensioenregeling voor het voltallige personeel van Brameco.Zon. De directie is blij met de acceptatie van de nieuwe pensioenregeling door de O.R. Ook de gestelde voorwaarden zijn voor de directie acceptabel. (…)”.
h. [Y.] heeft bij e-mailbericht van 11 maart 2003 aan [Z.] van Interpolis bericht (onderdeel van prod. 14 inl dagv):
“[Z.], Zoals ik jou eind vorig jaar reeds telefonisch heb gemeld geldt de middelloonregeling ook voor de directie. (…)”
i. Tussen [Y.] en Brameco.Zon ([Y.] tekende namens Brameco.Zon) is op 7 januari 2004 een Aanvullende Arbeidsovereenkomst gesloten, waarin het volgende is opgenomen (onderdeel van prod. 14 inl dagv):
“1. De pensioenpremie van de pensioenregeling wordt betaald door werkgever en werknemer volgens de verdeling zoals geregeld in de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Graanbe- en verwerkende bedrijven.
2. De pensioenregeling is conform de C.A.O.-regeling en momenteel gebaseerd op het geïndexeerde middelloonprincipe.
(…).”
Een dergelijke overeenkomst is aan alle werknemers gezonden, waaronder [X.]. [X.] heeft - anders dan de overige werknemers - deze overeenkomst niet getekend.
j. De heer [A.] voornoemd heeft een schriftelijke verklaring d.d. 15 april 2008 afgelegd, waarin onder meer het volgende is vermeld (prod. 20 cva):
“a. In verband met kostenbesparingen, die als gevolg van marktontwikkelingen binnen Brameco.Zon dienden plaats te vinden, zijn binnen Brameco.Zon voorstellen gerezen om de kostbare eindloonregeling om te zetten in een voor de werkgever minder kostbare middelloonregeling.
b. Vanaf 1 januari 2002 is, met terugwerkende kracht, voor alle werknemers van Brameco.Zon die vanaf die datum werkzaam waren bij Brameco.Zon en deelnemer waren in de eindloonregeling, de nieuwe geïndexeerde middelloonregeling gaan gelden.
(…)
d. In bovengenoemde commissie is ten allen tijde ter sprake geweest dat de regelingswijziging voor iedere werknemer zou gaan gelden, de directieleden niet uitgezonderd. Dit is ook expliciet door de heer [Y.] uitgesproken.
e. De regelingswijziging is binnen de Ondernemingsraad uitgebreid besproken en voor de Ondernemingsraad was het geheel helder (mede gebaseerd op de mededelingen van de heer [Y.] zelf) dat de regelingswijziging ook voor de twee directieleden zou gaan gelden. (….).”
k. De heer [Z.] voornoemd heeft een schriftelijke verklaring d.d. 15 april 2008 afgelegd, waarin onder meer het volgende is vermeld (prod. 19 cva):
“b. De wijziging van de pensioenregeling van eindloon naar middelloon bij Brameco.Zon diende voor alle werknemers die deelnamen in de collectieve regeling plaats te vinden. De administratieve verwerking heeft wegens onduidelijkheid omtrent de bestemming van de VUT-regeling, enige vertraging opgelopen.
c. De (administratieve) omzetting is echter in 2004 met terugwerkende kracht per 1 januari 2002 gerealiseerd, behalve voor de twee directieleden van Brameco.Zon, te weten de heer [X.] en de heer [Y.]. De reden dat de omzetting voor deze twee werknemers in 2004 nog niet had plaatsgevonden was gelegen in het feit dat voor de heren een afwijking van de collectieve pensioenregeling bestond. De heren konden uittreden met 60 jaar in plaats van 65 jaar in de oude regeling. Er diende nog besproken te worden hoe deze afwijking van de collectieve regeling in de nieuwe regeling diende door te werken.
d. Op de beantwoording van de vraag of de twee directieleden, evenals de overige werknemers van Brameco.Zon, van de eindloonregeling dienden over te gaan naar een middelloonregeling, kan mijns inziens geen onduidelijkheid bestaan. De heer [Y.] heeft mij diverse keren (reeds eind 2002) kenbaar gemaakt dat de wijziging ook voor de directie diende plaats te vinden. De exacte invulling diende echter nog uitgewerkt te worden.
e. In november 2004 heeft de heer [Y.] contact opgenomen om een afspraak te maken om de omzetting ook voor de directie op korte termijn te realiseren. Kort daarop raakten de twee directieleden met Brameco.Zon in het ongerede en is de afspraak nimmer meer ingepland. “
l. De kantonrechter heeft bij vonnis waarvan beroep geoordeeld dat de middelloonregeling ook van toepassing is op het directiepensioen van [Y.] en [X.]. De kantonrechter heeft de pensioenleeftijd van [Y.] en [X.] vastgesteld op 60 jaar, omdat de pogingen die Brameco.Zon heeft ondernomen om daarin wijziging aan te brengen niet tot overeenstemming hebben geleid.
Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat de door [Y.] namens de directie gedane mededelingen erop wijzen dat middelloonregeling voor eenieder werkzaam bij Brameco.Zon toepasselijk was en derhalve ook voor de directie.
De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat de door Brameco.Zon aan [Y.] toegezegde directiepensioenregeling, inhoudend een levenslang ouderdomspensioen vanaf de leeftijd 60 en een tijdelijk ouderdomspensioen van 60 tot 65 jaar, wordt voortgezet op basis van middelloon.
Met betrekking tot [X.] moet worden aangenomen dat de kantonrechter in het dictum met “wijst af het meer of anders gevorderde” de vorderingen van [X.] integraal heeft afgewezen.