Parketnummer : 20-002719-09
Uitspraak : 18 februari 2011
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 juli 2009 in de strafzaak met parketnummer
01-885064-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1951],
wonende te [woonplaats], [adres].
De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de beslissing van de eerste rechter zal bevestigen.
Door en namens veroordeelde is bepleit dat het wederechtelijk verkregen voordeel op een aanzienlijk lager bedrag moet worden geschat dan de eerste rechter heeft gedaan.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter te ’s-Hertogenbosch van 27 maart 2008 (parketnummer 01-885064-07) veroordeeld tot straf ter zake van:
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd in de periode van 20 april 2006 tot en met 2 januari 2007.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja, in hoeverre veroordeelde hieruit wederrechtelijk gekregen voordeel heeft verkregen in de zin van dat artikel.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat in de onderhavige zaak het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op een bedrag van EUR 42.742,50. Dit vindt zijn grondslag in het rapport van de Politieregio Brabant-Noord d.d. 15 februari 2008 onder nummer 27-064191. De berekeningen in dit rapport gaan uit van de verklaring van de veroordeelde bij de politie dat hij drie maal 225 hennepstekken heeft gekocht. Voor het overige is bij de berekening niet gelet op de inhoud van de verklaring van de veroordeelde of ander bewijs, maar is de berekening volledig gebaseerd op de in het BOOM-rapport genoemde normen.
Het hof is evenwel van oordeel dat bij de berekening zoveel mogelijk moet worden uitgegaan van de tijdens het onderzoek ter terechtzitting bekend geworden werkelijke gegevens.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken dat door de politie nagenoeg geen onderzoek is verricht in de onderhavige zaak.
Voorts is de hennepkwekerij niet door de politie aangetroffen en ontmanteld waardoor niet bekend is geworden hoeveel planten de veroordeelde per vierkante meter heeft gekweekt, wat voor verlichting boven de planten was aangebracht en of, en zo ja in welke mate, stof en kalkresten aanwezig waren in de hennepkwekerij.
Ook is niet bekend geworden of in de woning van veroordeelde gaten aanwezig waren voor bijvoorbeeld het doorlaten van flexibele slangen van een afzuigingsinstallatie.
Ook zijn geen gegevens bekend geworden over het elektriciteitsgebruik, bijvoorbeeld dat de veroordeelde in de bewezen verklaarde periode een bijzonder hoge elektriciteitsrekening had of op illegale wijze stroom heeft afgenomen.
Aldus heeft het hof heeft uit de wettige bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn gekomen, niet de indicatie verkregen dat veroordeelde uit meer dan twee hennepoogsten voordeel heeft genoten, dan wel dat hij hennep heeft gekweekt op de wijze waar de in het BOOM-rapport genoemde normen vanuit gaan.
Het hof acht niet aannemelijk dat de veroordeelde een voordeel heeft genoten in de orde van grootte van het door de politie berekende bedrag.
Het hof heeft hierbij tevens acht geslagen op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de aangeschafte plantjes heeft gekweekt op een (veel) kleiner dan gebruikelijk oppervlak en onder het licht van enkele gewone TL-lampen waardoor de planten veel kleiner (dan gebruikelijk) bleven en er derhalve ook veel minder dan gebruikelijk is geoogst. Deze verklaring van verdachte vindt enige steun in de door de verdediging overlegde elektriciteitsnota’s waaruit naar voren komt dat er geen sprake is geweest van een hoger dan gebruikelijk energieverbruik.
Het hof ontleent aan de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormeld feit een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten en dat dit voordeel moet worden geschat op EUR 2.000,00.
Het hof heeft het genoten voordeel gebaseerd op de verklaring die de veroordeelde op
2 januari 2007 bij de politie heeft afgelegd. Bij die gelegenheid heeft de veroordeelde - zakelijk weergegeven - immers verklaard dat hij twee maal een hennepoogst heeft gehad van 300 gram per oogst en dat hij ruim EUR 1.000,00 per oogst heeft ontvangen.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door de veroordeelde naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten.
Uit de verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof evenwel af dat de door hem genoemde opbrengst van EUR 2.000,00 een netto bedrag betreft, waarop derhalve de kosten reeds in mindering zijn gebracht.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof is, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde thans, of op enig moment alsnog, niet in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen, mede gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 76 juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl het Openbaar Ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van EUR 2.000,00 (tweeduizend euro).
Legt de veroordeelde ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.000,00 (tweeduizend euro).
Aldus gewezen door
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. A.J.T.M. Franken- van Zinnicq Bergmann,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 18 februari 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J.T.M. Franken- van Zinnicq Bergmann is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.