ECLI:NL:GHSHE:2011:BP5809

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.076.302
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Teeffelen
  • A. Koens
  • C. Pellis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van de moeder met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor haar verhuizing met de minderjarige kinderen naar [plaatsnaam 2.]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.A. Knopper, was in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 september 2010, waarin haar verzoeken waren afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Heuvel, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder, stellende dat de verhuizing de onderlinge contacten met de kinderen ernstig zou beperken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2011 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door mevrouw E.A.P. van den Dam. De moeder voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de verhuizing de omgang met de vader zou belemmeren. Zij stelde dat de kinderen voornamelijk bij haar verblijven en dat de verhuizing naar [plaatsnaam 2.] in hun belang zou zijn, gezien de onregelmatige woonsituatie.

De vader daarentegen betoogde dat de verhuizing de kwaliteit van de contacten met de kinderen zou aantasten en dat de huidige omgangsregeling in het belang van de kinderen was. Het hof oordeelde dat het belang van de kinderen zwaarder weegt dan het belang van de moeder om te verhuizen. Het hof concludeerde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de huidige zorg- en opvoedingsregeling in het belang van de kinderen diende te worden voortgezet. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de rechtbank, waarmee de verzoeken van de moeder werden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 23 februari 2011
Zaaknummer: HV 200.076.302/01
Zaaknummer eerste aanleg: 217120 / FA RK 10-4755
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. Knopper,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.A. van den Heuvel.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 september 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 oktober 2010, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, opnieuw rechtdoende, alsnog vervangende toestemming te verlenen om de hierna te noemen minderjarige kinderen van partijen in te schrijven in de gemeente [gemeentenaam] en aldaar met haar woonachtig te zijn, alsmede vervangende toestemming te verlenen om de kinderen te mogen inschrijven en plaatsen op een basisschool in [vestigingsplaats].
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 13 december 2010, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen als zijnde ongegrond en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 januari 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.A. Knopper;
- de vader, bijgestaan door mr. F.A. van den Heuvel;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw E.A.P. van den Dam.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 1 september 2010;
- de brief van de raad d.d. 14 december 2010.
2.5. De brief met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 7 januari 2011 is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn.
De moeder heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat deze brief kort en eenvoudig te doorgronden is, heeft het hof beslist dat deze brief wordt toegelaten.
3. De beoordeling
3.1. Partijen zijn op 24 augustus 2001 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [Kind 1.], op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats];
- [Kind 2.], op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats].
3.2. Bij beschikking van 24 april 2009 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 25 mei 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3. Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en de regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken vastgesteld zoals partijen zijn overeengekomen in het ouderschapsplan, onder verwijzing naar de aangehechte kopie van voormeld ouderschapsplan.
3.4. Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder, vervangende toestemming te verlenen de minderjarige kinderen van partijen in te schrijven in de gemeente (gemeentenaam] en aldaar met de moeder woonachtig te mogen zijn alsmede vervangende toestemming te verlenen om de kinderen te mogen inschrijven en te plaatsen op een basisschool in [plaatsnaam 2.], afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de kinderen om de vigerende contactregeling met hun vader ongestoord voort te zetten, zwaarder dient te wegen dan het belang van de moeder om te mogen verhuizen.
3.5. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6. De moeder voert, kort samengevat, aan dat ten onrechte door de rechtbank is vastgesteld dat de onderlinge contacten tussen de vader en de kinderen ernstig zouden worden beperkt door een eventuele verhuizing van haar. De verwachting dat de kinderen onevenredig veel tijd in de auto zouden moeten doorbrengen en er geen gelegenheid meer zou zijn te lunchen met de kinderen, acht de moeder onwaarschijnlijk. Zij stelt zich hierbij op het standpunt dat contact tijdens het halen en brengen van [plaatsnaam 1.] naar [plaatsnaam 2.] en terug niet beperkend is voor de omgang van de vader met de kinderen. Verder stelt de moeder dat de vader in de achterliggende periode de kinderen regelmatig op dinsdag en donderdag heeft laten overblijven op de huidige basisschool in [plaatsnaam 1.]. De moeder ziet een dergelijke inperking van eventuele lunchmomenten dan ook niet als een gegronde reden om de verhuizing geen doorgang te laten plaatsvinden.
Ten aanzien van de door de moeder onbetwiste mondelinge afspraak om zich met een eventuele toekomstige partner in de omgeving van [plaatsnaam 1.] te vestigen ten behoeve van de kinderen, stelt zij dat deze toezegging is gedaan in een emotionele staat; in haar ogen was deze afspraak toendertijd reëel maar zij is gelet op de huidige ontwikkelingen na twee jaar geen reëel uitgangspunt meer. De moeder stelt dat het praktisch en economisch gezien beter is als zij zich vestigt in [plaatsnaam 2.] tezamen met haar huidige partner. De moeder acht dit in het belang van de kinderen gelet op het feit dat er op dit moment sprake is van drie woningen van zowel de vader, de moeder als de huidige partner van de moeder, de kinderen continu van hot naar her worden gesleept en er geen sprake is van enige regelmaat. Aangezien de kinderen voor het grootste gedeelte (zes en een halve dag) bij de moeder verblijven, acht zij het in het belang van de kinderen dat zij dan ook met haar meeverhuizen en zich zullen vestigen in [plaatsnaam 2.].
De moeder stelt tenslotte dat de rechtbank er ten onrechte vanuit gaat, dat er door de verhuizing geen sprake meer kan zijn van een ongestoorde voortzetting van de contactregeling tussen de vader en de kinderen. Momenteel heeft de vader, wanneer de omgangsregeling plaatsvindt op doordeweekse dagen, eveneens minder contact dan wanneer de omgangsregeling in het weekend zou plaatsvinden.
3.7. De vader voert, kort samengevat, aan dat de rechtbank juist geoordeeld heeft dat de onderlinge contacten tussen de vader en de kinderen ernstig zouden worden beperkt door een eventuele verhuizing van de moeder. De inbreuk op het contact tussen de vader en de kinderen gaat veel verder dan de ritjes van en naar school. Het gaat ook om de autoritten voor spelen met vriendjes, uitoefenen van hobby’s enzovoorts. Met de kinderen dagelijks verschillende keren 40 minuten in de auto zitten is geen pretje voor de kinderen en is geen quality time voor (tussen) de vader en de kinderen. Na school moeten de kinderen gauw thuis kunnen zijn of bij een vriendje kunnen spelen om te ontspannen. De vader stelt zich verder op het standpunt dat de rechtbank terecht rekening heeft gehouden met de door de moeder onbetwiste afspraak. De afspraak is op haar initiatief nog niet zo lang geleden gemaakt in het belang van de kinderen. Wanneer de kinderen ouder zijn kunnen zij zich zelf gemakkelijk tussen beide ouders begeven. Verder stelt de vader dat de nieuwe partner van de moeder ook naar [plaatsnaam 1.] kan verhuizen om zich daar met de moeder als gezin te vestigen. Daarbij heeft de vader zich bij het samenwonen met zijn nieuwe partner ook gehouden aan deze onderlinge afspraak. Aangezien de vader voor zijn kinderen heeft gekozen zijn ze in [plaatsnaam 1.] gaan wonen. Volgens de vader prevaleert het belang van de kinderen en niet het levensgeluk van de moeder en haar nieuwe partner. De vader stelt tenslotte zich op het standpunt dat er door de verhuizing van de moeder en de kinderen inbreuk wordt gemaakt op zijn contactregeling met de kinderen. Op de zitting van 1 september 2010 is gesproken over een mogelijke wijziging van de contactregeling om alsnog een verhuizing mogelijk te maken, maar gezien de onregelmatige werkzaamheden van de vader is een andere contactregeling van dezelfde of vergelijkbare kwaliteit niet mogelijk.
De voortzetting van de ongestoorde contactregeling tussen de vader en de kinderen moet prevaleren, nu de verhuizing in het belang van de moeder is, maar niet in het belang van de kinderen. Voor een contactregeling zoals die tussen partijen is overeengekomen en die ook goed loopt, is het noodzakelijk dat partijen bij elkaar in de buurt wonen.
3.8. De Raad heeft ter zitting aangegeven dat moeder kiest voor haar nieuwe partner en diens kinderen, maar niet kijkt naar de situatie van vader en de kinderen. Rust is voor de kinderen belangrijk en het is in het belang van de kinderen dat de ouders dicht bij elkaar wonen. De kinderen zijn vijf en zeven jaar oud. Jarenlang heen en weer rijden is lastig gelet op vriendjes en hobby’s van de kinderen. De Raad adviseert dan ook de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.9. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
3.10. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting komt het hof tot het oordeel dat het verlenen van vervangende toestemming aan de moeder om met de kinderen naar [plaatsnaam 2.] te verhuizen niet in hun belang is.
Het hof stelt voorop dat de moeder het recht en belang heeft om te verhuizen en de vrijheid heeft om haar leven opnieuw in te richten, maar dat het belang van de kinderen als uitgangspunt en in het algemeen genomen zwaarder dient te wegen dan het belang van de moeder.
Het hof stelt voorop dat het hoofdverblijf van de kinderen bij moeder in [plaatsnaam 1.] is en dat het zwaartepunt van hun leven zich afspeelt in de omgeving van [plaatsnaam 1.]. De verdere familie woont daar ook en de moeder is er werkzaam.
Vaststaat dat partijen ten tijde van de echtscheiding in het belang van de kinderen zijn overeengekomen dat zij in de buurt van [plaatsnaam 1.] zouden blijven wonen. De vader heeft zich gehouden aan deze afspraak door met zijn nieuwe partner in de omgeving van [plaatsnaam 1.] te gaan wonen. Naar het oordeel van het hof mag van de moeder verwacht worden dat zij ook deze afspraak nakomt, mede gelet op de bijzondere zorg- en opvoedingsregeling. Deze regeling is recent afgesproken in het belang van de kinderen, waarbij rekening is gehouden met het werkschema van de vader.
De vader werkt in ploegendienst en het hof is gebleken dat het hierdoor niet mogelijk is de bestaande zorg- en opvoedingsregeling niet ingrijpend te wijzigen bij (voor) een eventuele verhuizing van de moeder.
Voorts is het hof van oordeel dat door een eventuele verhuizing de kinderen de intensieve contacten met de vader zullen kwijtraken doordat hun (sociale) leven zich naar verwachting steeds meer zal gaan afspelen in [plaatsnaam 2.]. De kwaliteit van de contacten met de kinderen zal voor de vader minder worden doordat hij met de auto veel heen en weer zal moeten rijden tussen beide woonplaatsen.
Verder is het hof van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing naar [plaatsnaam 2.] strikt noodzakelijk is. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat haar nieuwe partner gebonden is aan zijn woonplaats en dat haar niets anders rest dan een verhuizing naar [plaatsnaam 2.]. Dat moeder wil verhuizen lijkt meer voort te komen uit de wens van haar nieuwe partner, dan dat haar het belang van de kinderen voor ogen staat.
Alle bovenstaande omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof de belangen van de kinderen en de vader bij voortzetting van de huidige zorg- en opvoedingsregeling zwaarder wegen dan het belang van de moeder om te verhuizen naar [plaatsnaam 2.]. Het hof zal derhalve de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 september 2010;
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Teeffelen, Koens en Pellis en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.