ECLI:NL:GHSHE:2011:BP6700
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Pellis
- A. Pouw
- J. Veldman
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling en de hardheidsclausule in het faillissementsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [X.] voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling. [X.] had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank, dat was afgewezen op basis van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat [X.] een deel van zijn schulden niet te goeder trouw had laten ontstaan, onder andere door een schuld aan het CJIB en meerdere schulden bij energiemaatschappijen, die voortvloeiden uit illegale hennepkwekerijen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2011 heeft [X.] zijn situatie toegelicht. Hij stelde dat hij inmiddels zijn schuld aan het CJIB had voldaan en dat hij in staat was om zijn reguliere schulden te voldoen. [X.] voerde aan dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle had gekregen, onder andere door een verbroken relatie en de intentie om een reïntegratietraject te starten. Het hof heeft echter geoordeeld dat [X.] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan van zijn schulden onder controle heeft gekregen.
Het hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de discretionaire bevoegdheid van de rechter bij de toepassing van artikel 288 lid 3 Fw een belangrijke rol speelt. Ondanks de erkenning van [X.] dat een deel van zijn schulden niet te goeder trouw is ontstaan, heeft het hof geen redenen gevonden om af te wijken van de eerdere beslissing van de rechtbank. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, waarmee de aanvraag van [X.] voor de schuldsaneringsregeling werd afgewezen.