ECLI:NL:GHSHE:2011:BP6704

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.076.386
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Pouw
  • A. Pellis
  • J. Veldman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeoordeling van de schuldsaneringsregeling en de inspanningsverplichting van de schuldenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van appellante [X.]. De zaak betreft de beoordeling van de nakoming van de informatie- en inspanningsverplichtingen door [X.] in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Roermond had eerder geoordeeld dat [X.] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van deze verplichtingen, wat leidde tot de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2011 heeft [X.] verklaard dat zij zich heeft ingespannen om werk te vinden, maar dat haar medische beperkingen en de slechte beheersing van de Nederlandse taal haar belemmeren. De bewindvoerder heeft echter aangevoerd dat de sollicitaties van [X.] niet voldeden aan de minimale vereisten en dat zij herhaaldelijk op dezelfde vacatures heeft gesolliciteerd. Het hof heeft vastgesteld dat [X.] niet voldoende heeft gedaan om aan haar verplichtingen te voldoen en dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de verlenging van de schuldsaneringsregeling.

Het hof concludeert dat [X.] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. De tekortkomingen zijn aan [X.] verwijtbaar, en het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de schuldsaneringsregeling tussentijds is beëindigd. Dit betekent dat [X.] geen schone lei heeft verworven en dat de schuldsaneringsregeling niet kan worden voortgezet. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om zich actief in te spannen voor het vinden van werk, zelfs bij medische beperkingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 1 maart 2011
Zaaknummer: HV 200.076.386/01
Zaaknummer eerste aanleg: 07/166 R
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. D. Strijbosch.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Roermond van 27 oktober 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 november 2010, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de schuld-saneringsregeling ten aanzien van [X.] te continueren.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door mr. Strijbosch;
- mevrouw E.M. van Ooijen, hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 21 oktober 2010;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 11 november 2010;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [X.] d.d. 10 februari 2011;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 10 februari 2011;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 15 februari 2011.
3. De beoordeling
3.1. Bij vonnis van de rechtbank Roermond van 25 april 2007 is ten aanzien van [X.] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2. Bij vonnis van de rechtbank Roermond van 5 augustus 2009 is de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] tussentijds beëindigd.
3.3. Bij arrest van 25 november 2009 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch voormeld vonnis van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] alsnog wordt voortgezet en verlengd met een extra termijn van twee jaren, derhalve tot 25 april 2012.
3.4. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft verstaan dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw.
3.5. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6. [X.] heeft in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
[X.] ontkent dat zij na het arrest van het hof van 25 november 2009 haar informatie- en inspanningsverplichting niet, althans onvoldoende, zou zijn nagekomen. Ter zitting in hoger beroep heeft [X.] - desgevraagd - verklaard dat zij op de hoogte is van de inhoud van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
[X.] stelt dat zij in een eerdere fase van de schuldsaneringsregeling sollicitatiebrieven heeft geschreven, doch toen werd opgemerkt dat dit niet goed, althans onvoldoende was. Met de bewindvoerder werd afgesproken dat zij zich beter kon laten inschrijven bij een aantal uitzend- en arbeidsbureaus alsook het CWI, zodat [X.] daar ter plekke met de medewerkers actief kon zoeken naar vacatures en vanuit daar kon solliciteren. Dit is in samenspraak en overleg met de bewindvoerder gedaan; nu wordt [X.] echter tegengeworpen dat ook dit onvoldoende is.
[X.] voert aan dat zij voldoet aan de inspanningverplichting, maar dat zij - mede gezien haar medische beperkingen en door het dragen van een hoofddoek - nog geen baan heeft gevonden. De rechtbank heeft onvoldoende rekening gehouden met haar zwakke gezondheid. [X.] stelt suikerziekte, nier- en rugklachten te hebben. Uit een eerdere rapportage van de verzekeringsarts d.d. 19 maart 2010 is gebleken dat [X.] aangewezen is op overwegend zittend werk en dat zij maar beperkt fysieke arbeid kan verrichten. Ter zitting in hoger beroep heeft [X.] erkend dat zij ondanks haar beperkingen volledig arbeidsgeschikt is. [X.] stelt dat zij de “lagere functies” niet kan verrichten in verband met voornoemde beperkingen en zittende functies veelal kantoorbanen zijn waarbij ervaring en een goede beheersing van de Nederlandse taal een vereiste zijn. [X.] is van mening dat zij aan beide criteria niet voldoet. Ter zitting van het hof heeft [X.] voorts verklaard dat er met betrekking tot de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsverplichting geen sprake is van onwil, maar van onmacht.
[X.] stelt voorts dat de slechte bereikbaarheid van en communicatie met de bewindvoerder een groot probleem is. Ter zitting in hoger beroep heeft [X.] verklaard niet alle door de bewindvoerder aan het hof overgelegde stukken te hebben ontvangen.
3.7. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep het volgende aangevoerd.
De bewindvoerder heeft alle aan het hof overgelegde stukken in het verleden eveneens naar [X.] gestuurd. Ten aanzien van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieplicht heeft de bewindvoerder verklaard, gedurende de verlengde looptijd van de schuldsaneringsregeling geen bankafschriften en andere financiële gegevens van [X.] te hebben ontvangen. Voor wat betreft de inspanningsverplichting van [X.] erkent de bewindvoerder sollicitaties van [X.] te hebben ontvangen; deze sollicitaties voldoen echter niet aan de minimale vereisten zoals neergelegd in de Recofarichtlijnen. Bovendien solliciteert [X.] herhaaldelijk op dezelfde vacatures.
De bewindvoerder is van mening dat het hof bij arrest van 25 november 2009 [X.] reeds een laatste kans heeft gegeven om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen.
3.8. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1. Het hof beschouwt de overwegingen van de rechtbank dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen en dat er geen aanleiding is voor toepassing van artikel 354 lid 2 Fw, als een kennelijke misslag, nu de bewindvoerder op 3 september 2010 een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] heeft gedaan. Voorts heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch bij arrest van 25 november 2009 onder meer de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] verlengd met een extra termijn van twee jaren, derhalve tot 25 april 2012, zodat de rechtbank haar oordeel had moeten baseren op artikel 350 Fw. Het hof zal daarom de gedragingen van [X.] beoordelen naar de maatstaf zoals neergelegd in artikel 350 Fw.
3.8.2. Uit het bestreden vonnis volgt dat de rechtbank heeft geoordeeld dat [X.] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en inspanningsverplichting. Het hof dient daarom gelet op het vorenoverwogene en gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw, te beoordelen of er bij [X.], in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of van het door haar doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.8.3. Uit de door de bewindvoerder overgelegde brieven d.d. 6 juli 2010 en 30 juli 2010 en uit het overgelegde proces-verbaal d.d. 19 juni 2008 volgt dat [X.] herhaaldelijk door de bewindvoerder respectievelijk de rechter-commissaris op de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen alsmede op de omvang hiervan is gewezen. Het hof stelt naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting vast dat [X.] nadien evenmin de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie en inspannings-verplichting naar behoren is nagekomen. Ter zitting in hoger beroep heeft [X.] - desgevraagd - verklaard op de hoogte te zijn van de inhoud van de uit de schuldsanerings-regeling voortvloeiende verplichtingen. Ter zitting van het hof en uit de stukken is gebleken dat [X.] bankafschriften en andere van belang zijnde financiële gegevens niet aan de bewindvoerder heeft verstrekt.
3.8.4. Ten aanzien van de inspanningsverplichting overweegt het hof dat uit de rapportage van de verzekeringsarts d.d. 19 maart 2010 volgt dat er sprake is van enige medische beperkingen van [X.], maar dat zij rekening houdende met deze beperkingen, in staat is om reguliere arbeid te verrichten. Het hof is gelet hierop van oordeel dat [X.] volledig arbeidsgeschikt is en dat de uit de schuldsaneringsregeling voorvloeiende inspanningsverplichting onverkort op haar van toepassing is. Het hof overweegt dat wanneer [X.] meent wegens gezondheidsredenen niet aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsverplichting te kunnen voldoen, zij de rechter-commissaris om vrijstelling hiervan dient te verzoeken. Het is het hof niet gebleken dat [X.] de rechter-commissaris om een dergelijke vrijstelling heeft verzocht noch dat zij een dergelijke vrijstelling heeft verkregen.
Het hof is van oordeel dat de door [X.] overgelegde sollicitaties onvoldoende zijn, gelet op de inhoud en omvang van de inspanningsverplichting zoals neergelegd in de Recofaricht-lijnen. [X.] heeft voornamelijk een aantal vacatures dan wel (oncontroleerbare) aantekeningen van door haar verrichtte sollicitaties aan de bewindvoerder overgelegd. De door [X.] recent verrichte reguliere sollicitaties zijn eveneens ontoereikend omdat daarmee niet is voldaan aan het minimale vereiste van vier sollicitaties per maand. Daar komt bij dat [X.] enkele malen niet op bij haar (taal)niveau passende vacatures dan wel herhaaldelijk op dezelfde vacatures heeft gesolliciteerd. De stelling van [X.] dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en zij niet beschikt over werkervaring in Nederland kan niet tot een ander oordeel leiden. De uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieverplichting betreft een inspanningsverplichting en dit betekent derhalve dat [X.] zich moet inspannen om een betaalde baan te verwerven. Van een dergelijke inspanning is het hof, gelet op het vorenstaande, onvoldoende gebleken.
3.8.5. Het hof concludeert dat [X.] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsverplichting en informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Het hof acht deze tekortkomingen aan [X.] verwijtbaar. Hetgeen door [X.] in hoger beroep is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] tussentijds beëindigd dient te worden.
3.9. Het vonnis waarvan beroep zal - met verbetering van de gronden - worden bekrachtigd.
4. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep - met verbetering van de gronden - in die zin, dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] tussentijds is beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw waardoor [X.] geen schone lei heeft verworven.
Dit arrest is gewezen door mrs. Pouw, Pellis en Veldman en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2011.