ECLI:NL:GHSHE:2011:BP6705

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.076.655
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pellis
  • P. Pouw
  • V. Veldman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de schuldsaneringsregeling en de gevolgen voor de schuldeisers

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van [X.] tot de schuldsaneringsregeling. [X.] had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Breda, dat was afgewezen omdat hij onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen. De rechtbank oordeelde dat [X.] niet in staat was om voldoende baten voor de boedel te verwerven, mede door zijn huidige opleidingsniveau en de omstandigheden rondom zijn werkcapaciteit.

In hoger beroep heeft [X.] aangevoerd dat hij een éénjarige opleiding wil volgen, die hem in staat zou stellen om meer inkomsten te genereren. Hij heeft aangegeven dat hij al stageplaatsen heeft gevonden en dat hij gemotiveerd is om te werken aan zijn schulden. Het hof heeft de argumenten van [X.] in overweging genomen en vastgesteld dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling kan nakomen.

Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de schuldeisers is dat [X.] de opleiding kan volgen, omdat dit zijn kansen op een betere financiële situatie vergroot. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de schuldsaneringsregeling voor [X.] van toepassing verklaard voor de duur van vier jaar, tot 1 maart 2015. De griffier van het hof is opgedragen om de rechtbank Breda van deze uitspraak op de hoogte te stellen voor de benoeming van een rechter-commissaris en bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 1 maart 2011
Zaaknummer: HV 200.076.655/01
Zaaknummer eerste aanleg: 218398 FT RK 10.682
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. M. van Alphen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 1 november 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 november 2010, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing zal zijn.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2011.
Bij die gelegenheid is [X.] gehoord, bijgestaan door mr. Van Alphen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 25 oktober 2010;
- de brieven met bijlagen van de advocaat van [X.] d.d. 22 november 2010 en 1 februari 2011.
3. De beoordeling
3.1. [X.] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Uit de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) blijkt een totale schuldenlast van € 19.435,76. Daaronder bevinden zich vier schulden aan de belastingdienst met een totaalbedrag van € 10.816,--, een schuld aan Stichting Mooiland Vitalis ten bedrage van € 2.571,80 en een schuld aan Amphia Ziekenhuis ten bedrage van € 2.232,09. Uit genoemde verklaring blijkt dat het minnelijke traject is mislukt, omdat niet alle schuldeisers akkoord zijn gegaan.
3.2. Bij vonnis waarvan beroep is het verzoek van [X.] afgewezen.
De rechtbank heeft daartoe op de voet van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw overwogen dat [X.] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.3. De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd. Gebleken is dat [X.] gedurende de schuldsaneringsregeling een éénjarige opleiding wil volgen zodat hij na dat jaar meer inkomsten kan genereren. De opleiding houdt in dat [X.] drie dagen per week stage zal lopen en één dag per week naar school zal gaan. Daarnaast is gebleken dat, mede doordat hij een brief van de rechtbank niet goed heeft gelezen, [X.] eenmaal niet ter zitting is verschenen en eenmaal de gevraagde stukken niet heeft meegenomen.
3.4. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. [X.] heeft in het beroepschrift - kort samengevat - aangevoerd, dat uit de door [X.] onjuist gelezen brieven van de rechtbank niet kan worden afgeleid dat hij niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling naar behoren na te komen. Volgens [X.] gaat het om een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Ten aanzien van het genereren van baten voor de boedel voert [X.] aan dat, als gevolg van een aandoening, de arbeidskundige in het kader van de WWB heeft besloten dat [X.] 20 uur per week kan werken. Met de opleiding die [X.] wil volgen zal hij gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling meer inkomsten kunnen genereren nu er volgens [X.] voldoende werk is op het gebied van welzijn. Daarnaast heeft [X.] mogelijk uitzicht op een stageplaats waarvoor hij wellicht zelfs een stagevergoeding zal krijgen, zodat hij ook tijdens het opleidingstraject baten verwerft. [X.] geeft in het beroepschrift aan dat indien de bewindvoerder van mening is dat [X.] direct voor 20 uur per week inkomsten dient te genereren en derhalve zijn opleiding voor de duur van de schuldsaneringsregeling uit dient te stellen, hij hieraan uiteraard gehoor zal geven.
3.4.1. Hieraan heeft [X.] ter zitting - kort samengevat - toegevoegd, dat hij in het kader van de opleiding, reeds twee mogelijke stageplaatsen heeft gevonden waarbij hij een stagevergoeding zou ontvangen. [X.] heeft voorts ter zitting aangegeven dat hij graag voor 20 uur per week wil gaan werken en zeer gemotiveerd is geld te genereren ten behoeve van zijn schuldeisers. [X.] heeft ter terechtzitting aangegeven open te staan voor alternatieven, zoals het volgen van de opleiding na afloop van de schuldsaneringsregeling of, in het geval de éénjarige opleiding gedurende de schuldsaneringsregeling kan worden gevolgd, de looptijd van de schuldsaneringsregeling vast stellen op vier jaar (vgl. artikel 349a, lid 1, Fw).
Tenslotte heeft [X.] aangegeven zeer gebaat te zijn bij de begeleiding door Maatschappelijk Werk Breda in verband met zijn schulden.
3.5. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1. Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw wordt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.5.2. Ter zitting en in het appelschrift heeft [X.] te kennen gegeven meer prioriteit te geven aan het genereren van inkomsten ten behoeve van de schuldeisers dan aan het volgen van een opleiding. [X.] trekt zich de belangen van de schuldeisers aan door zich bereid te verklaren om de opleiding uit te stellen. Gelet evenwel op het huidige opleidingsniveau van [X.] en de in beginsel daaruit voortvloeiende beperkte mogelijkheden om baten voor de boedel te verwerven – zo [X.] er met zijn huidige opleidingsniveau in slaagt om een baan te vinden zal de honorering voor diens werkzaamheden normaliter gesproken niet veel hoger zijn dan bijstandsniveau/het wettelijk minimumloon – acht het hof het in het geval van [X.] in het belang van zijn schuldeisers dat hij de hem voorgenomen éénjarige opleiding met bijbehorende stage gaat volgen aangezien, gelet op hetgeen onder meer tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken, na succesvolle afronding hiervan een gerede kans bestaat dat [X.] een baan vindt waarmee hij gedurende de resterende, vooralsnog met één jaar te verlengen, looptijd van de schuldsaneringsregeling meer inkomen zal verwerven dan thans mogelijk lijkt. Daarbij tekent het hof nog aan dat, zoals ook uit in hoger beroep overgelegde rapportages blijkt, [X.] ambitieus en gemotiveerd is.
Het hof oordeelt verder dat [X.] in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen, mede doordat [X.] thans wekelijks wordt begeleid door Maatschappelijk Werk en deze begeleiding zal voortduren tot het einde van de schuldsaneringsregeling.
3.6. Het hof is op grond hiervan van oordeel dat voldoende aannemelijk is, dat [X.] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Dit betekent dat het vonnis waarvan beroep zal moeten worden vernietigd en dat [X.] dus alsnog kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Teneinde [X.] in staat in te stellen om, met in het kader van de schuldsaneringsregeling als enige doel het verwerven van meer baten voor de boedel dan thans mogelijk lijkt, de door hem beoogde éénjarige opleiding (met bijbehorende stage) te kunnen volgen, zal het hof in het geval van [X.] de termijn van de schuldsaneringsregeling vaststellen op vier jaar. Daarbij tekent het hof nog aan dat, gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen, het voldoende reden heeft om te veronderstellen dat de, nog te benoemen, bewindvoerder het door [X.] volgen van de éénjarige opleiding zal goedkeuren (waarbij de baten van de in het kader van deze opleiding te volgen betaalde stage in beginsel aan de boedel toevallen voor zover althans de vtlb-berekening daartoe op dat moment aanleiding geeft).
3.7. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het verzoek van [X.] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal alsnog worden toegewezen. Nu de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor het eerst in hoger beroep wordt uitgesproken, zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 292 lid 9 Fw.
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart de schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van [X.], wonende aan de [woonadres], te [postcode] [woonplaats] voor de duur van vier jaar, derhalve tot 1 maart 2015;
bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld aan de griffier van de rechtbank Breda kennis geeft van deze uitspraak in verband met de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
Dit arrest is gewezen door mrs. Pellis, Pouw en Veldman en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2011.