ECLI:NL:GHSHE:2011:BP7399
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Brants
- J. Lamers
- A. Bogaerts-Tholen
- Rechtspraak.nl
Co-ouderschap en hoofdverblijfplaats van kinderen na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats van de kinderen van partijen, die in 1992 met elkaar zijn gehuwd en inmiddels zijn gescheiden. De moeder, appellante, verzoekt het hof om de hoofdverblijfplaats van hun zoon [Z.] bij haar vast te stellen, terwijl de vader, geïntimeerde, de huidige regeling wil handhaven. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 januari 2011, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [Z.] bij de vader zou zijn, wat de moeder betwist. Zij stelt dat de inschrijving van [Z.] op het adres van de vader zonder haar instemming heeft plaatsgevonden en dat de belangen van de kinderen niet goed worden gediend door deze regeling. De vader daarentegen betwist de claims van de moeder en stelt dat er een gelijke verdeling van zorg is, waarbij de kinderen evenveel tijd bij beide ouders doorbrengen.
Het hof overweegt dat de communicatie tussen partijen ernstig verstoord is en dat dit de problemen rondom de zorgregeling verergert. Het hof benadrukt het belang van goed overleg en raadt partijen aan om mediation te overwegen om de communicatie te verbeteren. Het hof concludeert dat de moeder onvoldoende feiten heeft aangedragen die aantonen dat het belang van [Z.] in het gedrang komt door de huidige regeling. Daarom bevestigt het hof de beslissing van de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van [Z.] bij de vader te handhaven. De verzoeken van de moeder tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken worden afgewezen, en het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank.