ECLI:NL:GHSHE:2011:BP7426

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.044.831-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Hartog Jager
  • A. Hendriks-Jansen
  • E. Schaafsma-Beversluis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van het besluit tot ontbinding van een rechtspersoon onder twijfelachtige omstandigheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om de herroeping van een besluit tot ontbinding van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y.] Beheer en Belegging B.V. Het hof oordeelde dat het besluit tot ontbinding, dat op 31 december 2005 was genomen, onder twijfelachtige omstandigheden was genomen, waarbij de geestestoestand van de stemmers in het geding was. De curator, J.F.L.A. Bakker-de Nijs, had in hoger beroep verzocht om te verklaren dat het besluit tot ontbinding niet rechtens was genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de geestelijke vermogens van de betrokkenen op het moment van de besluitvorming in twijfel waren getrokken, wat leidde tot de conclusie dat de besluitvorming niet op een behoorlijke wijze had plaatsgevonden. Het hof heeft daarbij ook gekeken naar de relevante juridische bepalingen, zoals artikel 3:34 BW, dat stelt dat een verklaring van wil ontbreekt indien de geestvermogens van de betrokkenen zijn gestoord. De uitspraak van het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank Breda en verklaarde voor recht dat het besluit tot ontbinding van de vennootschap is herroepen. De uitspraak werd gedaan op 8 maart 2011 door de rechters M. den Hartog Jager, A. Hendriks-Jansen en E. Schaafsma-Beversluis.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zevende kamer
Uitspraak: 8 maart 2011
Zaaknummer: HV 200.044.831/01
Zaaknummer eerste aanleg: 515261 OV VERZ 08-5603
in de zaak in hoger beroep van:
J.F.L.A. Bakker-de Nijs,
wonende te [woonplaats],
in haar hoedanigheid van (opvolgend) curator
(voorheen was de hierna te noemen mr. A.J.M. van der Borst curator)
over [X.],
wonende te [woonplaats]
verder te noemen: [X.],
appellante,
advocaat: mr. A.J.M. van der Borst.
als vervolg op de op 13 januari 2010 gegeven tussenbeschikking
5. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
5.1. In de tussenbeschikking is de zaak pro forma aangehouden voor het verstrekken van nadere informatie.
5.2. Het hof heeft de volgende informatie ontvangen:
een brief met zes bijlagen gedateerd 26 april 2010 van mr. Van der Borst;
een brief van mr. Van der Borst d.d. 21 juni 2010;
een brief met zeven bijlagen gedateerd 22 juni 2010 van de heer [A.];
een brief met één bijlage gedateerd 2 februari 2010 van de Kamer van Koophandel.
5.3. Op 20 december 2010 heeft een nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Daar zijn gehoord de curator en haar advocaat alsmede de heer [A.]. Ter zitting is afgesproken dat mr. Van der Borst afschriften van de beschikkingen inzake de ondercuratelestelling van de heer en mevrouw [X.] en de statuten van de vennootschap en de Stichting Administratiekantoor in het geding zou brengen en schriftelijk zijn reactie zou geven op de genoemde brief van de heer [A.]. Deze bescheiden en bedoelde reactie zijn ontvangen op 20 januari 2011 (brief dd. 18 januari 2011).
5.4. Uitspraak is bepaald op heden.
6. De verdere beoordeling
6.1. Mr. Van der Borst, toen nog in hoedanigheid van curator over de heer [X.], heeft in het appelschrift verzocht:
Te verklaren voor recht dat het besluit tot ontbinding per 31 december 2005 van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y.] Beheer en Belegging B.V. is herroepen en dat deze vennootschap rechtens niet is ontbonden.
6.2. In zijn brief van 21 juni 2010 geeft mr. Van der Borst aan dat de stiefdochter van de heer [X.], J.F.L.A. Bakker-de Nijs, hem per 1 mei 2010 is opgevolgd als curator. Het geding wordt mitsdien op haar naam als formele procespartij voortgezet. Materiële procespartij is de heer [X.], zowel voor zichzelf als in hoedanigheid van erfgenaam van zijn echtgenote mevrouw [Z.].
6.3. In eerste instantie is de Kamer van Koophandel West-Brabant als belanghebbende aangemerkt. Thans dient te worden geoordeeld dat zij niet als zodanig valt aan te merken gelet op de maatstaf genoemd in onder meer HR 10 november 2006, LJN AY8290 en NJ 2007/45:
Bij de beantwoording van de vraag of iemand belanghebbende is, zal een rol spelen in hoeverre deze door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen.
6.4. De heer [A.], indertijd - als één van de drie bestuurders van de stichting die de aandelen hield - betrokken bij de totstandkoming van het besluit waarvan de herroeping aan de orde is gesteld, kan evenmin als zodanige belanghebbende worden aangemerkt. De heer [A.] is thans – daar zijn hij, de curator en mr. Van der Borst het over eens – geen bestuurslid meer. Hij heeft mitsdien geen eigen belang. Weliswaar is hij betrokken geweest bij het gewraakte besluit, maar hij heeft geen betrokkenheid bij de herroeping van dat besluit. Er bestaat dus geen grond hem als belanghebbende aan te merken. De omstandigheid dat mr. Van der Borst hem aansprakelijk heeft gesteld voor de gevolgen van zijn medewerking aan de totstandkoming van het ontbindingsbesluit is ontoereikend om hem aan te merken als belanghebbende in het geding tot herroeping van dat besluit. Overigens is de heer [A.] gehoord (schriftelijk en op de laatste zitting).
6.5. Het primaire verzoek.
6.5.1. In zijn brief van 18 januari 2011 vult mr. Van der Borst het verzoek en de grondslag van het verzoek aan:
in dier voege dat primair wordt verzocht te verklaren voor recht dat het besluit tot ontbinding van de besloten vennootschap [Y.] Beheer en Beleggingen B.V. geacht wordt niet genomen te zijn in de vergadering van 7 november 2005 althans dat besluit nietig te verklaren.
6.5.2. Het hof overweegt vooraf dat een wijziging van een verzoek ná de memorie van grieven in beginsel in strijd met de goede procesorde moet worden geacht. Nu er in het onderhavig geding geen sprake is van een wederpartij kan een uitzondering worden aanvaard en de wijziging van het verzoek worden toegelaten. Het hof voegt hieraan toe dat de kwestie op de tweede zitting in aanwezigheid van de heer [A.] aan de orde is gesteld.
6.5.3. In rov. 3.6 van de tussenbeschikking werd overwogen dat de datum van het in geding zijnde besluit nog niet vaststond. Uit de door de Kamer van Koophandel verstrekte informatie kan worden afgeleid dat het besluit is genomen op 7 november 2005. Het besluit is genomen door de bestuurders van de Stichting Administratiekantoor [Y.] Beheer en Beleggingen, welke stichting de aandelen in de vennootschap houdt, met de heer [X.] en mevrouw [Z.] elk houder van 50% van de certificaten van aandelen.
6.5.4. Aan het gewijzigde verzoek zijn de volgende stukken ten grondslag gelegd:
- een verklaring gedateerd 14 oktober 2005 van [B.], psychiater, houdende dat hij het echtpaar [X.] en [Z.] heeft gezien in het kader van een VM-beoordeling en dat hij daarbij heeft vastgesteld dat zij niet in staat kunnen worden geacht tot een redelijke behartiging van hun materiële belangen;
- een (tussen)beschikking van de rechtbank Breda van 8 november 2005 op het verzoek van de officier van justitie van 7 november 2005 tot verlening van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en verblijven in een verpleeginrichting van de heer [X.] en mevrouw [Z.]; Mr. Van der Borst heeft hieraan toegevoegd dat de heer en mevrouw [Z.] op diezelfde dag in dat kader ook zijn gehoord door de rechter.
- twee beschikkingen van de rechtbank Breda van 7 september 2006 waarbij, naar aanleiding van het op 15 november 2005 ontvangen en daartoe strekkende verzoekschrift, de heer [X.] en mevrouw [Z.] onder curatele zijn gesteld wegens geestelijke stoornis.
6.5.5. Ingevolge artikel 3:34 lid 1 BW wordt een met een verklaring overeenstemmende wil, van iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette. Naar het oordeel van het hof kan uit de verklaring van de psychiater het toereikende bewijs voor het ontbreken van de rechtens relevante wil afgeleid worden.
Het hof voegt hieraan toe dat blijkens de notulen van de vergadering van aandeelhouders van 7 november 2005 mevrouw [Z.] werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot, hoewel zij zelf ter vergadering aanwezig was. Een reden wordt niet vermeld, maar het laat zich denken dat dit verband houdt met de geestelijke gesteldheid van mevrouw.
6.5.6. Het uitbrengen van een stem ter vergadering van aandeelhouders is nietig in de gevallen waarin een eenzijdige rechtshandeling nietig is; een stem kan niet worden vernietigd, artikel 2:13 BW.
Het ontbreken van wil als gevolg van een geestelijke stoornis maakt de rechtshandeling vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, wordt door het ontbreken van wil echter nietig, artikel 3:34 lid 2 BW.
Een stem ter vergadering moet worden aangemerkt als een eenzijdige rechtshandeling gericht tot de rechtspersoon (zie o.a. Van der Heijden-Van der Grinten 12e druk, nr. 225, Asser 2II (de rechtspersoon), nr 145).
Aldus is een stem niet nietig maar vernietigbaar, aan welke vernietigbaarheid artikel 2:13 lid 2 BW evenwel in de weg staat.
6.5.7. In het aanvullend verzoek wordt het ontbindingsbesluit nog non-existent genoemd en wordt verzocht te bepalen dat het besluit geacht moet worden niet genomen te zijn. Het hof verwerpt het beroep op deze grondslagen. Het besluit is niet non-existent en het is wel degelijk genomen.
6.5.8. De conclusie is dat het primaire verzoek niet toewijsbaar is.
6.6. Het oorspronkelijke verzoek (rov. 6.1).
6.6.1. Naar het oordeel van het hof levert de gestelde onzekerheid over de geestesvermogens van de heer en mevrouw [Z.] op 7 november 2005, in samenhang met de daarop gevolgde ondercuratelestellingen en de door de toenmalige curator gestelde onzekerheid of het besluit wel op vanuit financiële optiek goede gronden is genomen – hij heeft onderbouwd dat het besluit financieel nadelig is voor de heer [X.] – voldoende grond om de herroeping te rechtvaardigen. Het hof neemt daarbij eerst in aanmerking dat alleen de de heer en mevrouw [Z.] (financieel) betrokken zijn bij het ontbindingsbesluit (van hun pensioen-vennootschap) en van te respecteren rechten van derden niet is gebleken. Weliswaar dienen ook in dat geval aan de mogelijkheden om te kunnen herroepen strenge eisen gesteld te worden (er moeten goede gronden voor bestaan; een enkel van mening veranderen van de stemgerechtigden is onvoldoende). Echter hoeft in dat geval niet te worden vastgesteld dat er sprake was van een geestelijke stoornis of dat en in hoeverre de herroeping financieel ernstig nadelig is. De vaststelling door het hof dat de omstandigheden waaronder het ontbindingsbesluit is genomen twijfels oproept omtrent de vraag of er wel sprake is geweest van een behoorlijke besluitvorming, rechtvaardigt reeds de herroeping.
6.6.2. Het verzoek kan mitsdien worden toegewezen.
7. De uitspraak
Het hof:
vernietigt de beroepen beschikking van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Breda, van 15 juli 2009
en
verklaart voor recht dat het besluit tot ontbinding per 31 december 2005 van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y.] Beheer en Belegging B.V. is herroepen en dat deze vennootschap rechtens niet is ontbonden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Hendriks-Jansen en Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2011.