ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ0372
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- M. Meulenbroek
- A. Den Hartog Jager
- J. Keizer
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot schorsing van een vonnis in kort geding niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben appellanten [X.] en [Y.] een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 351 Rv. Deze vordering was gericht op de schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de kantonrechter te Boxmeer, gedateerd 7 april 2009. De appellanten hadden eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, gewezen op 4 mei 2010. Het hof heeft vastgesteld dat de incidentele vordering niet ontvankelijk is, omdat artikel 351 Rv alleen de schorsing van het vonnis waarvan beroep betreft en niet van een ander vonnis. Dit betekent dat de appellanten niet in hun verzoek konden worden ontvangen.
De procedure begon met een exploot van dagvaarding op 19 mei 2010, maar de inschrijving op de rol werd niet tijdig gedaan. Dit leidde tot complicaties in de procedure, waaronder de weigering van de rolraadsheer om het herstelexploot van 14 juni 2010 in te schrijven. Uiteindelijk werd de zaak op 14 december 2010 ingeschreven, maar de appellanten hebben niet de juiste procedure gevolgd om hun incidentele vordering te onderbouwen.
Het hof heeft de appellanten veroordeeld in de kosten van het incident, die zijn begroot op € 894,= aan salaris advocaat. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 12 april 2011 voor beraad partijen, waarbij het hof heeft aangegeven dat verdere beslissingen worden aangehouden. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2011 door de zevende kamer van het hof, bestaande uit de rechters Meulenbroek, Den Hartog Jager en Keizer.