4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
(a) Bij besluit van 10 december 2001 heeft B&W van de gemeente Meijel [X.] een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een tuinkamer en het plaatsen van dakkapellen (productie 2 bij conclusie van antwoord in oppositie).
(b) Bij brief van 29 juli 2004 (productie 5 bij conclusie van antwoord in oppositie) is namens B&W van de gemeente Meijel aan [X.] meegedeeld dat bij controle op 20 juli 2004 is gebleken dat de tuinkamer in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd, en tevens dat een voormalig bijgebouw zonder vergunning intern is verbouwd tot (tweede) woning.
(c) Bij brief van 12 januari 2005 (productie 6 bij conclusie van antwoord in oppositie) hebben B&W [X.] meegedeeld dat legalisatie van de gebouwde tuinkamer niet mogelijk is en dat de bouw in overeenstemming met de verleende bouwvergunning moet worden gebracht dan wel afgebroken, terwijl het niet mogelijk is een tweede woning op het perceel [perceel] te realiseren, zodat ook die voorzieningen dienen te worden verwijderd. Dit verzoek is herhaald bij brieven van 14 juli 2005 en 29 november 2005. In deze laatste brief deelt B&W mee voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen voor het bouwen in afwijking van de verleende bouwvergunning en het bouwen zonder bouwvergunning.
(d) Bij brief van 3 januari 2006 (productie 10 bij conclusie van antwoord in oppositie) hebben B&W van de gemeente Meijel aan [X.] een last opgelegd de tuinkamer in overeenstemming met de verleende bouwvergunning te brengen en de inhoud van de woning aan de [perceel] terug te brengen naar het vergunde maximum, en is een dwangsom vastgesteld van € 6.300 per week met een maximum van € 63.000 voor het handelen op het perceel [perceel] te [plaatsnaam] in strijd met het bestemmingsplan en met artikel 40 van de Woningwet.
(e) Het door [X.] gemaakte bezwaar daartegen is ongegrond verklaard (productie 12 bij conclusie van antwoord in oppositie).
(f) De rechtbank Roermond heeft [X.] bij vonnis van 29 september 2006 (productie 18 bij conclusie van antwoord in oppositie) in het tegen dat besluit ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
(g) De gemeenteraad van de gemeente Meijel heeft op 29 januari 2007 een motie aangenomen over het "Vergunningen- en handhavingsbeleid RO" (productie A bij dagvaarding in eerste aanleg). Daarin is onder meer opgenomen dat normafwijkend gedrag in het kader van de ruimtelijke ordening in principe voor legalisatie in aanmerking kan komen onder in die motie nader omschreven voorwaarden.
(h) Bij brief van 18 september 2007 heeft B&W aan [X.] meegedeeld dat het genoodzaakt is het verbeurde bedrag van € 63.000 te innen. Daaraan wordt in de brief onder het kopje "Betalingstermijn" toegevoegd:
"Normaliter wordt een betalingstermijn van 3 weken gesteld. Wij hebben besloten hiervan af te wijken en de betalingstermijn te stellen op 1 januari 2008. Het college heeft namelijk op 29 januari 2007 van de gemeenteraad de opdracht gekregen om te kijken hoe handhavingszaken, die voor 1 januari 2007 zijn opgestart, kunnen worden gelegaliseerd. Uw zaak valt onder deze motie.
Op dit moment is er nog geen concreet zicht op legalisatie, maar de verwachting is dat er voor 1 januari 2008 meer duidelijkheid komt over dit onderwerp binnen het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied". Door de betalingstermijn op 1 januari 2008 te stellen wordt rekening gehouden met de motie."
(i) Bij brief van 28 december 2007 (productie D bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft [X.] B&W verzocht om uitstel van betaling totdat er duidelijkheid is ten aanzien van de procedures rondom het nieuwe bestemmingsplan buitengebied en de uitwerking van de motie van 29 januari 2007, en verzocht "mijn handhavingprocedure op gelijke wijze te behandelen als alle andere situaties welke bekend zijn bij het college".
(j) Bij brief van 8 januari 2008 (productie C bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft B&W in antwoord op de brief van 28 december 2007 van [X.] het verzoek tot betaling herhaald. In die brief merkt B&W onder meer op:
"In uw brief van 28 december 2007 verzoekt u om op gelijke wijze behandeld te worden als alle andere situaties (lees: alle handhavingsgevallen die vallen onder de motie van 29 januari 2007). Uw zaak vergelijken met de andere zaken is niet mogelijk omdat de andere zaken in een niet zo ver gevorderd stadium waren ten tijde van het indienen van de motie (noot: er waren nog geen bestuursrechtelijke maatregelen (bestuursdwang/dwangsom) toegepast). Sterker nog: uw zaak was op 29 januari 2007 al afgerond."
(k) In een brief van de VROM-inspectie regio Zuid van 5 maart 2008 (productie N bij dagvaarding in eerste aanleg) merkt de inspectie in een verslag over een gesprek met de gemeente Meijel op 18 december 2007 onder meer op:
"Tijdens dit gesprek heeft de VI-Zuid aangegeven zich zorgen te maken over de onoverzichtelijke en onduidelijke situatie die ten gevolge van het besluit van de Raad is ontstaan met betrekking tot de vergunningverlening en handhaving op het gebied van het ruimtelijk beleid. Het door uw Raad op 7 juli 2003 vastgestelde handhavingbeleid is duidelijk en zou dan ook toegepast moeten worden op de overtredingsgevallen. U heeft echter aangegeven niet handhavend te zullen optreden zolang het nieuw te formuleren beleidskader, dat opgenomen wordt in de voorgenomen herziening bestemmingsplan buitengebied, nog niet gereed is. Dit nieuwe beleidskader zal als toetsingskader dienen voor de overtredingsgevallen.".
(l) [X.] is op 7 maart 2006 tot wethouder van de gemeente Meijel benoemd.
Tegen hem is in de vergadering van de gemeenteraad van Meijel van 28 januari 2008 een motie van wantrouwen (productie 25 bij conclusie van antwoord in oppositie) aangenomen en [X.] is met onmiddellijke ingang ontslag als wethouder verleend. Daarbij is ter motivering overwogen dat [X.] tot wethouder is benoemd omdat hij had toegezegd zich te conformeren aan de uitspraak van de rechter aangaande het geschil met de gemeente Meijel, dat hij in de raadsvergadering van 24 september 2007 heeft toegezegd de dwangsom van € 63.000 voor 1 januari 2008 te betalen, maar dat niet heeft gedaan, en dat het zich niet houden aan gemaakte afspraken en de handelwijze om niet te betalen niet past bij de integriteit van een wethouder.
(m) Op 4 maart 2008 is aan [X.] een dwangbevel betekend tot betaling van eerder genoemde € 63.000 (productie 26 bij conclusie van antwoord in oppositie).
(n) Bij brief van 1 april 2009 (productie 35 bij memorie van grieven) is [X.] namens B&W van de gemeente Meijel uitgenodigd voor een gesprek om te bezien of er mogelijkheden waren de situatie van [X.] te legaliseren. Ook wordt meegedeeld dat ten aanzien van de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening een externe kwaliteitscommissie zal worden ingeschakeld.
(o) Bij brief van 23 september 2009 (productie 36 bij memorie van grieven) heeft B&W van de gemeente Meijel (naar aanleiding van het advies van de externe kwaliteitscommissie) aan [X.] meegedeeld dat het voor het legaliseren van de tuinkamer noodzakelijk is dat een aanvraag om een reguliere bouwvergunning wordt ingediend, terwijl wat betreft de berging het gebruik en de zonder bouwvergunning uitgevoerde werkzaamheden met een projectbesluit met bouwvergunning moeten worden gelegaliseerd, waarvoor een verzoek moet worden ingediend.
(p) Bij brief van 30 september 2009 (productie 47 memorie van grieven) is namens de gemeente Meijel aan [X.] meegedeeld dat het advies van de externe kwaliteitscommissie het standpunt van het college bevestigt dat in elk geval de bestaande bebouwing en het gebruik van de berging als tweede woning niet voor legalisatie in aanmerking komt, en dat het college geen aanleiding ziet om van de invordering van de verbeurde dwangsommen af te zien
(q) [X.] heeft op 19 november 2009 een bouwvergunning ingediend met ruimtelijke onderbouwing.
(r) In antwoord hierop heeft de gemeente Peel en Maas (inmiddels rechtsopvolgster van de gemeente Meijel) bij brief van 29 januari 2010 (productie III bij memorie van antwoord) een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld bij de ruimtelijke onderbouwing.