4.1. De grieven richten zich niet tegen de door de rechtbank in rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het tussenvonnis vastgestelde feiten, zodat het hof die ook in dit hoger beroep tot uitgangspunt neemt. Het hof zal de feiten - voor zover in hoger beroep relevant - hierna duidelijkheidshalve herhalen en aanvullen.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a) Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten, waarbij [Y.] van [X.] heeft gekocht de bedrijfshal met kantoren, ondergrond, erf en toebehoren aan het adres [perceel A.]/[perceel B.] te [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor een prijs van € 1.925.000,=. In de koopakte is vermeld dat het verkochte mede roerende zaken bevat die [Y.] voor de berekening van de overdrachtsbelasting waardeert op € 125.000,=.
b) De koopovereenkomst is door partijen getekend op 25 maart 2004. In die overeenkomst staat vermeld dat deze is gesloten op 3 maart 2004 en dat de onroerende zaak vrij van beslagen, hypotheken en huur zal worden geleverd.
c) Artikel 3 lid 2 van de koopovereenkomst houdt in:
“1. De akte van levering zal gepasseerd worden op 1 juli 2004 of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen, ten overstaan van notaris (of diens plaatsvervanger) mr. [A.] of notaris verbonden aan notariskantoor [B.] (...).
2. Verkoper staat in voor zijn bevoegdheid tot verkoop en tot eigendomsoverdracht ten tijde van het passeren van de akte van levering.”
d) Artikel 10 van de koopovereenkomst houdt in:
“Ingebrekestelling, ontbinding
1. Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden (…) Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van eenhonderd tweeënnegentigduizend vijfhonderd euro (EUR 192.500,00) verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
2. Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de overeenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in 10 lid 1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie pro mille van de koopprijs, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal. (…)
3. (…)
e) De aan [X.] gelieerde besloten vennootschappen Brabants Aannemingsbedrijf B.V. en Jorhu Beheer B.V. verkeerden in 2004 in staat van faillissement. De heer mr. M.C.J. Houben was curator in beide faillissementen.
f) Op 12 maart 2004 is door de curator ter verzekering van zijn - op 6 november 2003 in rechte ingestelde - vordering op [X.] wegens bestuurdersaansprakelijkheid conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak. Het proces-verbaal van beslaglegging is op 25 maart 2004 overbetekend aan [X.]. De curator heeft tevens executoriaal beslag gelegd op de onroerende zaak voor een vordering op [X.] tot betaling van proceskosten waartoe [X.] was veroordeeld.
g) Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst was de onroerende zaak deels verhuurd en belast met twee hypotheken: een recht van eerste hypotheek ten gunste van de Rabobank en een recht van tweede hypotheek ten gunste van Holding [C.].
h) Op 25 juni 2004 heeft [X.] de transporterend notaris meegedeeld niet aan de levering te zullen meewerken. [Y.] heeft [X.] bij brief van 28 juni 2004 in gebreke gesteld. Daarbij heeft [Y.] [X.] in de gelegenheid gesteld om alsnog binnen acht dagen na te komen en ingeval van niet-nakoming door [X.] aanspraak gemaakt op betaling van de contractuele boete.
i) Levering heeft niet plaatsgevonden.
j) [Y.] heeft [X.] in kort geding beetrokken. Bij vonnis van 29 augustus 2004 heeft de voorzieningenrechter ‘s-Hertogenbosch de vordering van [Y.] tot levering afgewezen. Dit vonnis is bekrachtigd bij arrest van dit hof van 20 september 2005.
k) De vorderingen van de curator op [X.] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid zijn bij vonnis van 24 mei 2006 door de rechtbank ’s-Hertogenbosch afgewezen. Deze vonnissen zijn door dit hof bekrachtigd bij arrest van 16 september 2008.