ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ3572

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.079.199
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pellis
  • P. Pouw
  • A. Veldman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling en toekenning van de schone lei

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante [X.]. De rechtbank had eerder vastgesteld dat [X.] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot het niet verlenen van de 'schone lei'. [X.] ging hiertegen in beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2011 werd [X.] bijgestaan door haar advocaat, mr. T.P.M. Kouwenaar, terwijl de bewindvoerder afwezig was.

Het hof heeft de relevante stukken van de eerste aanleg en het eindverslag van de bewindvoerder in overweging genomen. De rechtbank had geoordeeld dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigde op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend werd. Het hof oordeelde echter dat [X.] niet toerekenbaar tekortgeschoten was, aangezien zij gedurende de looptijd van de regeling aan haar verplichtingen had voldaan en geen onterecht verkregen middelen had ontvangen. Het hof concludeerde dat de schenking van € 2.000,- die [X.] had ontvangen, niet als een tekortkoming kon worden aangemerkt, gezien haar financiële situatie en de besteding van het bedrag aan noodzakelijke uitgaven.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verleende aan [X.] alsnog de 'schone lei', waarmee de schuldsaneringsregeling op een correcte wijze werd beëindigd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden van de schuldenaar en de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke situatie bij het vaststellen van tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 28 april 2011
Zaaknummer: HV 200.079.199/01
Zaaknummer eerste aanleg: R07/1031
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te ’s-Hertogenbosch
appellante,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. T.P.M. Kouwenaar.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 20 december 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 december 2010, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en haar alsnog de “schone lei” te verlenen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 april 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door mr. Kouwenaar;
Mevrouw E.M. van Ooijen, hierna te noemen: de bewindvoerder is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 30 november 2010;
- de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de advocaat van [X.];
- het eindverslag van de bewindvoerder d.d. 20 september 2010, ingekomen ter griffie van het hof op 12 januari 2011;
- de nadere stukken van de advocaat van [X.], ingekomen ter griffie op 4 maart 2011;
- het faxbericht met bijlage van de bewindvoerder d.d. 13 april 2011.
3. De beoordeling
3.1. Bij vonnis van 5 november 2007 is ten aanzien van [X.] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De looptijd van het saneringsplan is bij het voornoemde vonnis bepaald op drie jaren, te weten tot 5 november 2010.
3.2. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft verstaan dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Daar inmiddels de looptijd van de schuldsaneringsregeling was verstreken, heeft de rechtbank tevens haar eindoordeel gegeven. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [X.] geen “schone lei” is verleend.
[X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3. [X.] heeft in het beroepschrift - kort samengevat - aangevoerd dat zij van mening is dat zij niet toerekenbaar is tekortgeschoten, althans dat de verweten tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing dient te blijven en dat, conform het eerdere advies van de (waarnemend) rechter-commissaris, aan haar de “schone lei” dient te worden verleend. In dit verband heeft [X.] onder meer gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat door [X.] niet aannemelijk (c.q. inzichtelijk) is gemaakt dat er sprake was van een schenking van € 2.000,- In redelijkheid kan haar niet worden verweten dat zij destijds deze schenking niet heeft gebruikt om haar schulden te betalen. Andere schenkingen heeft [X.] niet ontvangen, ter onderbouwing van welke stelling door haar onder meer een bankafschrift d.d. 11 juli 2007 van de Rabobank [vestigingsnaam] en Omstreken in het geding is gebracht.
3.3.1. Hieraan heeft [X.] ter zitting - kort samengevat - toegevoegd, dat al langere tijd bij de bewindvoerder bekend was dat [X.] een schenking heeft gehad van € 2.000,-. Ook heeft, aan de hand van een kort overzicht van haar levensgeschiedenis, [X.] – nog eens – een beeld geschetst van haar financiële, sociale en gezinsproblematiek, daarbij onder meer wijzend op de grote problemen in verband met haar dochter. De door [X.] in januari 2010 tegen haar broers en zuster geëntameerde procedure in het kader van de verdeling van de nalatenschap van de in juni 2009 overleden moeder van betrokkene(n), is op dit moment nog steeds aanhangig, aldus [X.] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep.
3.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.4.1. Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.4.2. [X.] heeft gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling. Zij heeft € 17.500,- overgemaakt aan de boedelrekening op een schuldenlast van € 25.000,-. De schenking van € 2.000,- heeft plaatsgevonden bijna een jaar, althans geruime tijd vóór het begin van de looptijd van de schuldsaneringsregeling. [X.] leefde toen al geruime tijd op een minimum bestaansniveau en had daarbij een dochter die veel problemen had. Het hof is van oordeel dat in het licht van deze omstandigheden aan [X.] niet te verwijten valt dat zij de schenking van € 2.000,- heeft besteed ten behoeve van de - gewone gang van de -huishouding zoals de aanschaf van een personal computer met printer en het betalen van een rekening van de dierenarts.
3.4.3. Uit de door haar in het geding gebrachte bankafschriften leidt het hof af, dat, zoals door haar in hoger beroep is betoogd, [X.] geen aandeel heeft gehad in/van het bedrag van € 23.000,-.
Naar het oordeel van het hof is op 4 juli 2007 een bedrag van € 23.000,- overgeboekt van Rabobanknummer [rekeningnummer 1.] (welk banknummer wordt genoemd in de Aangifte recht van successie in verband met de nalatenschap van de in april 2007 overleden vader van [X.]) naar Rabobanknummer [rekeningnummer 2.] (welk banknummer eveneens in voornoemde aangifte wordt genoemd en dat ten name stond van “Erven [Y.] eo [Z.]). Vervolgens is dit bedrag op 5 juli 2007 overgemaakt op een bankrekening van een broer van [X.]. Blijkens de door [X.] ingebrachte processtukken in verband met de door haar geëntameerde erfrechtelijke procedure ging het hierbij - aanvankelijk - om een lening aan een broer van [X.], mede ten aanzien waarvan [X.] heeft gesteld dat deze behoort tot de gemeenschap die is ontstaan als nalatenschap van haar (later) overleden moeder. Daarmee acht, ook gelet op het gestelde in Model J bij genoemde aangifte successie, het hof het voorshands voldoende aannemelijk dat [X.] niet meer dan een bedrag van € 2.000,-. heeft gekregen in het eerste kwartaal van 2007, meer in het bijzonder januari 2007.
3.4.4. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] ten onrechte heeft beëindigd zonder toekenning van de “schone lei”, nu [X.] niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Aan [X.] dient derhalve alsnog de “schone lei” te worden verleend.
3.4.5. Wat betreft de nog aanhangig zijnde erfenisrechtelijke zaak, draagt het hof [X.] op om de bewindvoerder op de hoogte te houden van het verloop en, uiteraard, de uiteindelijke uitkomst hiervan. Vervolgens kan de bewindvoerder op basis van artikel 194 Fw juncto artikel 356 lid 4 Fw overgaan tot vereffening en verdeling van de eventueel nagekomen baat.
3.5. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en aan [X.] zal alsnog de “schone lei” worden verleend.
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
stelt vast dat [X.] niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst met toepassing van artikel 358 lid 1 Fw;
verleent aan [X.] alsnog de “schone lei.
Dit arrest is gewezen door mrs. Pellis, Pouw en Veldman en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2011.